Dit document bevat alle begrippen van de te kennen hoofdstukken uit het boek. Ik heb dit ter aanvulling van mijn andere samenvatting gebruikt, heel handig om de begrippen te studeren.
Ik heb een 16/20 gehaald op het examen.
Begrippenlijst
Hoofdstuk 1
Experiment Vorm van onderzoek waarbij de onderzoeker
controle heeft over de gebeurtenissen en
deelnemers volkomen toevallig aan condities
worden toegewezen.
Sociale psychologie De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop
gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen
van mensen worden beïnvloed door de
aanwezigheid van anderen en hoe wij zelf een
invloed uitoefenen op hoe andere personen
denken, voelen en zich gedragen.
Vooroordelen Negatieve gevoelens tegenover andere personen
gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde
sociale groepen.
Multilevel analyse Analyse die effecten bepaald van de verschillende
hiërarchische niveaus op een uitkomstvariabele,
waarbij het individuele niveau het ondergeschikte
niveau vormt en de groep, organisatie of
maatschappij het bovengeschikte niveau uitmaakt.
Persoonlijkheids- De studie van de structuur den de effecten van
psychologie stabiele en cross-situationele eigenschappen van
individuen.
Interactionisme Een dynamische wisselwerking tussen dispositie en
situatie, waarbij uitingen van disposities afhankelijk
zijn van de situatie.
Terugblikvertekenin De neiging om de voorspelbaarheid van een
g bepaalde uitkomst te overdrijven, nadat deze
uitkomst optrad.
Fundamenteel Onderzoek moo een beter begrip van menselijk
onderzoek gedrag, voornamelijk door het toetsen van
hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid.
Toegepast Onderzoek moo het verbeteren van onze kennis
onderzoek over natuurlijke gebeurtenissen en het oplossen
van praktische problemen.
Sociale cognitie De studie van het waarnemen, onthouden en
interpreteren van informatie over onszelf en
anderen.
Sociale De studie van de relatie tussen neurologische en
neurowetenschapp sociale processen.
en
Crossectioneel Studie van gelijkenissen en verschillen tussen
onderzoek mensen uit verschillende culturen.
Multicultureel Studie van gelijkenissen en verschillen tussen
onderzoek mensen uit raciale en etnische groepen binnen
eenzelfde cultuur.
,Hoofdstuk 4
Scripts Schema’s over gebeurtenissen die aangeven hoe
mensen zich in een bepaalde situatie dienen te
gedragen.
Non-verbaal gedrag Lichaamstaal in de vorm van gedrag gebaseerd op
niet-talige signalen of tekens, zoals
gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal.
Paraverbaal gedrag Niet-linguïstieke KMn van communicatie, zoals de
toon, het volume, de intonatie, de articulatie, het
timbre en het ritme waarop iets gezegd wordt.
Attributietheorie Theorie over het proces van het toeschrijven van
oorzaken aan gedrag.
Persoonsattributie Het toeschrijven van het gedrag van een
doelpersoon aan de actor zelf en zijn of haar
interne eigenschappen.
Situationele Het toeschrijven van het gedrag van een
attributie doelpersoon aan factoren buiten de actor, hetzij
een andere persoon, hetzij de situatie.
Stabiele attributie Het toeschrijven van het gedrag van een
doelpersoon aan factoren die niet enkel nu
aanwezig zijn, maar eveneens in de toekomst
gelden.
Instabiele attributie Het toeschrijven van het gedrag ven een
doelpersoon aan factoren die in dit ene geval
opgaan, maar op andere momenten wellicht niet
geldig zijn.
Theorie van De theorie die de voorwaarden omschrijft
corresponderende waaronder een waarnemer uit gedrag
gevolgtrekkingen persoonsattributies zal afleiden. Deze voorwaarden
zijn keuzevrijheid, sociale wenselijkheid en de
specificiteit van de gunstige effecten.
Covariatieprincipe De stelling dat een gedrag wordt toegeschreven
aan de oorzaak die aanwezig is wanneer het
gedrag aanwezig is, en die afwezig is wanneer het
gedrag niet optreedt.
Consensusinformati Informatie over het al dan niet voorkomen van het
e effect bij andere actoren.
Distinctiviteitsinfor Informatie over het al dan niet voorkomen van het
matie effect bij andere stimuli.
Consistentie- Informatie over het al dan niet voorkomen van het
informatie effect bij andere omstandigheden.
Attributievertekeni Omdat we in een kortte tijdspanne attributies
ngen maken, treden er systematische vertekeningen op
in het verzamelen of verwerken van informatie
over de oorzaken van het gedrag dat we proberen
te verklaren.
Fundamentele De neiging om, wanneer we het gedrag van
attributiefout anderen verklaren, de impact van persoonlijke
factoren te overschatten en de rol van situaties te
, onderschatten.
Actor- De tendens om persoonlijke attributies te maken
observatoreffect voor gedrag van anderen en situationele attributies
voor zichzelf.
Representativiteits- De neiging om een specifieke stimulus te
heuristiek beoordelen obv hoe sterk de stimulus lijkt op de
algemene categorie.
Valse De neiging om eigen opinies, KMn en gedragingen
consensuseffect als standaard te gebruiken, waardoor we denken
dat ze gedeeld worden met en typerend zijn voor
anderen.
Beschikbaarheids- De neiging om de waarschijnlijkheid van
heuristiek gebeurtenissen te beoordelen obv gegeven die in
het geheugen beschikbaar zijn en vlug en
gemakkelijk oproepbaar zijn.
Primauteitseffect De bevinding dat eerdergenoemde informatie meer
impact heeft op het oordelen dan later
gepresenteerde informatie.
Behoefte aan De behoefte om tot snelle en definitieve
afsluiting beslissingen en oordelen te komen.
Centrale trekken Trekken die de aanwezigheid van andere trekken
impliceren en daardoor een sterke impact hebben
op de resulterende indruk.
Additief model Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers
een globale impressie van een persoon vormen
door alle positieve en negatieve KMn op te tellen.
Gemiddeld model Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers
een globale impressie van een persoon vormen
door het gemiddelde te nemen van alle positieve
en negatieve KMn.
Informatie- De theorie die stelt dat impressies gebaseerd zijn
integratietheorie op een gewogen gemiddelde van de KMn van de
doelpersoon.
Treknegativiteits- Er wordt een groter gewicht toegekend aan
vertekening negatieve dan aan positieve eigenschappen.
Confirmatieverteke Tendens info te interpreteren en te vervormen in
ning overeenstemming met de bestaande opvattingen.
Zelfvervullende Fenomeen dat andere personen zich aan onze
voorspelling verwachtingen confirmeren.
Hoofdstuk 5
Sociale De uitoefening van sociale macht door een persoon
beïnvloeding of een groep om de attitude en/of gedrag van
anderen te veranderen.
Kameleoneffect Het automatisch nabootsen van allerlei
gelaatsuitdrukkingen, de mimiek en de
gedragingen van interactiepartners.
Conformiteit De neiging om percepties, opinies en gedrag te
veranderen, zodat ze in overeenstemming zijn met
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lisa112. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.