Samenvatting Natuur en techniek
Toelatingstoets Pabo
, Indeling plantenrijk
1. Wieren
Wieren behoren tot de hoofdgroep van algen en hebben geen echte wortels,
stengels en bladeren zoals planten. Wieren leven voornamelijk in water, variërend
van zoetwater tot zoutwater. Ze spelen een belangrijke rol in het ecosysteem, omdat
ze zuurstof produceren en bijdragen aan de atmosfeer. Wieren kunnen zowel
eencellige als meercellige organismen zijn, en ze gedijen in verschillende
leefomstandigheden, zoals rivieren, oceanen en zelfs op rotsen en ander substraat.
2. Mossen (sporenplanten)
Mossen zijn landplanten die gedijen in vochtige leefomstandigheden. Ze hebben
geen transportsysteem zoals vaatplanten en krijgen geen water en voedingsstoffen
via wortels. In plaats daarvan absorberen ze water en voedingsstoffen door middel
van kleine haartjes op hun bladeren. Mossen groeien vaak in groepen en vormen
tapijten in bossen en vochtige gebieden. Om uitdroging te voorkomen, kunnen ze in
een rust toestand gaan tijdens droge periodes en weer tot leven komen wanneer het
vochtig genoeg is. Ze planten zich voort door middel van sporen, die worden
geproduceerd in sporenkapsels op de stelen van de mossen.
3. Paardenstaarten (sporenplanten)
Ze leven op droog landleven. Paardenstaarten hebben kenmerken, zoals wortels,
bladeren en stengels. Hun stengels hebben een wasachtige laag en bevatten
vaatbundels. De plant heeft een opbouw waarbij de stengels vertakken en bladeren
in kransen groeien. Wat betreft voortplanting, hebben paardenstaarten eivormige
sporendragers die zich ontwikkelen op de top van de plant.
4. Varens (sporenplanten)
Varens groeien uit een wortelstok en hebben veerachtige blaadjes. Deze blaadjes
bestaan uit kleine deelblaadjes. Een kenmerk van varens is dat hun bladeren vaak
opgerold zijn als ze nog jong zijn. Varens planten zich voort door middel van
sporendragers, die zich meestal aan de onderkant van de bladeren bevinden.
,5. Zaadplanten (vaatplanten)
Zaadplanten hebben een goed ontwikkeld wortelstelsel en vaatbundels die water en
voedingsstoffen door de plant transporteren. Zaadplanten hebben zich aangepast
aan het droge landleven en hebben vaak stevige bladeren en stengels. Een
wasachtige laag op hun bladeren helpt hen water vast te houden. Deze zaden
bevatten een embryonaal plantje dat kan uitgroeien tot een nieuwe plant.
Zaadplanten kunnen worden onderverdeeld in twee grote subgroepen: coniferen en
bloemplanten, die een enorme diversiteit aan bloemen voortbrengen. Zaadplanten
zijn essentieel voor ons ecosysteem en bieden ons voedsel.
Coniferen
Coniferen worden ook wel "kegel dragers" genoemd omdat ze kegels produceren in
plaats van bloemen of vruchten. Deze kegels bevatten zaden die zich ontwikkelen in
houtachtige schubben. Coniferen behoren tot de groep van naaktzadigen, wat
betekent dat hun zaden niet worden beschermd door een vrucht.
6. Bloemplanten
Bloemplanten, ook wel bekend als bedektzadige. Bestuiving vindt plaats wanneer
stuifmeel van de mannelijke delen van de bloem naar de vrouwelijke delen wordt
overgebracht. Dit leidt tot bevruchting en de ontwikkeling van het vruchtbeginsel. Na
de bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht, die het rijpe zaad
beschermt.
, Bouw van zaadplanten
Kiemings- en groeifactoren
De kieming en groei van planten worden beïnvloed door verschillende factoren. Belangrijke
kiemingsfactoren zijn onder andere de juiste temperatuur, vochtigheid, koolstofdioxide,
zuurstof, voedingszouten en licht. Om de groeivoorwaarden te optimaliseren, kun je zorgen
voor een goede bodemkwaliteit, regelmatige bewatering, voldoende licht en de juiste
voedingsstoffen.
Bouw en functie bladeren
De bouw van bladeren is aangepast voor fotosynthese, waarbij bladgroenkorrels een
cruciale rol spelen. Deze korrels bevatten pigmenten die licht absorberen en omzetten in
energie. Tijdens fotosynthese gebruiken bladeren zonlicht, koolstofdioxide en water om
glucose en zuurstof te produceren. Glucose dient als bouwstof en brandstof voor de plant,
terwijl zuurstof wordt vrijgegeven als bijproduct. Bladeren zijn dus essentieel voor de
assimilatie van voedingsstoffen en de dissimilatie van energie in planten.
Opbouw plantencellen
De celwand, gemaakt van cellulose, geeft stevigheid en bescherming aan de cel. Het
celmembraan reguleert de stofwisseling en transporteert stoffen in en uit de cel. Binnenin
bevindt zich het cytoplasma, dat organellen bevat. De vacuole in de cel slaat water en
voedingsstoffen op en geeft stevigheid aan de plant. De bladgroenkorrels spelen een
belangrijke rol bij het fotosynthese proces, deze kunnen omgezet worden naar
kleurstofkorrels en kunnen dienen als opslag voor zetmeelkorrels.
Bouw en functie van wortels
Wortels hebben een speciale structuur en verschillende functies. De bouw van wortels
bestaat uit een hoofdwortel en zijwortels die zich vertakken. De wortelharen aan de
uiteinden vergroten het oppervlak en helpen bij de opname van water en voedingsstoffen
uit de bodem. Wortels zorgen ook voor verankering van de plant in de grond, waardoor ze
stevig staan. Daarnaast slaan wortels reservevoedingsstoffen op, zoals zetmeel, om te
gebruiken wanneer dat nodig is.
Bouw en functie van de stengel
De stengel van een plant heeft een unieke structuur met hout- en bastvaten. Het houtvat
transporteert water en mineralen van de wortels naar de bladeren, terwijl het bastvat
suikers en andere voedingsstoffen van de bladeren naar andere delen van de plant vervoert.
Daarnaast speelt de stengel een rol bij het dragen van bladeren en bloemen, waardoor ze
optimaal zonlicht kunnen opvangen voor fotosynthese.