Casuscolleges bestuursrecht
Week 1
Bestreden besluit = in het bestuursrecht procedeer je altijd tegen besluiten.
Kortweg is een bestreden besluit het besluit waartegen je in bezwaar of
beroep gaat.
Wat is de kernvraag: is het bestuur van de stichting een b-bestuursorgaan met
buitenwettelijk openbaar gezag?
Juridisch kader
Algemeen = bestuursorgaan: art. 1:1 Awb
Rechtsoverweging 5.1 uitspraak ABRvS: b-orgaan, art 1:1, eerste lid, aanhef en
onder b, Awb: buitenwettelijk openbaar gezag. Het gaat dan om publieke taak
jurisprudentie.
a-orgaan: ‘een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is
ingesteld’.
Publiekrechtelijke rechtspersoon, art 2:1 lid 1 BW: staat, provincies,
gemeente, waterschappen, lichamen met vo bevoegdheid ex Grondwet.
Publiekrechtelijke rechtspersoon, art 2:1 lid 2 BW: rechtspersoon indien dit
uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
Voorbeelden a-orgaan
- Artikel 110 wet op het notarisambt
o 1. Er is een bureau financieel toezicht, dat gevestigd is te Utrecht.
Het bureau bezit rechtspersoonlijkheid.
Wet geeft rechtspersoonlijkheid = publiekrechtelijke
rechtspersoonlijkheid
o 3. Het bestuur van het bureau is belast met de algemene leiding
van het bureau en met het beheer en de beschikking over zijn
vermogen.
‘iemand’ binnen de rechtspersoon wordt genoemd/krijgt een
taak = a-orgaan.
- Art 2 geneesmiddelenwet
o 1. Er is een college ter beoordeling van geneesmiddelen
o 2. Het college heeft zijn zetel in een door onze minister te bepalen
gemeente
Wet geeft geen rechtspersoonlijkheid. Dus geen
publiekrechtelijke rechtspersoon. Maar is het dan toch een a-
orgaan? ja, want het is een orgaan van het
publiekrechtspersoonlijke rechtspersoon de staat.
b-orgaan: ‘een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed’.
Privaatrechtelijke rechtspersoon, art 2:3 BW (limitatief): vereniging,
coöperatie, NV, BV en stichting en onderlinge waarborg.
Hoofdregel: persoon of (onderdeel van) een privaatrechtelijke rechtspersoon met
een publiekrechtelijke bevoegdheid blijkend uit een wettelijk voorschrift.
Uitzondering: persoon of (onderdeel van) privaatrechtelijke rechtspersoon met
buitenwettelijk openbaar gezag.
Dus hoe kom je als b-orgaan aan openbaar gezag?
Je hebt via een wettelijke regeling (provinciale, gemeentelijke, wettelijk)
een taak toebedeeld gekregen tot eenzijdig bindend handelen. Dit gaat dan over
,boetes opleggen, uitkeringen geven, subsidies verstrekken. Dat staat in het
wettelijk voorschrift.
Als dat is door middel van de praktijk, dus geen wettelijk voorschrift, dat is
buitenwettelijk openbaar gezag. Heel soms kan je je dan kwalificeren als
bestuursorgaan.
Voorbeelden ‘wettelijk’ openbaar gezag
- Artikel 83 lid 1 wegenverkeerswet 1994: APK-erkenninghouder
o De dienst wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of
rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd
is keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en
aanhangwagens.
- Artikel 9c bankwet 1998: DNB N.V.
o 1. De bank is bevoegd tot oplegging van een last onder
dwangsom ter handhaving van: …
Verkrijging van een bevoegdheid kan door attributie (10:22 en 23), delegatie
(10:13 t/m 21) of mandaat (10:1 t/m 12).
Voorbeelden attributie van bestuursbevoegdheid
- Artikel 83 lid 1 wegenverkeerswet 1994: APK-erkenninghouder
o De dienst wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of
rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze
gerechtigd is keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en
aanhangwagens.
- Artikel 9c bankwet 1998: DNB N.V.
o De bank is bevoegd tot oplegging van een last onder
dwangsom ter handhaving van …
- Artikel 2:9 APV Leiden straatartiest
o De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot
bepaalde dagen en uren.
Voorbeeld delegatie van bestuursbevoegdheid
- Artikel 156 gemeentewet
o De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde
bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van
de bevoegdheid zich daartegen verzet.
Wie zijn de partijen in een bestuursrechtelijk geschil? Altijd een natuurlijk persoon
of rechtspersoon (1:2 Awb), tegen het bestuursorgaan dat het bestreden besluit
heeft genomen (1:1 Awb).
Opgave 3
a. Benoem op basis van de conclusie van Widdershoven wat
problematisch is aan het ‘buitenwettelijk b-orgaanbegrip’ en leg
uit waarom dit zo is.
Wat is de publieke taak? Er wordt ook wel gezegd dat het privaatrechtelijke een
doorgeefluik is. Het is niks, het geeft alleen door. Stel je hebt de overheid, dan
heb je een doorgeefluik wat niks is, bijvoorbeeld een stichting. Door het luik geeft
de overheid geld aan de burger. Dat kan die ook doen zonder het luik, gewoon
rechtstreeks. Als die dat rechtstreeks zou doen dan is het een besluit van een a-
orgaan. Op dat besluit zijn dan bestuursrechtelijke normen van toepassing en er
is bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Maar doordat dat luik ertussen zit, de
,stichting, is het privaatrecht. Het is geen overheid. Doordat je het door een luik
geeft verandert alles. Waar het eerst allemaal bestuursrecht was, is nu het stukje
van de overheid tot de stichting bestuursrecht, en daarna privaatrecht.
Wanneer vinden we het alleen doorgeefluik en wanneer is het meer dan
alleen een doorgeefluik? Als het zelfs verder niks doet dan is het een
doorgeefluik. Als het zelf wel nog wat doet, dingen veranderen, dan wordt het
steeds afstandelijker van de overheid. Hoe nauwer de band tussen de overheid
en de stichting, hoe minder zelfstandig de stichting is, des te groter is de kans
dat het een doorgeefluik is.
Wat was de publieke taak jurisprudentie voor de Schiphol-uitspraak? De
overheid geeft geld, de overheid bepaalt de voorwaarden waaronder en het doel
waaraan dat geld moet worden besteed. Doordat de overheid dat op die manier
doet zegt die eigenlijk dat die het belangrijk vind dat mensen het geld krijgen. En
is het een overheidstaak geworden. Niet zomaar een overheidstaak, de stichting
doet dat op een manier die eigenlijk eenzijdig is. Dat riekt naar openbaar gezag.
Het enige wat ontbreekt is dat er een regel/wet is die zegt dat de stichting het
geld mag uitdelen onder die bepaalde voorwaarden. Feitelijk is dit wel wat er
gebeurd. In de statuten staat hoe het moet. Maar die zijn privaatrechtelijk. In
theorie konden ze geen b-orgaan worden, die heeft een wettelijk openbaar gezag
nodig. De rechter zit met het probleem dat die niet bevoegd is. Maar die zegt dat
dat de praktijk bedoeld een wettelijke regeling te maken. Het wordt alsnog een
bestuursorgaan. De mate van het geld en hoe nauwer de band tussen de
overheid en stichting (hoe nauwer de band), hoe meer het een doorgeefluik is.
Dan is het feitelijk de overheid.
Overheid laat privaatrechtelijke rechtspersoon aan een bepaalde
doelgroep verstrekkingen uitleend overheid bepaalt criteria en verstrekte in
overwegende mate geld dus: taak blijkbaar aan zich getrokken; daartoe fonds
laten oprichten dus bestuursorgaan.
Juridisch is het een probleem omdat je afwijkt van het legaliteitsbeginsel.
Normaal gezien kan de overheid alleen wat doen via een wettelijk voorschrift en
onder de voorwaarde van een wettelijk voorschrift. Wij willen als burger zelf
bepalen welken rechten en plichten wij kunnen afroepen. Door een democratisch
gelegitimeerde wetgever. Dit wordt gedaan door de rechter en het bestuur,
helemaal niet democratisch gelegitimeerd. Die maken ergens een
bestuursorgaan van.
Wat zegt de literatuur
- Tegenstanders: jurisprudentie is problematisch!
o In strijd met legaliteitsbeginsel
o Ondoorzichtig bestuur wordt juist gelegitimeerd in plaats van
afgestraft
o De criteria zijn te vaag: leidt tot rechtsonzekerheid
- Voorstanders:
o Bestaansreden van publieketaakjurisprudentie: publiekrechtelijke
normering en rechtsbescherming
o Bruikbare en flexibele organisatievorm ivm deskundigheid
o Legaliteitsbeginsel geldt niet in volle omvang voor presterend
bestuur
Dus waarom is publieketaakjurisprudentie problematisch?
1. In strijd met legaliteitsbeginsel
a. Probleem vanuit rechtsstatelijk oogpunt: wetmatigheid van bestuur
en rechtszekerheid.
, 2. Legitimeert ondoorzichtig bestuur
a. In een rechtsstaat moet de overheid herkenbaar zijn: ism
wetgevingsbeleid.
3. De criteria zijn te vaag
a. Draagt niet bij aan herkenbaarheid overheid.
b. Beschrijf de criteria waaraan moet worden voldaan om te
kwalificeren als een ‘buitenwettelijk b-orgaan’
Wat zijn de criteria volgens de uitspraak?
b-orgaan: overheidstaak door middel van publiekrechtelijke bevoegdheid
toegekend (= bij wettelijk voorschrift). Dit is de hoofdregel. Dus
legaliteitsbeginsel. Maar uitzondering mogelijk:
1. ‘bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke
uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden
verstrekken’ (leistungsverwaltung, presterend bestuur). Als we de burgers
iets geven in geld of in natura.
2. Inhoudelijke vereiste: de criteria voor de geld-verstrekking in kwestie
moeten in beslissende mate door één of meer a-organen worden bepaald.
3. Financieel vereiste: de financiering van de verstrekking moet in
overwegende mate (2/3 of meer) afkomstig zijn van één of meer a-
organen.
Het criterium van publieke taak geld niet meer.
Omdat het eerste vereiste nog geld, alleen maar bij geld geven, betekent dat dat
bij inbreuk maken op rechten nooit de uitzondering zal gelden. Dit is nooit een
uitzondering op het legaliteitsbeginsel. Buitenwettelijk openbaar gezag kan dus
niet bij een eingriffsverwaltung: eenzijdige beperking van rechten en vrijheden
van burgers, ingrijpend bestuur.
c. Volgens Hans Peters (annotatie AB klassiek) lijken deze criteria
eenvoudig maar zijn ze dat niet. Beschrijf wat er volgens hem
problematisch aan is.
- In overwegende mate overheidsfinanciering (vanaf 2/3)
o Hoe bepaal je het totaal en daarvan 2/3?
- In beslissende mate zeggenschap over bestedingscriteria:
o Geen inhoud maar zeggenschap! Gaat er niet om dat de norm ruim
of vaag is, maar dat of de norm bepaald is door de overheid. Ff het
criterium door de overheid is vastgesteld. Bijvoorbeeld dat het door
de overheid is vastgesteld dat het voor schrijnende gevallen is.
o Grens doorgeefluik (publieke taak) en eindadressaat (bijvoorbeeld
bij subsidie, in beginsel geen publieke taak). Probleem is de
formulering van subsidievoorschriften.
d. Beargumenteer waarom het uitoefenen van een publieke taak
geen relevant criterium is voor de vraag of een entiteit een
buitenwettelijk b-orgaan is. Gebruik hiervoor de conclusie van
Widdershoven.
Paragraaf 4.8-4.10 conclusie Widdershoven en r.o. 5.2 ABRvS
ABRvS: het is niet nodig: via inhoudelijke en financiële band. Als die band sterk
genoeg is, is het voldoende om als b-orgaan aangemerkt te worden. Publieke
taak als apart criterium is dan niet nodig. Waarom? Conclusie Widdershoven: het
is te vaag als zelfstandig criterium. Als je politiek links bent vind je veel meer
dingen een publieke taak dan als je rechts bent. Het veranderd ook in de loop
van de tijd. Bovendien is de rechtspraak niet consistent.
e. In zijn annotatie in de AB klassiek beschrijft Hans Peters de
spanning die kan ontstaan door het technisch toepassen van de