Samenvatting Biologie vwo 4. Nectar H2 cel en leven. In de samenvatting zit informatie over organisatieniveaus, uitleg over onderdelen van de cel, de verschillende transport in de cel, uitleg over DNA (met plaatjes) en over de celcyclus. Informatie sluit aan bij het boek: Nectar ed 4.1 vwo 4 FLEX b...
H2 Cel en Leven
2.1 cellen leven samen
Organisatieniveaus = geven een indeling van biologische structuren. Waarbij elk
volgend niveau complexer is en voortbouwt op onderdelen uit onderliggende
niveaus.
Molecuul. Bestaan uit twee of meer atomen. Het zijn de kleinste deeltjes van
een stof met nog alle eigenschappen van de stof.
Organel. Een onderdeel van de cel met een bepaalde taak.
Cel. De functionele basiseenheid van elk organisme. Een cel bevat
cytoplasma en erfelijk materiaal en is omringd door een membraan.
Weefsel. Het is een groep cellen met dezelfde bouw en functie.
Orgaan. Bestaat uit verschillende weefsels die samenwerken aan een
bepaalde taak.
Orgaanstelsel. Omvat diverse organen die samen een bepaalde taak hebben.
Organisme. Een levend wezen.
Populatie. Een groep organisme van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Levensgemeenschap. Alle organisme in een bepaald gebied.
Ecosysteem. Een begrensd gebied waarin organismen met elkaar en met de
levenloze natuur relaties hebben.
Systeem Aarde. Alle ecosystemen: de fysische, chemische en biologische
processen op aarde en hun onderlinge interacties.
Emergente eigenschap = een eigenschap op een hoger organisatieniveau die
ontstaat door interactie van delen op een lager organisatieniveau. Bijv. een fiets.
Levenskenmerken = vertonen organismen altijd, of gedurende een bepaalde tijd. Ze
zijn niet altijd zichtbaar.
- Beweging
- Groei en ontwikkeling
- Voortplanting
- Stofwisseling (opnemen, omzetten en afgeven van stoffen)
- Waarnemen van en reageren op prikkels
Stamcellen = hebben het vermogen om zich te blijven delen en ze kunnen
differentiëren in gespecialiseerde celtypen
Celdifferentiatie = ontstaan van cellen die verschillen in grootte, vorm en functie
2.2 cellen
Eukaryote cel = een cel met een kern
Dierlijke en menselijke cellen bestaan uit een celmembraan, grondplasma en
organellen. Organellen hebben elk een eigen functie. binas tabel 79B en 79C
Cellen kunnen de volgende organellen en onderdelen bevatten:
- Celkern. Omgeven door kenmembraan met poriën en bevat DNA-
moleculen met bouwinstructies om eiwitten te maken
, - Ribosoom. Kleine losliggende korreltjes of korreltjes of het ruw ER. Ze
koppelen aminozuren aan elkaar tot eiwitten.
- Ruw endoplasmatisch reticulum (RER). Netwerk van twee membranen die
dicht tegen elkaar aanliggen met ribosomen. Het bewerkt en transporteert
eiwitten die door de ribosomen zijn gemaakt.
- Glad endoplasmatisch reticulum (GER). Netwerk van twee membranen die
dicht tegen elkaar aanliggen. Het maakt vetachtige stoffen zoals
fosfolipiden en maakt in de lever giftige stoffen onschadelijk.
- Transportblaasjes. Kleine blaasjes met een membraan vervoeren eiwitten
van het ene organel naar het andere
- Golgisysteem. Stapel platte membraanzakken. Eiwitten en vetachtige
stoffen uit het ER gaan via transportblaasjes naar het golgisysteem, dat
de stoffen bewerkt, sorteert en in transportblaasjes verpakt.
- Mitochondrium. Glad buitenmembraan en een geplooid binnen
membraan. Ze breken glucose af met behulp van O2. Dat levert
energierijke moleculen ATP op voor het functioneren van een cel.
- Lysosoom. Blaasjes met verteringsenzymen afkomstig van het
golgisysteem. Breken versleten organellen af.
- Cytoskelet. Draadvormig netwerk van structuureiwitten (= geven een cel
stevigheid en vorm). Langs eiwitdraden van cytoskelet verplaatsen
organellen zich door de cel.
- Centriolen. Twee loodrecht op elkaar staande buisjes van eiwitten.
Eiwitdraden hechten zich eraan die nodig zijn voor splitsing van DNA-
moleculen bij celdeling. (alleen bij dierlijk en menselijk cel)
Een plantencel bevat dezelfde organellen en onderdelen als een dierlijke cel, alleen
centriolen ontbreken. Andere verschillen:
- plantencel is omgeven door een celwand. Dit is geen organel.
- Volwassen plantencellen hebben een centrale vacuole. ‘
- Plastiden. Cellen in de groene delen van planten hebben chloroplasten in het
grondplasma. Hier vindt fotosynthese plaats. chromoplasten = oranje, rode
of gele kleurstofkorrels. Amyloplasten = zetmeelkorrels zonder kleur.
2.3 celmembranen en transport
Cellen en hun omgeving bevatten veel water. Beide vloeistoffen zijn gescheiden door
een celmembraan. Dat bestaat uit een dubbele laag vetachtige moleculen (=
fosfolipiden). De staarten van fosfolipiden liggen naar elkaar toen en vormen een
hydrofobe laag. De koppen vormen de binnen en buitenzijde van het membraan en
dat is hydrofiel.
Diffusie = de spreiding van een stof van hoge concentratie naar een lage
concentratie. Het is een passief transport (= het kost geen energie).
Gefaciliteerd transport = transport via eiwitpoorten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annejung. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,19. Je zit daarna nergens aan vast.