Hoofdstuk V3, V4 en L1
Hoofdstuk 3
Intake en probleemanalyse
Het doel van een intake is het ophelderen van het probleem. Dit zijn de eerste stappen in een
psychodiagnostisch onderzoek. Je wilt een zo goed mogelijk beeld krijgen van de cliënt. Met behulp van een
intakegesprek wordt er gestreefd naar een zo volledig mogelijk beeld van de vraag of het probleem van de
cliënt, dat later gecheckt en genuanceerd wordt met behulp van een of twee andere soorten instrumenten
(psychologische test of observatiemethoden) De uitdaging die centraal staat tijdens de intake, is hoe je het
probleem van de cliënt of de vraag van een opdrachtgever goed kunt doorgronden: het actief luisteren en
onbevooroordeeld zijn is belangrijk.
Hoofdstuk 3.1
Intrapersoonlijke factoren zijn factoren binnen de persoon, namelijk karaktertrekken, waarden en normen,
intelligentie en andere capaciteiten en gedrags- denk- en coping stijlen.
Interpersoonlijke factoren zijn interacties met de omgeving, oftewel de interacties met andere mensen of
materiele omstandigheden die bijdragen aan de instandhouding van het probleem.
Het is de vaardigheid van de TP’er om het subjectieve objectief en het onmeetbare meetbaar te maken.
Hoofdstuk 3.2
Basishouding: een attitude ten opzichte van jezelf, de wereld om je heen en de gesprekspartner tegenover je.
Hoofdstuk 3.2.1
Onbeoordeeld waarnemen
* Ik neemt objectief waar (geen emotie of waarde) en leeft in het hier en nu. Het Ik is rust.
* Ego vult aan, emoties en herinnering, status, erkenning, bang om verlies te lijden. Leeft in het verleden of de
toekomst. Het Ego vindt nooit rust.
* De ego dwarsboomt ik, belangrijk dat je je daarvan bewust bent als een toegepast psycholoog.
Aandacht bepaalt of iets groeit.
Veroordeel niet je eigen gevoel van irritatie. Richt je aandacht verder op andere dingen in het nu.
Flow: het Ik heeft de uitknop van het dwangmatige denken van het Ego gevonden en kan alle aandacht en
energie op het hier en nu richten.
Ons geheugen is veel meer een proces van reconstructie: we onthouden enkele cues en die gebruiken we om
opnieuw een verhaal te creëren dat voor onszelf logisch samenhangt en matcht met de cues.
Hoofdstuk 3.2.1
Gesprekstechnieken
Cliënt centered therapy (cliënt staat centraal), cliënt moet zelf ook met oplossingen komen
1. Open vragen
2. Doorvragen
3. Samenvatten, ordenen, terugkoppelen:
* Client waardeert de getoonde belangstelling en zal meer diepgaandere informatie geven
* De interviewer kan zo de informatie beter onthouden en ordenen
* De cliënt krijgt de kans eventuele misverstanden te herstellen
* De cliënt krijgt de kans om op een nieuwe manier terug te kijken naar zijn oude patronen van gevoelens en
meningen
* Door samen te vatten kan de interviewer de cliënt sturen
* Soms gaat de interviewer te lang op een onderwerp door terwijl de cliënt zich begint te irriteren,. Onbedoeld
stimuleert dit de cliënt om zijn extra punt nogmaals te herhalen.
4. Vermijd waarom vragen (kan oordelend overkomen)
5. In het hier en nu blijven (blik vooruit creëren)
Zoveel mogelijk helderheid te creëren over het probleem waar de cliënt momenteel last van heeft
1
, Hoofdstuk 3.3
Diagnostiek is de basis
Vijf basisvragen:
1. Wat is er aan de hand? (onderkenning)
2. Waarom zijn er gedragsproblemen? (verklaring)
3. Ontwikkeling toekomst? (predictie)
4. Hoe kunnen problemen verholpen worden? (indicatie)
5. Problemen voldoende verholpen? (evaluatie)
Van luisteren naar analyseren
* Valkuilen: Ik en ego gaan worstelen, vooroordelen, persoonlijke gebeurtenissen, in gaan vullen/ conclusies
trekken, opjagen van het gesprek, essentie missen/details missen omdat je niet genoeg doorvraagt
* Rogers – receptief luisteren – YAVIS (enige groep waarbij deze methode werkt) (young, attractive, verbal
fluent, intelligent, successfull)
* Analyseren
* Categoriseren
* Onderzoeken
* Adviseren
Hoofdstuk 3.3.1
Onderscheid tussen situatie en persoon
* Gedrag is persoon maal situatie
* Fundamentele attributiefout- de situatie wordt onderschat en de persoon wordt overschat
Vb. Je moest een presentatie houden op de basisschool en toen was je ook niet zenuwachtig, dus wanneer je
dat voor 150 man moet doen ben je ook niet nerveus
* Patronen zeggen iets over de persoonlijkheid
* De diagnost moet zich bedenken dat er tussen S en G ook nog altijd een derde factor zit: de persoon, oftewel
de eigenschappen, gedragsstijlen en capaciteiten van het individu
* P en S kan de diagnost van elkaar onderscheiden door meerdere situaties uit het leven van de cliënt te
bespreken
Hoofdstuk 3.3.2
RET- methodiek
* Rationeel Emotieve Therapie: bedoeld als interventiemethoden kunnen ons ook prima helpen in het
vaststellen van beliefs of overtuigingen van de client
* ABC Sequentie
- Activating event (Wat zorgt ervoor dat er een paniekaanval komt? Gebeurtenissen die het gedrag triggert)
- Beliefs (Het stelsel van overtuigingen en meningen die we (soms onbewust) aanhangen)
- Consequences (Wat gebeurt er op zo’n moment? Gedragingen of emoties die al dan niet
wenselijk of functioneel kunnen zijn)
- Door A en C te koppelen wordt B steeds zichtbaarder
* Persoonlijke feedback (zo feitelijk mogelijk)
* Met RET wil je activating events en beliefs aanpakken
* Exosure therapie, blootgesteld worden aan de angsten
Hoofdstuk 3.3.3
Functieanalyses
* Functionele patronen (in gedachten, gedrag en gevoelens van de cliënt)
* Ziektewinst (ziekte brengt ook voordelen met zich mee)
* Gedragstherapie
* Antecedenten (datgene wat het gedrag triggert)
* Consequenten (wat levert het op? Zowel positief als negatief)
* Positieve krachten (wie heeft een positieve invloed op je gedrag?)
Belangrijk is dat je nadruk legt op positief gedrag
2