Arresten arbeidsrecht collectief
Week 1!
!
HR Boonen/Quicken!
De rechtbank heeft miskend dat ingevolge art. 12 Wet CAO “elk beding” dat strijdig is met een cao
waaraan beide partijen gebonden zijn nietig is en dat in plaats van het beding de bepaling van de
cao gelden. Dit geldt tevens wanneer ervan moet worden uiteengegaan dat de cao een
minimumgarantie biedt en dat bedingen die ten gunste van de werknemer afwijken geldig zijn. De
rechtbank had voorts moeten onderzoeken of hetgeen ten aanzien van overwerk in de
arbeidsovereenkomst is bepaald gunstiger is dan hetgeen in de cao is bepaald. Dat brengt met
zich dat het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen salaris en overwerk niet als één geheel
moet worden beschouwd. Tevens heeft de rechtbank uit het oog verloren dat door het maken van
een dergelijke vergelijking, het van het aantal in feite gewerkte overuren afhangt of het in de
arbeidsovereenkomst dan heit n de cao bepaalde voor de werknemer gunstiger is. Dit strookt niet
mer de eisen van rechtszekerheid, aangezien op grond van deze uitleg de bepalingen van de
arbeidsovereenkomst de ene maand wel en de andere maand niet als geldig zou moeten worden
aangemerkt.!
!
HR Teunissen & Verkerk/Welter’s!
Overeenkomstig het arrest Boonen/Quicken is ingevolge art. 12 Wet CAO elk beding dat strijdig is
met een cao waaraan beide partijen gebonden zijn, nietig. In plaats van zodanig beding gelden de
bepalingen van de cao. Het hof had dan ook moeten onderzoeken of hetgeen in de
arbeidsovereenkomst met betrekking tot overwerk is overeengekomen gunstiger is dan hetgeen in
de cao is bepaald. Anders dan het hof heeft gedaan, dienen salaris en overwerk niet als één
geheel te worden beschouwd, maar afzonderlijk. Dat het totaal aan in de arbeidsovereenkomst
overeengekomen salaris meer is dan waar Teunissen en Verkerk op basis van de cao minimaal
recht op hadden doet er niet toe, het gaat erom dat zij minimaal de overwerkvergoeding krijgen
waar ze op basis van de cao recht op hebben. Het omstreden beding, dat in de uitleg die het hof
daaraan heeft gegeven, neerkomt op een forfaitaire maandelijkse vergoeding voor overwerk, moet
als ongeldig worden aangemerkt in zoverre het niet voorziet in een bijkomende vergoeding over
maanden waarin werknemer een zodanige hoeveelheid overuren hebben gewerkt dat zij beter uit
zouden zijn geweest met het salaris en de vergoeding van dat overwerk die hun ingevolge de CAO
minimaal zou toekomen. Wat op grond van de cao op enig moment beter is dan de afspraak uit de
arbeidsovereenkomst, kan de werknemer alsnog verkrijgen. De werknemer heeft, aldus de Hoge
Raad, over die maanden aanspraak op aanvulling van hun bedongen vergoeding tot het bedrag
dat de werknemer hem volgens de cao minimaal zou toekomen. Kortom: aanvulling van het tekort,
niet nietigverklaring van de afwijkende afspraak. Een vergelijking van de verkregen bedragen met
die uit de cao over de gehele periode, zoals het hof had gedaan, is dus in strijd met de uitleg die
aan art. 12 Wet Cao moet worden gegeven.!
!
!
1 van 12
, Arresten arbeidsrecht collectief
HR DSM/Fox!
Tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende
overgang. Enerzijds heeft ook bij toepassing van de Haviltexnorm te gelden dat, indien de inhoud
van een overeenkomst in een geschrift is vastgelegd, nog afgezien van het bepaalde in art. 3:36
BW in de verhouding tot derden, de argumenten voor een uitleg van dat geschrift naar objectieve
maatstaven aan gewicht winnen in de mate waarin de daarin belichaamde overeenkomst naar
haar aard meer is bestemd de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de
contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen
kennen en het voor de opstellers voorzienbare aantal van die derden groter is, terwijl het geschrift
ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen.Anderzijds leidt de CAO-norm niet tot
een louter taalkundige uitleg. Hier is sprake van een uitleg naar objectieve maatstaven, waarbij
onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de
aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke
tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de CAO behorende
schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de CAO worden betrokken. Indien de bedoeling van
de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen en de eventueel
daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers
die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook
daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn
telkens alle omstandigheden van het concrete geval van beslissende betekenis, gewaardeerd naar
hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Ten behoeve van de
werkbaarheid voor de praktijk en van de toetsbaarheid van het rechterlijk oordeel in cassatie, heeft
de Hoge Raad een uitwerking van die vage norm gegeven voor de boven aangegeven, in het
maatschappelijk verkeer vaak voorkomende, typen van gevallen. In deze typologie heeft de CAO-
norm betrekking op geschriften en verhoudingen waarvan de aard meebrengt dat bij die uitleg in
beginsel objectieve maatstaven centraal dienen te staan. Opmerking verdient ten slotte dat zowel
aan de CAO-norm als aan de Haviltexnorm de gedachte ten grondslag ligt dat de uitleg van een
schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis
van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die
deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring
van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak
wel van groot belang.!
!
HR Abvakabo FNV/UK!
Bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden uit een cao waaraan de werknemer en de werkgever op
grond van art. 9 lid 1 Wet CAO gebonden zijn geraakt, zijn deel gaan uitmaken van de tussen hen
bestaande arbeidsovereenkomst. Uit het systeem van de Wet CAO vloeit dan voort dat die
bepalingen, na afloop van de desbetreffende cao, tussen hen blijven gelden, behoudens
andersluidende individuele of collectieve afspraken (HR Stichting Rode Kruis Ziekenhuis/Te Riet).
Een minimum-cao kenmerkt zich hierdoor dat collectief is afgesproken dat het de werknemer en de
werkgever vrij staat om voor de werknemer gunstiger individuele afspraken te maken dan die
welke reeds gelden op basis van de cao. Daarmee strookt niet, behoudens andersluidende
bepalingen in een dergelijke cao, dat die cao, bij inwerkingtreding, reeds voordien geldende, voor
de werknemer gunstiger arbeidsvoorwaarden buiten werking zou stellen. Daarbij is niet van belang
of die arbeidsvoorwaarden al dan niet hun oorsprong vinden in een eerder geldende, doch
inmiddels geëxpireerde cao.!
!
!
2 van 12