Begrippen psychologie
- Psychologie = De wetenschap van het gedrag & geestelijke processen van het
individu. Wetenschap is iets wat gebaseerd is op systematische feiten en
onderzoeken en kunnen aantonen. Bij psychologie gaat het echt om de feiten, niet
om visies etc.
Psychologie houdt zich niet alleen bezig met geestelijke processen, maar ook met
gedragingen.
→ Terrein van psychologie beslaat zowel interne geestelijke processen, die we
alleen indirect waarnemen (denken, voelen, begeren), als externe, waarneembare
gedragingen (praten, glimlachen, lopen).
→ Wetenschap van de psychologie is gebaseerd op objectieve,
verifieerbare gebeurtenissen.
- Experimentele psychologie = dingen onderzoeken, dingen te weten komen over
ons zelf zonder er per se gelijk iets mee te doen. ‘Zuivere wetenschap’. Voorbeeld:
filmpje over een man gekleed als zwerver, niemand helpt hem. Daarna met pak aan,
mensen helpen gelijk. “Bystander effect”.
- Toegepaste psychologie = gebruiken kennis die door experimenteel psychologen is
gevonden om problemen van mensen op te lossen dmv trainingen, psychologische
behandelingen etc. Werken op meest uiteenlopende plekken. Twee derde van
psychologen werkt als toegepast psycholoog.
Bijv: Wat maakt dat kwetsbare kinderen uit arme gezinnen ongezond leven en er
maar niet uitkomen? Wat is geschikte aanpak daarvoor?
of
Leroy (8 jaar) is na een auto ongeluk veranderd. Hij is agressief, gestopt met sporten
en komt ernstig aan in gewicht. Welke verklaring kun je hiervoor bedenken?
→ Hij is getraumatiseerd, dat speelt in zijn hoofd door.
- Je kan vanuit verschillende perspectieven geestelijke processen en gedrag verklaren.
- Biologisch perspectief = Geestelijke processen en gedrag verklaren aan
hand van biologie. Fysiologie bepaalt gedrag → genen, zenuwstelsel,
endocriene stelsel.
BV: waarom gebruikt hij drugs? het kan zijn dat hij van nature ongelukkig is, dat hij
bepaalde hormonen mist.
- Cognitief perspectief = Manier waarop informatie uit omgeving verwerkt wordt
bepaalt gedrag. Cognitie is alles wat te maken heeft met wat zich in je hoofd afspeelt.
Mentale processen: perceptie, leren, denken, geheugen
- Behavioristisch perspectief = processen verklaard vanuit de omgeving. Focus op
waarneembaar gedrag ipv innerlijke processen.
BV: als lokaal slecht verlicht is, zijn mensen ondeugender.
, Whole person: vanuit gehele persoon: wat mensen willen, kan je opdelen in:
- Persoonlijkheid = focus op karaktertrekken en temperament. BV: hij is gewoon een
sukkel van zichzelf.
- Psychodynamisch = focus op onbewuste processen. OA: behoeften, verlangens,
herinneringen, conflicten
- Humanistisch = menselijke motivatie jegens geluk. OA: respect, vrijheid,
zelfactualisatie.
- Ontwikkelingsperspectief = Mensen veranderen als gevolg van een interactie
tussen erfelijke eigenschappen en omgeving. Dus vanuit ontwikkeling: dat hoort bij
leeftijd of ‘dat heeft hij geleerd van zijn ouders’. Alles met betrekking op
ontwikkelingsfasen en opvoeding.
- Socio-cultureel perspectief = legt nadruk op belang van cultuur. Verschil met
bovenste: daar gaat het echt om je directe omgeving, dus je ouders, jezelf,
ontwikkelingsfase etc. Bij cultureel gaat het breder, dus land waarin je leeft, tijd
waarin je leeft etc.
- Biopsychologie = verklaren en voorspellen van menselijk gedrag en geestelijke
processen op basis van wat zich in lichaam afspeelt (biologisch perspectief).
- Evolutie = het geleidelijke proces van een biologische verandering van een soort dat
zich aanpast aan zijn omgeving.
BV: als je in Marokko bent geweest en je verbrand, je huid past zich dan aan en zo
kan je er volgende keer beter tegen.
- Natuurlijke selectie = de omgeving selecteert de best aangepaste organismen.
BV: je bent in woestijn, er is bijna geen water en er is brandende zon. Dan kunnen
mensen met donkere huidskleur beter overleven dan blanke mensen. Zo ontstaan er
daar meer mensen met donkere huidskleur in die omgeving. = evolutionaire
verklaring voor psychologische processen.
Erfelijkheid
- Elke cel heeft 23 chromosoomparen
- Chromosoom = lange, dunne en spiraalvormige draad waarlangs de genen zijn
gerangschikt als de kralen van een ketting. Chromosomen bestaan voornamelijk uit
DNA.
- Genen = segmenten van een chromosoom. Een chromosoompaar bestaat uit genen.
In je genen zit informatie over wat je lichaam zou moeten aanmaken. (Info over
vervaardigen van specifieke eiwitten) Dit is bepalend voor erfelijke lichamelijke en
psychische eigenschappen.
- DNA = lang, complex molecuul dat informatie bevat over alle genetische
eigenschappen.
- Genotype = alles wat je in aanleg zou kunnen zijn
- Fenotype = alles wat daadwerkelijk uit is gekomen
- Zenuwstelsel = netwerk van neuronen. Neuronen zijn cellen die gespecialiseerd zijn
om informatie te ontvangen, te verwerken en aan andere cellen door te geven.
, - Centrale zenuwstelsel = hersenen en ruggenmerg. Is van kardinaal belang. Als het
er niet is, ben je waarschijnlijk dood of verlamd.
- Perifere zenuwstelsel = alles wat er om centrale zenuwstelsel heen is. Bestaat uit
autonome en somatische zenuwstelsel.
- Autonome zenuwstelsel = gedeelte van zenuwen die automatisch werken. BV: je
maag verteert eten, daar hoef jij niet bij stil te staan. Bestaat uit sympatische en
parasympatische zenuwstelsel.
- Somatische zenuwstelsel = zenuwstelsel wat je zelf bestuurt.
- Sympatische zenuwstelsel = Deel van het autonome zenuwstelsel dat
boodschappen naar inwendige organen en klieren stuurt en ons in staat stelt te
reageren op stressvolle situaties en noodgevallen. Stimulerend.
- Parasympatische zenuwstelsel = Deel van het autonome zenuwstelsel dat de
dagelijkse routine van de inwendige organen in de gaten houdt en het lichaam weer
kalmeert nadat dat door het sympatische zenuwstelsel in staat van paraatheid is
gebracht. Tegenovergestelde van sympatische zenuwstelsel.
- Plasticiteit = vermogen van het zenuwstelsel om zich aan te passen of te
veranderen. Dankzij plasticiteit kunnen we leren door ervaring, en is het zenuwstelsel
in sommige gevallen in staat fysieke beschadigingen te compenseren.
Neuronen kunnen dus nieuwe verbindingen maken, verbindingen afbreken of oude
versterken. Als je iets vaak doet, word je er beter in omdat die hersendelen
daadwerkelijk groeien.
BV: Als een violist langer studeert, wordt het motorische gebied van de hersenen dat
is verbonden met de vingers aan de linkerhand groter.
- Endocriene stelsel: hormonen = Wat zijn hormonen en wat is de functie?
Hormonen zijn stofjes in het lichaam die signalen afgeven van wat er gedaan moet
worden.
Voorbeelden van hormoonklieren met specifieke functies:
- hormonen uit bijnieren: waarschuwing bij spanning, stofwisseling gaat dan
sneller
- hormonen uit schildklieren: lichamelijke groei, metabolisme
- hormonen uit ovaria/testes: seksuele reacties, seksuele ontwikkeling
Voorbeeld: wanneer dak nu instort, komt er ineens een hormoon vrij wat er voor
zorgt dat iedereen opeens heel hard kan rennen → adrenaline.
- Hypofyse = hoofdklier. Produceert hormonen die de afscheiding van de andere
endocriene klieren beïnvloedt. ‘Baas van hormonen’
Drie lagen van het brein:
1. ‘Reptielenbrein’ (hersenstam) = gedeelte van hersenen, binnenste kern die gaat
over aandacht, ‘alarmcentrale’, dingen uit automatische piloot zoals slapen, angst,
bewegen doe je met behulp van je reptielenbrein. Meest vitale functies (leven en