Tweede taalverwerving is een vak in het derde jaar van de opleiding tot leraar Nederlands. Dit is de eerste samenvatting van de derde editie van het bijhorende 'Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenonderwijs'.
Tweedetaalverwerving en tweedetaalleren
Voorwoord
Belangrijkste verandering in tweedetaalleren is dat het stelsel van inburgering voor
volwassen nieuwkomers in Nederland is gewijzigd.
1. De context van tweedetaalverwerving en tweedetaalleren
1.1 Inleiding
Variatie in tweede taalverwerving (T2-verwerving); problemen:
Taalgebruik (andere uitspraak)
Wat NT2-verwervers zelf erover zeggen (andere grammatica, veel woorden leren,
gevoelens niet kunnen uitdrukken)
Interactie met (native speakers) Nederlanders, moeizame gesprekken, misverstanden
Nieuwkomers geven aan dat taalvaardigheid wordt bevorderd door contacten. Kan ook
liggen aan:
Hogere opleiding
Aanpassing door moedertaalsprekers
Onderwijs
Verblijfsduur in Nederland
Simultane taalverwerving
Verwerving taal voor 4e jaar, verwerving van T2 loopt parallel aan de verwerving van
moedertaal.
Successieve taalverweving
T2 wordt geleerd als de moedertaal al redelijk wordt beheerst
De begrippen eerste en tweede taal hebben betrekking op de volgorde waarin de talen
geleerd zijn en niet op beheersingsniveau.
T2 kan gestuurd of ongestuurd (= natuurlijk) Ongestuurd is op een natuurlijke manier
oppakken, zoals een jong kind zich zijn moedertaal eigen maakt. Gestuurd leren (T2- leren) is
het op expliciete manier eigen maken van regels en begrippen van taal. Dit gebeurt via
onderwijs of m.b.v. lesmateriaal.
Nederlands al tweede taal (NT2)
Hierbij gaat het om het leren van Nederlands in een omgeving waarin Nederlands de
omgangstaal is van de gemeenschap waarin de taalverwerver zich bevindt.
Nederlands als vreemde taal (NVT)
Hierbij leert iemand Nederlands in een omgeving waarin dit niet de omgangstaal is. (vb.
Nederlands leren aan Uni Barcelona)
,De structuur van T2-verwerving heeft een sterk universeel karakter; de volgorde waarin
mensen met verschillende taalachtergronden kenmerken van een taal leren en de fouten die
ze daarbij maken vertonen opmerkelijke overeenkomsten.
Het tempo van T2-verwerving en het succes verschilt per individu.
1.2 Het proces van tweedetaalverwerving
Er zijn diverse theorieën of hypotheses v.w.b. tweedetaalverwerving. Voorbeeld over
mogelijke problemen zoals bepaalde woorden, klanken en stucturen. Ook zijn er theorieën
over natuurlijke T2-taalverwerving door verschillende voorwaarden.
Er zijn 3 opvattingen:
1.2.1 Imitatie en transfer (jaren ’70)
Taalleren is een proces van gewoontevorming, waarin imitatie en bekrachtiging
(reinforcement) een belangrijke rol spelen. Uitgangspunt was het behaviorisme van Skinner.
Door oefening en bekrachtiging vanuit hun omgeving leren ze snel en als vanzelf de
bouwstenen met elkaar te combineren. Het ‘oud’ gedrag speelt een belangrijke rol bij het
leren van nieuw gedrag. De theorie voorspelt dat transfer zal optreden van de moedertaal
naar de tweede taal.
Het fouten maken o.i.v. de T1 ( ‘negatieve transfer’) wordt interferentie genoemd.
Vb. Marrokkaanse T2-leerders zetten het werkwoord vooraan in de zin, Turkse T2-leerders
zetten het werkwoord achteraan in de zin, omdat het in hun moedertaal de plek van het
werkwoord is. Dit werd als leerprobleem gezien. Toegepaste taalwetenschap die zich bezig
houdt met de verschillen of contrasten tussen T1 en T2 staat bekend onder de naam
constratieve analyse.
Ideeën op interferentiehypothese zijn veranderd en uiteindelijk verworpen.
1. Kinderen verwerven taal niet door domweg hun omgeving te imiteren. (geloopt of
gekrijgt ook door T1 leerders als fouten gemaakt)
2. De invloed van de T1 op T2 is veel minder groot dan aanvankelijk werd aangenomen.
(René appel eten, Ikke melk drinken; ook door T1 peuters gezegd)
3. Lang niet alle fouten die T2-leerders maken konden worden verklaard op grond van
hun moedertaal.
Tot eind jaren ’60 volgde met met de contrastieve analyse de principes van de grammatica-
vertaalbenadering. Het vervolg hierop is de audiolinguale methode (met kenmerken van
behaviorisme)
Kader 1.1 Grammatica-vertaalbenadering is gebaseerd op onderwijs in de klassieke talen
Latijn en Grieks, waarbij het bestuderen van grammatica en het leren van losse woorden
centraal staan. Mondelinge vaardigheid in het Nederlands komt bijna niet aan bod, men
spreekt en leert voornamelijk óver de taal.
Kader 1.2 Audiolinguale methode is ontstaan door de aandacht voor mondelinge vaardigheid
(na uitvinding bandrecorder). Door herhaald afspelen van de bandrecorder sloot deze
,methode aan bij imitatie (Behaviorisme). Belangrijk was wel de grammatica-
vertaalbenadering die kon worden geoefend met zogeheten drills. Dezelfde structuren
werden continu herhaald. Dialogen werden ondersteund met dia’s.
Creatieve constructie en ontwikkelingsvolgorde (jaren ’80)
Er werd gekeken naar de creatieve vermogens van de T2-leerder zelf en de overeenkomsten
tussen eerste – en tweedetaalverwerving. Meer aandacht voor het feit dat fouten die T2-
verwerrvers maken ook door T1-verwerver van de betreffende taal gemaakt worden. (Vb.
vervoegen werkwoord of weglaten voorzetsels)
Ontwikkelingsfouten of integrale fouten
Fouten die karakteristiek zijn voor alle T2-verwervers, ongeacht hun moedertaal
achtergrond.
Beschouwd als noodzakelijke stappen in taalverervingsproces
Komen voor in taalgebruik van leerders met verschillende T1-achtergrond, maar ook
in dat van moedertaalleerders.
Creatieveconstructiehypothese
Pogingen om de regels van de taal te ontdekken (gevond, keekte, meegetrokt);
onregelmatige (‘sterke’) werkwoorden ook in regelmatige systeem van ‘zwakke
’werkwoorden vervormen
De fouten zijn niet toevallig, maar in hoge mate afhankelijk van de structuur bij de
doeltaal; Ze construeren zelf onbewust ‘hypotheses’ over de regels van het
Nederlands en proberen de consequentere woordvormingsregel uit.
Dit zijn noodzakelijke stappen om goed Nederlands te leren.
Universele taalverwervingshypothese
De universele processen van taalontwikkelingsfouten worden veroorzaakt door de
specifieke eigenschappen van het Nederlands.
Deze hypothese paste goed in dominante taaltheorie van die tijd, de Universele
Grammaticatheorie van Chomsky. Kinderen zijn uitgerust met
taalverwervingsmechanisme, het zogeheten Language Acquisition Device (LAD). Dit
zou zijn aangeboren en wort daarom ook wel aangeduid met nativisme.
Tussentaal ( of interlanguage)
De tussenstappen die worden gemaakt in de ontwikkelende vaardigheid van een
beperkt tot ingewikkelder systeem.
Natuurlijke verwervingvolgorde / ontwikkelingsvolgorde
Beschrijving en volgorde van tussenstappen die T2-verwervers maakten bleek niet
heel succesvol doordat T2-verwervers veel variatie laten zien.
Bij de processen van T1- en T2-verwerving lieten veel verschillen zien o.a. in
uitspraak.
, Geen duidelijk, voor iedere taalverwerver geldende volgorde, wel veel
overeenkomsten.
Stagnatie of fossilisatie
Oudere T2-verwervers lijken op een bepaald moment niet meer vooruit te gaan. De
T2-vrewerving stokt.
Aan de natuurlijke benadering moet de naam van Krashen (1981-1982) worden verbonden.
Kinderen moeten de gelegenheid krijgen om te wennen aan de klanken en de structuur van
de taal en dat aan het proces van taal daarom een receptieve fase vooraf dient te gaan.
Kader 1.3 natuurlijke benadering
Inputhypothese (van Krashen)
T2-leerders moeten worden voorzien van veel en begrijpelijk taalaanbod, waarbij
systematisch aandacht is voor woordenschatverwerving. Grammatica moet impliciet
worden aangeboden.
Vb. van NT2-methode met deze ideeën is Nederlands voor buitenlanders. De Delftse
Methode (1981). Lessen beginnen met uitgangstekst met nieuwe gecursiveerde
woorden, gevolgd door gatenteksten. De grammaticaregels zijn in een tiental
bladzijde tellende basisgrammatica opgenomen.
Overgeneralisatie
NT2-leerders passen een regel in alle gevallen toe; -en bij meervoud, boek / boeken
ook bij sleutel / sleutelen.
Vanuit gedachte dat er overeenkomsten zijn tussen proces van T1 – en T2 – verwerving en
dat er een natuurlijke verwervingsvolgorde (aanpassen aan nieuw geleerde) is, ontstond de
natuurlijke benadering. Aansluitend op ideeën over deze benadering dat taalbegrip
voorafgaat aan taalproductie ontstond de receptieve benadering.
Kader 1.4 Receptieve benadering
Stille periode staat centraal
Asher (1969); aanpak van Total Physical Response (TPR)
Koppeling van taal aan lichamelijke handelingen (Kijk naar mijn hand, Pak het boek)
Gevoelens van angst en spanning zouden hiermee worden weggenomen / uitstel van
productie van taal
Vb. van TPR-versie voor Nederlands als tweede taal is Nederlands taal in actie (1989)
en Spreken is zilver (1988).
Docent laat afbeeldingen zien / losse woorden / later aaneengeregen door zinnen.
Oefenmateriaal: receptief, met invul-, meerkeuze- en begripsoefeningen.
Interactie en taalaanbod
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jaapnijenhuis1612. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,56. Je zit daarna nergens aan vast.