Historische context Republiek
Hoofdvraag: Waardoord brak er een opstand uit in de Nederlanden? 1515-1572
Kenmerkende aspecten 14, 17, 21, 23
In 1515: Karel V was heerser over een deel van de gebieden in de huidige Benelux,
hij voegde steeds andere Nederlanden toe aan zijn rijk. In 1543 werd hij heer over
alle zeventien provinciën/ gewesten der Nederlanden. In de 15 e eeuw hadden de vele
steden geprofiteerd van handel en geldeconomie, ze groeiden, ook in de 16 e eeuw.
Een deel van het geld dat de stedelingen verdienen, moesten ze afdragen aan hun
heer, Karel V. in ruil daarvoor kregen ze allemaal voorrechten/ privileges: stad mocht
verdedigingsmuren bouwen, inwoners mochten zelf rechtspraak regelen. Dankzij
deze privileges hadden steden en burgers een sterke positie gekregen. Maar Karel V
had andere belangen: hij probeerde zijn gebieden zo veel mogelijk vanuit een plaats
te regeren, als eenheid: centralisatie/ staatsvorming. Brussel werd het politieke
centrum van de Nederlanden. Er kamen drie Collaterale raden, die hem moesten
ondersteunen. In 1531 werd dit stelsel ontstaan.
- De Raad van State: bracht advies uit over al het beleid in de zeventien
provinciën.
- De Geheime Raad: die wetten voorbereidde en uitvaardigde en toezag op de
uitvoering door steden en gewesten.
- De Raad van Financiën: stelde begrotingen op en hield zich bezig met bedes:
de verzoeken om geld aan alle steden en gewesten.
In de raden zaten hoge edellieden, maar ook ambtenaren. Het aantal ambtenaren
groeide, dit ergerde de edellieden. De raden waren een onderdeel van de
centralisatiepolitiek en waren een oorzaak voor het verzet in de Nederlanden. De
hervormingen zorgen voor ontevredenheid onder burgers en edellieden, die vonden
dat hun vrijheden en rechten werden bedreigd.
Ook op religieus gebied ontstond er onrust. Eeuwenlang was de grote meerderheid
van West-Europa katholiek geweest, maar in de 16 e eeuw stond een religieuze crisis:
de Reformatie. Een groeiende groep gelovigen vond dat de katholieke kerk bol stond
van misstanden. De bekendste critici waren de monniken Maarten Luther en
Johannes Calvijn. In april 1521 moest Luther zichzelf verdedigen voor de Rijksdag in
Worms. Dit was een vergadering van Duitse vorsten, geestelijken en steden. Karel V
was voorzitter en wilde dat Luther zijn ketterij herriep. Deze ketterij was: Luther had
in 1517 de aflatenhandel bekritiseerd en hij wilden een einde maken aan de
heiligenverering en andere soorten ‘bijgeloof’. Vanwege deze houding deed de paus
hem in de ban. Op de Rijksdag in Worms kreeg Luther nog één kans om zijn
uitspraken terug te nemen, dit deed hij niet. Karel V verklaarde heb vogelvrij: hiermee
was de scheuring in de christelijke kerk een feit. Dit was een enorme verandering in
Europa. Tot de Rijksdag hadden velen gehoopt dat de kerk van binnenuit kon
hervormen, maar dat bleek nu onmogelijk. Na de Rijksdag kreeg Luther bescherming
van Duitse vorsten, zijn aanhang groeide sterk en vormde uiteindelijk een aparte
lutherse kerk.
,Calvijn en Luther moedigden gelovigen aan de Bijbel te lezen, en mensen te laten
teruggaan naar het oorspronkelijke geloof. De Bijbel moest ook in volkstaal worden
verspreid, dit werd makkelijker door de uitvinding van de boekdrukpersen in de 15 e
eeuw. Dit leidde tot een afsplitsing van de katholieke kerk: het protsetantisme: het
geheel van stromingen die zijn ontstaan uit protest tegen misstanden van de
katholieke kerk. De belangrijkste zijn calvinisme en lutheranisme.
Karel V bleef katholiek, hij vond dat de protestanten zijn rijk verstoorden en liet hen
vervolgen. In het Duitse Rijk, waar hij keizer was, slaagde Karel er echter niet in om
het protestantisme te drukken. Er waren in Duitsland veel vorsten luthers geworden
in 1555: er gold daar: cuius regio, eius religio. Wiens gebied, diens religie. De
vorsten bepaalden het geloof en de onderdanen moesten hem volgen.
In de Nederlanden waren er meer aanhangers bij Calvijn. Hij was van mening dat
lagere overheden zich mochten verzetten tegen hogere overheden als deze Gods
geboden niet juist diende. Calvijn vond ook dat onderdanen zonder toestemming van
hun vorst een kerk mochten beginnen. Dit deden calvinisten in de Nederlanden dus
ook. In 1550 stelde Karel V nog eens duidelijk dat Ketters: iemand die een andere
geloofsleer aanhangt dan het officiële, de doodstraf moesten krijgen. Dit werd als
snel als bijnaam Bloedplakkaat genoemd. In 1550 bepaalde Karel V dit,
tegenstanders van dit bevel (de doodstraf) noemden dit een bloedplakkaat. Zelfs op
het lezen van ketterse teksten stond de doodstraf. Protestanten werden al langer
vervolgd. In 1523 waren de eerste lutheranen in Brussel tot de brandstapel
veroordeeld. Filips II zette in 1555 na zijn vaders dood dit beleid voort, hij hernieuwde
de bloedplakkaten. Naar schatting zijn onder beide ongeveer 3000 mensen als ketter
gedood. De Bloedplakkaten waren een oorzaak voor het verzet in de Nederlanden.
Veel inwoners waren het er niet mee eens dat de nieuwe heer, Filips II deze
kettervervolgingen doorzette, ook de katholieken. Zij wilden dat Filips zich
verzoenend opstelde en hun oude vrijheden en privileges respecteerde. In april 1566
diende een groot aantal edellieden een Smeekschrift aan, het Smeekschrift der
Edelen. Dit was een verzoek om de kettervervolgingen in de Nederlanden te staken.
Filips was afwezig, maar zijn plaatsvervanger besloot de vervolgingen tijdelijk te
stoppen.
Daarom durfden veel mensen die zomer naar calvinistische preken te gaan. Omdat
de calvinisten geen kerk hadden en hun geloof nog steeds verboden as, vonden die
preken plaats in de buitenlucht. Ze werden Hagenpreken genoemd. Ze vonden
plaats buiten bereik van stadsbesturen, die misschien toch zouden ingrijpen. Aan het
einde van de zomer escaleerde de situatie. Sommige calvinisten sloegen
heiligenbeelden en andere versieringen kapot in katholieke kerken. Dit leidde tot een
reeks van vernielingen in kerken in de Nederlanden: de Beeldenstorm. Voor Filips
was de Beeldenstorm het bewijs dat hij ketters moest blijven vervolgen. Hij gaf de
schuld aan adel, zij wilden namelijk een milde opstelling. Filips stuurde de Hertog van
Alva naar de Nederlanden om de orde op zaken te stellen. Alva richtte een speciale
rechtbank op om alle schuldigen van de Beeldenstorm te straffen: de Raad van
Beroerten/ Bloedraad. Duizenden ontvluchtten Nederland.
, Onder de vluchtelingen was ook Willem van Oranje, een hoge edelman en
stadhouder van Filips in Holland, Zeeland en Utrecht. Hij was zelf nog katholiek maar
hij was tegen kettervervolgingen. Hij vond dat Filips te veel macht naar zich toetrok
en oude privileges aantastte. Hij legde zijn stadhouderschap neer en riep tot verzet.
Hij bracht legers op de been die de Nederlanden binnenvielen, deze veldtochten
mislukten vaak. De watergeuzen hadden wel succes. Deze opstandelingen kregen
toestemming van Willem om op zee schepen aan te vallen en in feite een
guerillaoorlog te voeren in Hollland en Zeeland. In 1572 veroverden ze het stadje
Den Briel, vanaf dat moment sloten steeds meer mensen zich aan bij de opstand. Dit
was een belangrijke wending. Willem van Oranje werd nu onbetwiste leiden en de
Staten van Holland erkenden hem opnieuw als stadhouder. Oranje was nu
aanvoerder tegen de Spaanse troepen, en dus tegen Filips.