Psychopharmacology (Meyer & Quenzer)
-Ch. 1: Principles of Pharmacology
-Ch. 2: Central Nervous system
-Ch. 3: Signaling
-Ch. 4: Methods in Psychopharmacology
-Ch. 5-8: Neurotransmitter systems
-Ch. 14: Cannabinoids
HC 1: Inleiding farmacologie & communicatie in het centrale zenuwstelsel
A. Basale farmacologie
Hoofdvraag: Hoe werkt een bepaalde stof in het lichaam?
Op moleculair, cellulair, weefsel (tissue) en organisme level
Wat is farmacologie?
Farmacologie is de wetenschap die moleculen (of mengsels daarvan) onderzoekt voor preventie,
diagnose en behandeling van ziekten (“moleculen”: today mostly chemically identified molecules,
historically often extracts from plants, animals etc.; “prevention, diagnosis and treatment”: broad
use; “disease”: not limited to human uses)
Definities
-Farmacokinetiek: wat doet het lichaam met de drug?
-Farmacodynamica: wat doet de drug met het lichaam? (receptoren, enzymen, second messengers)
-Farmacotherapie: welke drugs kiezen voor welke aandoening en patient?
,Farmacokinetiek
Blood-brain barrier
Een aantal barrieres spelen een rol: bloed-brein en placenta barriere daar heb je dus mee te
maken als je aandoeningen gaat behandelen met stoffen
-Bloedvaten lopen door CSF, hier komen stoffen vanuit bloed in terecht en dit gaat door naar de
hersenen. In de hersenen zitten endocyten die tight junctions hebben. Dit zorgt voor bescherming: ze
zijn zo gekoppeld zodat er niks langs kan komen (met name in water oplosbare stoffen). Om de tight
junctions zitten astrocyten uitlopers (in de spieren bv moet glucose vanuit het bloed juist snel
worden opgenomen, dus zou dit onhandig zijn). Er zijn ook allerlei transportsystemen.
,De bloed-brein barriere is niet overal (helemaal) present
(/uitgebreid):
-Area postrema of chemical trigger zone (CTZ); ‘vomiting
center’: een systeem in het brein waar de BB barrier lek is. Dit
heeft als functie dat het giftige stoffen kan detecteren. Zo kan
bijvoorbeeld dopamine gemakkelijk de CTZ binnen komen.
-Median eminence (hypothalamus); neurohormone release
(bv vasopressine afgegeven) (releasing factors vanuit
hypothalamus migreren makkelijk naar hypofyse)
Drug metabolisme
Lever: heeft veel enzymsystemen die binnenkomende
geneesmiddelen metaboliseren en daar metabolieten van
maken, die dan beter wateroplosbaar zijn
Fase 1: reductie of oxidatie, waardoor de stof beter wateroplosbaar is. Vaak zijn de producten
hiervan stoffen die werkbaar zijn
Fase 2: toevoeging van een ander molecuul (bv methylering), daarmee werking stof verminderd en
beter wateroplosbaar. Hierdoor makkelijker door de nieren uitgestoten
Drug clearance
-Geneesmiddelen worden via de lever afgebroken en gaan dan naar de nieren (of de gal) waar ze
uitgevoerd kunnen worden in faeces
-Clearance meten met grafiek met halfwaardetijd (kinetica)
Farmacodynamica waar een half max effect is (log schaal)
Farmacodynamica
Target site: neuron receptor
-Agonist: effect
, -Antagonist: zorgt ervoor dat agonist niet kan binden (=belangrijk mechanisme dat bij
hersenaandoeningen wordt gebruikt; bv antipsychotica)
Klinische farmacologie
Hoofdvraag: Wat gebeurt er in een patient? (farmacologie van de levende mens)
Effectiviteit, veiligheid, kinetiek
-Nadruk op variabiliteit tussen en binnen individuen
-Voornamelijk gedaan door artsen en apothekers
Farmacotherapie
Hoofdvraag: Hoe kan ik deze patient helpen?
- Gebruik van drugs in dagelijks medische praktijk (niet altijd gebaseerd op wetenschappelijk bewijs)
-Met name artsen
--Gaat farmacologie als een wetenschap voor
-Nieuwe ontwikkelinge: farmacogenetica en gepersonaliseerde medicijnen (op basis van de info
besluiten welk geneesmiddel je gebruikt; hoe vaak; concentratie)
Farmacogenetica
-Zoeken naar genetische factoren die therapeutische effectiviteit voorspellen
-Variatie in farmacokinetische factoren:
-Absorptie, distributie, eliminatie
-Bv drug-metaboliserende enzymen (vooral in lever)
(bv. Cytochrome P450 family)
Cytochrome P450 familie: op 1 plek in het enzym zit
een ander aminozuur waardoor het enzym verschillend werkt.
Metabolisme bij anti-kanker of anti-malaria pillen is
verschillend afhankelijk van de versie van het enzym. (Hetzelfde
enzym breekt anti malaria veel slechter af als patient dus
lijdt aan malaria niet veel van amodiaquine geven; bij kanker
patient omgedraaid)
-Variatie in farmacodynamische factoren
-Receptoren, enzymen, second messenger systemen
-Bv polymorfisme van het gen voor de serotonine transporter (met de consequenties voor
antidepressieve drug effectiviteit)
-Andere factoren zoals demografische factoren (geslacht, leeftijd, dieet etc) spelen ook een rol in
drug effectiviteit
B. Neurofarmacologie: communicatie in het centrale zenuwstelsel