100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Psychodiagnostiek samenvatting De Bruyn (gehele boek) extra hoofdstuk (H7) De Bruyn €4,98
In winkelwagen

Samenvatting

Psychodiagnostiek samenvatting De Bruyn (gehele boek) extra hoofdstuk (H7) De Bruyn

9 beoordelingen
 284 keer bekeken  12 keer verkocht

Uitgebreide, heldere samenvatting van het gehele boek (H1 t/m H12) 'De diagnostische cyclus. Een praktijkleer.' geschreven door De Bruyn, et al. (2003), INCLUSIEF extra hoofdstuk van Canvas (H7) van De Bruyn.

Voorbeeld 4 van de 63  pagina's

  • Ja
  • 25 augustus 2019
  • 63
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (40)

9  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: allysonpaula • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: matthijsvangils28 • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: marleenboons • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jenniferakkerman • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: vdbroek • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: carlijndehaas • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: ifar • 5 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
vivianpeters1994
Psychodiagnostiek – De Diagnostische cyclus
Deel I: Referentiekader
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 Doelstelling van dit boek
Het boek gaat over het domein van de klinische psychodiagnostiek, oftewel diagnostiek. In de
klinische psychodiagnostiek wordt informatie verzameld over de cliënt en diens omgeving om
zo tot de meest adequate aanpak te komen van problemen die door de cliënt zelf of door diens
omgeving zijn gesignaleerd. Diagnostiek heeft een belangrijke plaats binnen de
hulpverlening, namelijk als fase binnen het hulpverleningstraject of als proces van interventie.
Diagnostiek is te beschrijven als een zoek- en beslissingsproces dat in dialoog met de cliënt en
diens omgeving wordt uitgevoerd.

1.2 De noodzaak van opleiding
De traditionele kijk op psychodiagnostiek luidt als volgt: ‘het onderscheiden van personen
naar hun individuele psychische kenmerken, zoals die zich manifesteren in hun typische
gedrags- en uitingsvormen, en wel met behulp van tests’. In het verleden werd bij opleidingen
vooral nadruk gelegd op het afnemen van tests en het interpreteren van testresultaten. Er werd
weinig aandacht besteed aan de systematiek van het diagnostisch beslissingsproces. Dit had
tot gevolg dat de diagnosticus complexe beslissingen nam op basis van hun eigen ervaring en
intuïtie, dit wordt meestal aangeduid als een ‘klinisch oordeel’. De auteurs van dit boek
noemen het liever een ‘ongewapend oordeel’. Ongewapend betekent dat de diagnosticus
oordelen uitspreekt zonder expliciet een beroep te doen op methodologische principes of
systematische procedures, die juist kunnen voorkomen dat er fouten en onterechte
vertekeningen optreden in het oordeel.

Er zijn 3 ontwikkelingen in het gedragsonderzoek die het belang van scholing/opleiding in de
diagnostische besluitvorming benadrukken:
- Het onderzoek naar de kwaliteit van het ongewapende oordeel. Het ongewapende
oordeel leidt in tal van beslissingssituaties tot tekorten en vertekeningen. Het
vaststellen van deze tekorten en vertekeningen leidt echter niet vanzelf tot een
verbetering. De reden hiervoor is dat het in de diagnostiek meestal niet om een
enkelvoudig oordeel gaat, maar om het exploreren van een probleem en het afwegen
van verschillende soorten informatie afkomstig uit verschillende bronnen.
- De ontwikkelingen in de besliskunde. Voor beslissingsprocessen zijn procedures
ontwikkeld die maakt dat men een rationeel verantwoorde beslissing kan nemen. Het
is van belang dat aankomende diagnostici kennis hebben van deze procedures en dat
zij weten hoe algemene principes en methoden op een specifiek beroepsveld toegepast
kunnen worden.
- Het ontwikkelen van prescriptieve kaders ten behoeve van de professionele
diagnostiek. De diagnosticus heeft behoefte aan een professioneel hanteerbaar kader of
model voor diagnostische besluitvorming, waarin de eigen identiteit van de
beroepsactiviteit tot uitdrukking komt. Bovendien is een duidelijke visie nodig over
wat wel en wat niet voldoet aan de eisen van een verantwoorde diagnostiek. Zo’n visie
wordt concreet gemaakt met het opstellen van een prescriptief kader of model. Een
dergelijk model zorgt ervoor dat men heuristische procedures kan ontwerpen die
sturing geven aan het diagnostisch proces in de praktijk. Het is van belang dat een
diagnosticus de prescriptieve diagnostische denkkaders kan hanteren.

,1.3 Pretenties en beperkingen
Het gebruik van deze handleiding is in eerste instantie gericht op diagnostici werkzaam
binnen de jeugdhulpverlening (jeugdzorg en onderwijs). Daarnaast is de handleiding beperkt
tot het besluitvormingsaspect van de diagnostiek. Het doel van de handleiding is om te laten
zien dat diagnostische besluitvorming in de praktijk op een wetenschappelijk professioneel
verantwoorde wijze kan worden doorlopen. Een diagnosticus is afhankelijk van de kwaliteit
van hulpmiddelen bij het uitoefenen van zijn vak. Deze hulpmiddelen zijn: inhoudelijke
theorieën over het ontstaan en in stand blijven van probleemgedrag, kennis over normale en
afwijkende ontwikkelingspatronen, instrumenten en technieken om gedragsverschijnselen in
kaart te brengen en statistische en psychometrische technieken om gegevens te verwerken.

De visie van de auteurs op diagnostiek en de kwaliteit van de beschikbare kennis zorgen voor
een aantal beperkingen. Diagnostiek maakt namelijk deel uit van de gedragswetenschap en
heeft daarom geen stevige wetenschappelijke basis. Zo is de cumulatieve (= samengevoegde)
kennis beperkt en worden verschijnselen vanuit zeer uiteenlopende zienswijzen bestudeerd.
Deze problemen zijn moeilijk op te lossen, daarom streeft deze handleiding naar een
gedisciplineerde vakbeoefening. Een gedisciplineerde vakbeoefening betekent dat het
handelen van de diagnosticus verloopt volgens regels die door hem zelf geëxpliciteerd kunnen
worden. Hierdoor wordt het handelen transparant en kan het in principe aan toetsing door hem
of door anderen worden onderworpen. Een dergelijke aanpak noemen we empirisch-
analytisch. Het prescriptieve model dat in deze handleiding wordt gebruikt is de diagnostische
cyclus. De diagnostische cyclus is slechts een variant van alle mogelijke prescriptieve
modellen die aansluiten bij een empirisch-analytische aanpak. Daarnaast wordt het
prescriptieve model zelf voortdurend aan revisie onderworpen.


Hoofdstuk 2 – Uitgangspunten
2.1 Wetenschappelijke diagnostiek
Het analyseren van persoonlijke of andermans problemen en het zoeken naar verklaringen en
oplossingen doen wij als mensen dagelijks. Wanneer we deze algemene menselijke neiging
om probleemoplossend om te gaan met persoonlijkheids- en gedragsproblemen onderbouwen
met wetenschappelijk-empirische kennis, spreken we van wetenschappelijke diagnostiek.
Onder wetenschappelijk-empirische kennis verstaan we wetmatige verbanden, verklarings-
schema’s, theorieën, methoden en instrumenten die in de gedragswetenschap worden
gebruikt. Kenmerkend voor de empirische benadering is dat veronderstellingen over de
werkelijkheid aan de feiten (resultaten van onderzoek) worden getoetst, op zo’n manier dat
andere onderzoekers dit kunnen herhalen.

De Groot & Snijders (1951) benadrukten in de diagnostiek de empirische toetsing van
hypothesen die betrekking hebben op observeerbare gedragsaspecten van de persoon. Hofstee
(1980) is van mening dat de wetenschappelijkheid van een uitspraak ligt in de intentie ervan.
Een diagnosticus die bereid is om voor zijn uitspraak een weddenschap af te sluiten, bedrijft
empirisch-wetenschappelijke diagnostiek. De Groot (1951) sprak in de jaren 50 al over een
psychodiagnostische cyclus waarbij de denkschema’s van inductie, deductie en toetsing
worden toegepast. De Groot omschreef deze schema’s als fasen in een empirische cyclus.

In de praktijk kan diagnostiek niet altijd voldoen aan alle eisen die worden gesteld aan
wetenschappelijk handelen. Daarnaast vereist diagnostiek een aantal denk- en doe-activiteiten
die niet tot het gedragsrepertoire van een wetenschappelijke onderzoeker behoren, omdat
diagnostiek kan worden gezien als toepassings van de gedragswetenschap enerzijds en als

,onderdeel van hulpverlening anderzijds. Toch geldt in de professionele diagnostiek de
algemene wetenschappelijke eis van transparantie van gevolgde argumentatie en procedure.

Volgens Van Strien (1984) is een diagnosticus wetenschappelijker naarmate hij:
- Explicieter werkt met theorieën en de verschillende theorieniveaus met elkaar in
verband brengt.
- Bewust rekenschap geeft in welke gevallen hij wel of niet voor een bepaalde theorie
kiest.
- Duidelijker de denkstappen vastlegt die tot het advies hebben geleid.
- Onderzoek doet naar de waarde van theorieën voor de problemen waarop deze
betrekking hebben en naar het effect van ingrepen.
- De resultaten van het eigen werk uitwisselt met collega’s.

De handleiding (hoofdstuk 4 t/m 12) sluit aan bij bovengenoemde opvattingen van De Groot,
Snijders en Van Strien over wetenschappelijke diagnostiek. Het stappenmodel dat wordt
gevolgd in de handleiding is gebaseerd op de empirische cyclus van De Groot. Door de
empirische toetsing in elk van de stappen wordt getracht om foutenbronnen in het
diagnostisch oordelen en redeneren zo goed mogelijk onder controle te houden.

2.2 Verschillende foutenbronnen
De theoretische, methodologische, instrumentele en ervaringskennis van de diagnosticus
fungeren meestal als inspiratiebron voor diens denkproces. Dit levert meestal niet een kant-
en-klare oplossing op. In het werk van de diagnosticus bestaat er vaak onzekerheid in
oordelen en beslissingen, net als in het dagelijks leven en bij vele andere beroepen. Kennis
over hoe oordelen en beslissingen tot stand komen, kan benut worden om de praktijk te
optimaliseren.

Er zijn 3 bronnen die het belang van onderzoek naar de kwaliteit van en de foutenbronnen in
oordelen en beslissingen voor de diagnostische praktijk illustreren:
- Onderzoek naar de wijze waarop mensen met kansen en waarschijnlijkheden omgaan.
Een groot deel van het werk van de diagnosticus bestaat uit het schatten, afwegen en
herzien van kansen. Echter is uit onderzoek gebleken dat mensen hier over het
algemeen slecht in zijn. In het dagelijks oordelen en redeneren wordt niet logisch-
statistisch met kansen omgegaan. Vaak is men niet in staat uit een reeks gegevens die
informatie te halen die relevant is voor de kansschatting of wordt relevante informatie
weggelaten en irrelevante informatie gebruikt.
- Onderzoek naar vuistregels en heuristieken die mensen doorgaans geneigd zijn te
volgen. Hoe komt het dat men bij het schatten van kansen vaak afwijkt van wat
statistisch-logisch verwacht wordt? Dit komt doordat mensen gebruik maken van
cognitieve vuistregels en heuristieken die in tal van probleemsituaties in het dagelijks
leven adequaat zijn, maar tot vertekening leiden bij kansschattingen. Zo hebben
mensen de neiging om de kans op het optreden van een verschijnsel hoger in te
schatten naarmate zij met minder moeite voorbeelden van het verschijnsel voor de
geest kunnen halen (beschikbaarheidsheuristiek). Daarnaast blijken mensen de neiging
te hebben om vooral informatie op te zoeken die de eigen opvatting ondersteunt.
- Onderzoek naar de kwaliteit van professionele diagnostiek. Fouten en vertekeningen
komen bij de diagnosticus in elke fase van de diagnostische besluitvorming naar
voren. Dit moet diagnostici ertoe aanzetten de kwaliteit van de eigen besluitvorming
kritisch te evalueren en te verbeteren. Het leren van fouten is geen probleem, het
negeren ervan wel.

, 2.3 Besliskundige ondersteuning
Een beslissingsprobleem is een keuzeprobleem waarbij verschillende opties verschillende
consequenties kunnen hebben met betrekking tot het doel. De kansen die de beslisser inschat
hebben niet zozeer te maken met toevalsberekening, maar met de mogelijkheid dat bepaalde
positieve of negatieve gevolgen optreden.

De descriptieve beslissingstheorie houdt zich bezig met het beschrijven van hoe het oordelen
en beslissen feitelijk verloopt (niet hoe het zou moeten verlopen), maar ook met het verklaren
van het beslissingsgedrag. De normatieve beslissingstheorie gaat verder dan beschrijven en
verklaren, want deze schrijft ook voor hoe de beslisser formeel te werk moet gaan op basis
van een aantal rationele axioma’s. De normatieve beslissingstheorie wordt toegepast in de
besliskunde. De besliskunde is een verzameling van modellen en procedures die aangeven hoe
de beslisser in de verschillende stappen van het beslissingsproces het best kan handelen met
het oog op het te bereiken doel. Hierbij staat het vermijden van fouten/vertekeningen en het
formuleren van opties/consequenties centraal.

Het diagnostisch beslissingsproces is ook een proces waarin opties en consequenties
geformuleerd en geëvalueerd worden. De technieken uit de besliskunde kunnen hierbij
gebruikt worden.

2.4 Prescriptieve diagnostiek
Met prescriptief wordt bedoeld dat het volgen van de voorschriften de kans verhoogd op het
leveren van een bijdrage aan de oplossing. De regels dienen als normen waarnaar de kwaliteit
van het onderzoekshandelen kan worden afgemeten. De voorschriften garanderen niet dat het
onderzoek ook feitelijk tot de oplossing van het probleem leidt.

Normatieve diagnostiek houdt zich bezig met het funderen, formuleren en onderzoeken van
diagnostische regels en procedures. Het richt zich op vragen als: wat is feitelijk een diagnose?
Is het mogelijk voorschriften voor de diagnosticus te formuleren?

In dit boek is gekozen voor de term ‘prescriptief’ in plaats van ‘normatief’, veelal omdat de
term ‘normatief’ een algoritmische betekenis heeft in plaats van een heuristieke betekenis. De
benaming ‘prescriptieve diagnostiek’ is een internationaal bruikbare term wat in het
Nederlands ‘leer van de diagnostiek’ wordt genoemd. Bij prescriptieve diagnostiek staat het
analyseren en blootleggen van de grondkenmerken van het professionele diagnostisch proces
centraal. Prescriptieve studies houden zich bezig met de vraag hoe de diagnosticus het best het
diagnostisch proces kan vorm geven.

In Nederland heeft de empirische cyclus de grondtoon gezet voor ontwikkelingen in de
prescriptieve diagnostiek. De empirische cyclus geldt als de algemene methodologische
grondstructuur van het wetenschappelijk handelen. In deze cyclus staat de activiteit van het
genereren en toetsen van hypothesen centraal.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vivianpeters1994. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,98. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 48756 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,98  12x  verkocht
  • (9)
In winkelwagen
Toegevoegd