Samenvatting AFP5
Classificatie
DSM
Classificeren:
DSM5: Er wordt geclassificeerd volgens de DSM-5. Er wordt gebruik gemaakt van
structuurdiagnoses, dit is een diagnose die de aard, ernst en het verloop van de
psychiatrische symptomatologie en op welke wijze het syndroom is ontstaan.
Belangrijk om naar te kijken:
1. Is er ziekte-inzicht en motivatie?
2. Is er sprake van co morbiditeit en suïcidaliteit?
3. Hoe hoog is de lijden druk, te scoren op een schaal 0-3?
Vanuit sociale wetenschappen worden diagnostiek en classificatie gedefinieerd
als elkaar uitsluitende begrippen. Diagnostiek bestaat eruit een uniek,
gedetailleerd en compleet klinisch beeld te krijgen, om zo de problematiek te
kunnen begrijpen met als doel indicatiestelling en behandeling. Classificatie is
dan slechts het onder brengen in een categorie om overeenkomsten met beelden
van andere patiënten te vinden om zo iets te kunnen zeggen over prognose of
meest effectieve behandeling.
Psychiatrisch onderzoek
Psychiatrisch onderzoek:
Diagnostiek over het algemeen psychisch functioneren verzamel je door middel
van psychiatrisch onderzoek. Je verzamelt ervaringen en observaties:
Hierbij worden de psychische functies in verschillende hoofdgroepen ingedeeld.
Hoofdgroepen:
1. Eerste indrukken
- Uiterlijk
- Contact en houding
- Klachtenpresentatie
- Gevoelens en reacties
2. Cognitieve functies
Functies die te maken hebben met het verwerken van informatie.
Subgroepen:
- Bewustzijn, aandacht en oriëntatie
- Geheugen
Kortetermijngeheugen en langetermijngeheugen
- Intellectuele functies
Oordeelsvorming, ziekte-inzicht, abstractievormen, executieve functies,
intelligentie, taal en rekenen.
- Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming
- Denken
Vorm en inhoud.
3. Affectieve functies
Omvatten de stemming, het affect, suïcidaliteit en de lichaamsbeleving.
- Stemming en affect (patroon van waarneembaar gedrag waarmee een
subjectief gevoel of emotie tot uitdrukking wordt gebracht).
- Somatische klachten en verschijnselen
, 4. Conatieve functies
- Psychomotoriek (tremors, tics, katatonie/niet bewegen).
Algemeen, mimiek en spraak.
- Motivatie en gedrag
- Executieve functies
Een executieve functie is een hogere controlefunctie van de hersenen.
5. Persoonlijkheid en karakter
Persoonlijkheid big five:
1. Emotionele instabiliteit versus emotionele stabiliteit
2. Introversie versus extraversie ‘
3. Eigen belang versus altruïsme
4. Onzorgvuldigheid versus zorgvuldigheid ‘
5. Openheid versus geslotenheid
Structuur beschrijvende diagnose:
Syndroom (welke klachten zijn er)
Luxerend (waarom komt iemand nu voor hulp)
Stoornis (heeft iemand al een aandoening)
Kwetsbaar makend (draaglast)
Onderhoudend (eigen kracht)
Behandeling, begeleiding in de GGZ:
- Cognitieve gedragstherapie
- Psychotherapie
- Schematherapie
- Leertheorie
- Zelfhulp
- Systeemtherapie
- Trauma therapie (EMDR)
- Narratieve therapie
- Sociotherapie
- Psychofarmacologie
- Etc.
Ijsberg van McClelland:
Het IJsbergmodel van de Amerikaanse psycholoog David McClelland kijkt naar het
zichtbare gedrag, kennis en vaardigheden van mensen en naar de
onderliggende, onbewuste diepere lagen. Net zoals bij een ijsberg, bevindt het
grootste deel zich onder water.
,Visie en verklaringsmodellen
Bio-psychosociaal model
Het bio psychosociaal model is een uitbreiding van een medisch model over het
menselijk functioneren waarin niet alleen aandacht is voor biomedische
aspecten, maar ook voor psychologische en sociale factoren die mede bepalend
zijn voor ziekte en het genezingsproces.
- Biologisch perspectief: Erfelijkheid, verstoring van chemische huishouding.
- Psychologisch perspectief: Hoe iemand denkt en de persoonlijkheid:
onbewuste conflicten en motieven.
- Sociocultureel perspectief: sociale invloed en het gedrag
dat daarbij hoort, culturele verschillen, status
(werkloos/ongehuwd).
- Bio psychosociaal perspectief: gaat over alle drie de
bovenstaande perspectieven, deze hebben invloed op
elkaar en hangen samen.
Stress-kwetssbaarheidsmodel
Het kwetsbaarheid-stressmodel is een overkoepelend model dat aangeeft welke
factoren een rol spelen bij het uitbreken van een bepaalde psychische stoornis.
1. Persoonlijke kwetsbaarheid:
- Lage intelligentie
- Vertraging in de ontwikkeling. Denk hierbij aan afwijkingen voor de
geboorte, achterstand in spreekvaardigheid na de geboorte en een
motorische achterstand.
2. Omgeving:
- Opvoeding waarbij het kind onderdanig gedrag is aangeleerd. Afhankelijk
gedrag wordt gestimuleerd.
- Bij deze opvoeding bestaan dominant, autoritair gedrag en een toegeeflijk
en over beschermd gedrag van de ouders of verzorgers naast elkaar. Als
kind leer je hierdoor aan dat onderdanig gedrag noodzakelijk en doelmatig
is om een beloning te krijgen.
, - De dynamiek binnen het gezin kan van invloed zijn op het ontwikkelen van
een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Het gaat dan om de rollen en
patronen binnen het gezin. Deze relatiepatronen zijn dan verstoord.
- Iemand die gescheiden is of alleen woont heeft twee keer meer kans op
het ontwikkelen van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis dan iemand
die samenwoont of getrouwd is.
- De locatie waar iemand woont lijkt niet van invloed op het wel of niet
ontwikkelen van deze stoornis.
3. Levensgebeurtenissen:
- Geweld, veel ruzie tussen de ouders, lichamelijk misbruik, intense
emotionele stress, incest en veroordeling voor crimineel gedrag van
familieleden hoeven niet samen te hangen met het ontwikkelen van een
afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Onderzoek laat echter zien dat er
wel een verband bestaat met lichamelijk misbruik of verwaarlozing in de
kinderjaren.
- Andere vervelende levensgebeurtenissen, zoals het verlies van een
dierbare, hoeven niet van invloed te zijn bij het ontstaan van een
afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Aantekening hier is dat er weinig
onderzoek naar is verricht. Maar het onderzoek dat wel gedaan is, laat zien
dat er geen verband is.
4. Demografie:
- Een laag opleidingsniveau kan de kans op het ontstaan van deze stoornis
vergroten.
- Een laag inkomen verhoogt ook deze kans.
- Het is nog onduidelijk of de leeftijd een rol speelt.
- En zoals al eerder gezegd, meer vrouwen dan mannen hebben last van
deze stoornis.
Draagkracht/draaglast
Draagkracht:
Dit verwijst naar het vermogen van een persoon om met stress, druk, of
belasting om te gaan. Draagkracht kan beïnvloed worden door
verschillende factoren, zoals:
o Fysieke gezondheid
o Mentale veerkracht
o Sociale steun
o Copingstrategieën
o Levensstijl en gewoonten
Een hoge draagkracht betekent dat een persoon goed in staat is om met
uitdagingen en stress om te gaan.
Draaglast:
Dit verwijst naar de hoeveelheid stress, druk, of belasting die een persoon
ervaart. Draaglast kan bestaan uit:
o Werkdruk
o Familiale verplichtingen
o Financiële problemen
o Gezondheidsproblemen