Oefentoets Economie 3 vwo, hoofdstuk 2 - De markt
van vraag en aanbod.
Vraag 1: Leg uit wat de term 'gevraagde hoeveelheid' betekent in de context van de economie.
Antwoord: De gevraagde hoeveelheid is het aantal stuks dat consumenten bereid zijn te kopen bij een
bepaalde prijs.
Vraag 2: Geef de formule voor de vraaglijn die gegeven is: Q(v) = -100P + 24.000. Wat betekent de
coëfficiënt -100 in deze formule?
Antwoord: De formule voor de vraaglijn is Q(v) = -100P + 24.000. De coëfficiënt -100 betekent dat
de gevraagde hoeveelheid met 100 stuks afneemt als de prijs met €1 stijgt.
Vraag 3: Hoe teken je een vraaglijn op een assenstelsel? Beschrijf het proces van het tekenen van een
vraaglijn aan de hand van een gegeven formule.
Antwoord:
1. Bereken de snijpunten met de assen:
○ Zet P = 0 om Q(v) te vinden.
○ Zet Q(v) = 0 om P te vinden.
2. Zet deze punten uit in een assenstelsel (Q op de horizontale as en P op de verticale as).
3. Trek een rechte lijn tussen de twee punten. Dit is de vraaglijn.
Vraag 4: Wat is het verschil tussen een verandering langs de vraaglijn en een verandering van de
vraaglijn? Geef een voorbeeld van elk.
Antwoord:
● Een verandering langs de vraaglijn gebeurt wanneer de prijs van het product verandert, wat
leidt tot een verandering in de gevraagde hoeveelheid zonder de vraaglijn zelf te verplaatsen.
Voorbeeld: een pretpark verhoogt de prijs van kaartjes, waardoor minder mensen kaartjes
kopen.
● Een verandering van de vraaglijn gebeurt door factoren zoals verandering in inkomen, smaak,
of aantal consumenten, waardoor de hele vraaglijn verschuift. Voorbeeld: het inkomen van
consumenten stijgt, waardoor de vraaglijn naar rechts verschuift omdat meer mensen bereid
zijn het product te kopen voor dezelfde prijs.
Vraag 5: Wat zijn variabele kosten en vaste kosten in een bedrijfscontext? Geef voorbeelden van elk.
Antwoord:
● Variabele kosten zijn kosten die variëren met het aantal geproduceerde goederen of diensten.
Voorbeelden: inkoopkosten, transportkosten.
● Vaste kosten zijn kosten die onafhankelijk zijn van het aantal geproduceerde goederen of
diensten. Voorbeelden: huur, salarissen van vast personeel.
Vraag 6: Stel dat de variabele kosten per product €0,75 zijn en de vaste kosten €15.000 bedragen.
Bereken de totale kosten als de afzet 30.000 stuks is.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sterrevanklaveren. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.