2.1.5 - Deel B
Inhoudsopgave
Psychopathologie 1 DONE............................................................................................................................. 1
Psychopathologie 2 DONE............................................................................................................................. 3
Psychopathologie 3 DONE............................................................................................................................. 5
Veerkracht 1 DONE....................................................................................................................................... 7
Veerkracht 2 DONE....................................................................................................................................... 9
Veerkracht 3 DONE..................................................................................................................................... 16
Veerkracht 4 DONE..................................................................................................................................... 19
Veerkracht 5 & 6 DONE............................................................................................................................... 22
Veerkracht 7 DONE..................................................................................................................................... 24
Psychopathologie 1 DONE
Je hebt inzicht in het ontstaan van psychische problemen; je kan daarbij globaal aangeven
welke biologische, sociale en psychologische determinanten een rol spelen. - Je kan met
,behulp van een voorbeeld uitleggen wanneer en in hoeverre sociale, cognitieve,
gedragscognitieve, behaviouristische, biologische, psychodynamische en humanistische
determinanten een rol spelen bij het ontstaan van psychische problemen.
Afwijkende emoties, gedachten of gedragspatronen vallen onder psychische problemen. Je
kunt deze bekijken vanuit drie (4) perspectieven: het biologische perspectief, het
psychologische perspectief en het sociaal-culturele perspectief.
Perspectieven op afwijkend gedrag
Het biologische perspectief: biologische factoren als een verstoorde werking van de
neurotransmitters in de hersenen, erfelijkheid en onderliggende afwijkingen in de hersenen
spelen een rol bij het ontstaan van afwijkend gedrag.
Behandeling:
Medicatie
EMDR (= therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een
schokkende ervaring zoals een ongeval of geweldsincident)
Neurofeedback (= is een methode gericht op het veranderen van hersenactiviteit,
gebaseerd op het lerende vermogen van het brein)
Elektroshock (= is een behandeling van patiënten waarbij door middel van het
opwekken van een epileptisch insult, uitgelokt door een stroomstoot door het hoofd
om bepaalde psychiatrische aandoeningen te behandelen)
Neuron - neurotransmitters - synaps (smalle spleet) - neurotransmitters - neuron
Het psychologische perspectief: afwijkend gedrag heeft psychologische oorzaken die
berusten op onderliggende psychische krachten in de persoonlijkheid. Verschillende
psychologische verklaringen en behandeling van stoornissen:
1. Leertheorie/behaviorisme = De leertheorie suggereert dat depressie een gevolg is
van een storing in het evenwicht tussen gedrag en bekrachtiging (aangeleerd
gedrag). De motivatie van een persoon gaat verloren door een gebrek aan
beloningen bij iemands inspanningen (Peter Lewinsohn). Gebrek aan beloning kan
door bijvoorbeeld problemen in of gebrek aan sociale relaties komen (door
bijvoorbeeld een gebrek aan sociale vaardigheden)
De interactionele benadering stelt dat depressie afwijzing bij anderen kan
oproepen (James Coyne). Deze benadering is gebaseerd op het begrip
reciproque interactie: mensen beïnvloeden elkaars gedrag.
2. Cognitief = Bij de cognitieve theorie staat de oorsprong van depressie in verband
met de manier waarop iemand zichzelf en de wereld eromheen beleeft (irrationeel
denken). Het ontstaat in de jeugd, hier is een negatief beïnvloedde of vertekende
manier van denken ontstaan. Er ontstaat dan een cognitieve triade van depressie. In
deze triade wordt negatief gedacht over drie dingen: de eigen persoon, de
omgeving/wereld en de toekomst.
Cognitieve vervorming is het belang van kleine mislukkelingen vergroten (Aaron
Beck)
Cognitieve specifiteitshypothese maakt de aanname dat verschillende emotionele
aandoeningen aan bepaalde typen automatische gedachten zijn gekoppeld.
3. Humanistisch = Volgens de humanistische theorie worden mensen depressief
wanneer zij geen betekenis aan hun bestaan kunnen geven. Daarbuiten ook wanneer
ze geen keuzes kunnen maken die tot zelfvervulling leiden. Ze hebben een blokkade
bij de zelfontplooiing (uit schuld, bij een tegenslag).
, 4. Psychodynamisch = De klassieke psychodynamische theorie is bedacht door Freud
en stelt dat woede van een persoon bij depressie naar zichzelf is gericht in plaats van
naar de buitenwereld (uit woede, bij een tegenslag).
- Hypnose, kijken naar oorzaak
Het sociaal-culturele perspectief: maatschappelijke ‘ziektes’ als armoede, racisme en
gebrek aan kansen spelen ook een rol bij het ontstaan van abnormale gedragspatronen.
- Relaties tussen afwijkend gedrag en etniciteit, gender, cultuur en
sociaaleconomische klasse
Het biopsychosociaal perspectief: probeert afwijkend gedrag te verklaren vanuit het
samenspel tussen biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren.
- Diathese-stress-model
diathese (= aanleg of kwetsbaarheid) + stress = ontwikkeling van de stoornis
o Behandeling: systeemtherapie, groepstherapie
Positieve bekrachtigers verhogen de frequentie van bepaald gedrag
Negatieve bekrachtigers verhogen de frequentie van gedrag als ze juist worden verwijderd.
Klassieke conditionering
Omdat honden normaal gesproken geen speeksel produceren bij het horen van een bel, was
dit aangeleerd en Pavlov noemde dit daarom geconditioneerde respons genoemd
(=conditioned response, CR). Omdat de respons gekoppeld was aan een
ongeconditioneerde stimulus (=unconditioned stimulus, US), in dit geval voedsel, die op
natuurlijke wijze tot speekselproductie aanzet. Speekselproductie tijdens het eten,
onaangeleerde respons, noemde Pavlov een ongeconditioneerde respons (=US), terwijl hij
de bel, een voorheen neutrale stimulus, de geconditioneerde stimulus (=conditioned
stimulus, CS) noemde.
Operante conditionering
Operante responsen, omdat ze doelgericht op de omgeving inwerken om een bepaald effect
of gevolg teweeg te brengen. Bij operante conditionering worden de responsen geleerd en
versterkt door hun gevolgen. Als we bepaalde responsen of vaardigheden hebben
verworven, leidt dat tot bekrachtiging. Bekrachtigers zijn veranderingen in de omgeving
(stimuli) die de frequentie van het voorafgaande gedrag verhogen.
Psychopathologie 2 DONE
