Hoofdstuk 1 Inleiding in enkele douanebegrippen
1.1 Introductie in douane problematiek
De controles aan de binnengrenzen van Nederland (de oostgrens en zuidgrens) worden niet meer verricht, maar is een
goede controle aan de buitengrenzen (bijvoorbeeld de haven van Rotterdam of Schiphol) van essentieel belang. Er is met de
Brexit formeel geen extra buitengrens erbij gekomen – de havens waren immers al geen buiten grenzen – er is wel een
specifieke vorm van grenstoezicht erbij gekomen. Het ferryvervoer moet namelijk weer gecontroleerd worden. De
binnengrenzen kunnen in sommige gevallen wel een rol spelen. Zo is de omzetbelasting, verbruiksbelastingen en accijnzen
in de EU niet geharmoniseerd. In fiscale zin zijn de binnengrenzen nog steeds van betekenis. Ook op niet-fiscale vlakken
zoals wapens en munitie, veterinaire bepalingen, uitvoer van strategische goederen of de bescherming van uitheemse
diersoorten gelden er bepaalde maatregelen. In een aantal gevallen is het overschrijden van de binnengrens dus toch het
moment waarop het Nederlandse regime ingaat. Er bestaat ook de mogelijkheid om de binnengrens te sluiten met als
voorbeeld de mond- en klauwzeeruitbraak in 2001.
Een belangrijke inkomstenpost voor het rijk en een essentieel beginsel van een douane-unie is het heffen rechten bij invoer
en uitvoer. Rechten bij uitvoer bestaan al heel lang niet meer. Hierbij is het belangrijk over welke maatstaf geheven wordt
(de douanewaarde) en welk percentage er van toepassing is (het douanetarief). Het percentage is afhankelijk van het soort
goed. Goederen kunnen ook worden opgeslagen in een douane-entrepot om onder toezicht vast te stellen wat er met
bepaalde goederen moet gebeuren. Met andere woorden de goederen staan onder douanetoezicht.
1.2 De Europese Unie
Naast de Nederlandse douaneregels en de Nederlandse douane heeft het Nederlands bedrijfsleven ook veel te maken met
de Europese regels. In 1951 richten verschillende landen de EGKS op (Europese gemeenschap voor Kolen en Staal. De
lidstaten hebben een deel van hun soevereiniteit aan de EGKS overgedragen. Naast de EGKS werden in 1957 ook de EEG
(Europese Economische Gemeenschap) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA of EURATOM) opgericht. In
het verdrag van Maastricht – in 1991 – werd besloten om een Europese Unie te vormen met een gemeenschappelijke
munt; de euro. Vanaf dit moment werd er besloten niet alleen op economisch vlak, maar ook op het gebied van
veiligheidspolitiek en justitie. De meeste recente uitbreiding vond plaats in 2013 met de toetreding van Kroatië. Tot het
vertrek van Groot Brittannië 28 lidstaten, maar nu dus 27.
1.3 Vrijhandelszone en douane-unie
De EU vormt dus een douane-unie, in tegenstelling tot een vrijhandelszone. Een vrijhandelszone is een
samenwerkingsverband tussen landen die onderling geen douanerechten heffen. Als producten worden ingevoerd uit een
land dat niet meedoet, dan worden er douanerechten geheven. In dit geval mag ieder land zelf de hoogte van het
douanerecht bepalen. Bij een douane-unie wordt gezamenlijk bepaald welk douanerecht er aan de buitengrenzen wordt
gehanteerd. Eigenlijk bestaan de verschillende landen ten minste voor de douanerechten niet meer en vormt de douane-
unie één land. Voorbeelden van een vrijhandelszones zijn de:
EVA: de Europese vrijhandelsassociatie. Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein zijn hier lid van.
ASEAN: Association of Southeast Asian Nations; een vrijhandelszone van tien landen in Zuidoost-Azië.
Afrikaanse Unie; bestaande uit alle Afrikaanse landen met uitzondering van Marokko.
Caricom-handelzone, ofwel de Caribische Gemeenschap met 15 leden (zoals Antigua en Barbuda, Barbados,
Belize, Haïti, Jamaica, Suriname en Trinidad en Tobago), 5 geassocieerde leden en 8 waarnemende landen.
NAFTA, North American Free Trade Association; Canada, de VS en Mexico.
1.4 Relevante wet- en regelgeving
Er gelden in het handelsverkeer binnen de EU vaste regels. Er zijn drie groepen van wetgeving die van toepassing zijn in het
internationaal handelsverkeer.
Wetgeving op wereldwijd niveau (mondiaal):
GATT (General Agreement on Tarrifs and Trade) tegenwoordig is dit de WTO (World Trade Organization).
Afspraken over douanewaarde, classificatie, oorsprong, AEO en andersoortige veiligheidsnormen,
importvoorwaarden, antidumpheffingen en tariefverlagingen.
WCO (World Customization Organization), vroeger de IDR (Internationale Douaneraad). De WCO heeft een
naamlijst ontwikkeld voor alle mogelijke goederen die wereldwijd worden gebruikt.
ITA (Information Technology Agreement). Het doel hiervan is de douanerechten op IT-producten volledig af te
bouwen. Zeker gezien de omvang van de globale handel in de IT-sector.
Europese wetgeving, aan aangeduid als Uniewetgeving:
Uniewetgeving is de belangrijkste bron. Hieronder vallen honderden verordeningen en richtlijnen waarin regels
zijn vastgelegd voor het handelsverkeer.
Communautair Douanewetboek (CDW) sinds 1993. Communautair is vrijwel te vertalen als Europees.
Sinds 2016 zijn de CDW en TCDW niet meer van toepassing. De Europese wetgeving is door het verdrag van
Lissabon op een ander wijze tot stand gekomen. Op dit moment zijn de volgende verordeningen van kracht;
Douanewetvoek van de Unie (DWU), de Gedelegeerde Verordering DWU en de Uitvoeringsverordening DWU.
, Naast de onderwerpen uit het DWU zijn er nog twee afzonderlijke verordeningen; het Gemeenschappelijk
douanetarief en de definitieve vrijstelling bij invoer.
Nationale wetgeving: Sinds 2008 zijn de nationale wettelijke regels vastgelegd; de Algemene douanewet (Adw),
het Algemeen douanebesluit (Adb), en de Algemene douaneregeling (Adr).
Guidelines: het doel is om zowel de douaneautoriteiten alsook het bedrijfsleven te voorzien van een handreiking
teneinde een correcte geharmoniseerde implementatie van de bepalingen uit het DWU en verwante wetgeving.
Handboek Douane; hierin zijn veel richtsnoeren en handreikingen opgenomen voor de douanemedewerkers. Dit
is handig want hierin is opgenomen hoe medewerkers moeten handelen en zijn termen en begrippen nader
toegelicht. Dit wordt formeel gezien door de Staatsecretaris gepubliceerd. De Nederlandse Douane en het
Ministerie van Financiën redigeren het handboek.
1.5 Toepassing van de douanewetgeving
Het is van belang dat de douanewetgeving in de hele Unie op dezelfde wijze worden toegepast. In de praktijk blijkt het niet
altijd eenvoudig om de bepalingen ook op dezelfde wijze te interpreteren. Zo bestaat er een Comité Douanewetboek dat
bestaat uit vertegenwoordigers van alles lidstaten en de Europese Commissie. Het Comité is belast met de voorbereiding
van de nadere douanewetgeving van de Commissie. Bij de interpretatie van bepalingen kan niet worden voorkomen dat er
toch verschillen in inzicht ontstaan, zeker tussen het bedrijfsleven en de douaneautoriteiten. Er kan bezwaar of beroep
worden ingediend of een persoon of bedrijf het niet eens is met een besluit van de douane. Wanneer de rechterlijke
colleges twijfelen aan een interpretatie van een douanebepaling kan er een beroep worden gedaan op het Europees Hof
van Justitie.
Als de Europese Commissie meent dat een lidstaat de wetgeving of bevoegdheden onjuist toepast, dan kan de Europese
Commissie de lidstaat voor het Hof dagen omdat deze lidstaat in strijd handelt met het Unierecht. Deze procedure wordt
aangeduid als inbreukprocedure.
1.6 Het douanegebied van de Unie
Het DWU vormt een belangrijke basis voor het handelen van de Douane en de verplichtingen waar iedereen zich aan moet
houden. Zo oefent de douane toezicht uit of de goederen wel worden aangegeven en of de invoerrechten worden betaald.
Dit toezicht wordt alleen uitgeoefend in het douanegebied van de EU. In Artikel 4 van het DWU is gedetailleerd
geformuleerd tot welke gebieden de douane gebieden behoren. Bijvoorbeeld bij het Koninkrijk België is geen toevoeging
opgenomen, zodat het hele grondgebied tot douanegebied behoort. Bij Denemarken zien we een uitzondering, namelijk;
de Faeröer en Groenland worden niet tot het douanegebied gerekend.
1.7 Douanestatus
Wanneer de goederen het grondgebied van de Unie binnenkomen, zal de douane op deze goederen toezicht uitoefenen. Er
wordt niet over alle goederen oneindig douanetoezicht uitgeoefend. Of er toezicht wordt uitgevoerd hangt af van het
beginsel van de douanestatus van de goederen. Betreft het bijvoorbeeld bloembollen uit Lisse of gaat het over porseleinen
vazen uit China en die nog ‘ingevoerd’ moet worden. De term douanestatus wordt in artikel 5 lid 22 gedefinieerd als “de
status van goederen, zijnde het Unie-, hetzij niet-Uniegoederen”. Het verschil wordt aangegeven in Unie(communautair) of
niet-Unie(niet-communautair) goederen. Ook wel de T1 (vrije goederen) of T2 termen worden hierbij gebruikt. Onder de
status van Uniegoederen wordt verstaan:
Goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Unie zonder toevoeging van goederen die zijn
ingevoerd uit landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie.
Goederen die in het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht uit landen of gebieden buiten dat gebied en
die in het vrije verkeer zijn gebracht.
Goederen die in het douanegebied van de Unie zijn verkregen of vervaardigd, hetzij uitsluitend uit goederen als
bedoeld onder b), hetzij uit goederen als bedoeld onder a) en b).
Hierna worden drie dubonderdelen uitgewerkt.
Sub a. Bij sub a gaat het om goederen die in de Unie zijn geproduceerd, ofwel om goederen die geheel in de EU
zijn verkregen. Voorbeeld: een rund dat is geboren in Heerenveen is een Uniegoed. Ook de melk en de boter die
hiervan afkomstig is een Uniegoed.
Sub b. In dit geval gaat het om goederen die niet zijn verkregen in de Unie maar die wel in het vrije verkeer van de
Unie zijn gebracht en waarvoor dus heffingen zijn betaald en aan andere maatregelen zijn voldaan. Voorbeeld: als
schapenvlees uit Australië komt en alle douanerechten worden betaald, dan wordt het vlees in het vrije verkeer
gebracht en dus een Uniegoed wordt.
Sub c. Bij de laatste mogelijkheid gaat het om goederen die zijn verkregen uit: goederen die in het vrije verkeer
zijn gebracht (bijvoorbeeld het schapenvlees uit Australië) of goederen die in het vrij verkeer zijn gebracht én
goederen die geheel in de Unie zijn verkregen (bijvoorbeeld vlees vervaardigd uit enerzijds in de Unie verkregen
schapenvlees en anderzijds uit Australië verkregen schapenvlees dat in het vrije verkeer is gebracht).
Niet-Unie goederen zijn goederen die niet als een Uniegoed te kwalificeren, zij automatisch een niet-Unie goed zijn en
goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben verloren. Er wordt nog opgemerkt wanneer goederen hun status
van Uniegoederen verliezen en dus niet-Uniegoederen worden – wanneer ze onder de douaneregeling uitvoer worden
,geplaatst. Niet-Unie goederen zijn bijvoorbeeld goederen die uit Brazilië worden verkregen en die nog niet in het vrije
verkeer zijn gebracht.
1.8 Heffingsgrondslagen van douanerechten
Belastingen hebben meestal enkele heffingsgrondslagen gemeen. Zo wordt elke heffingswet zowel een subject (van wie
wordt een belasting geheven) als een object (waarover moet de belasting worden berekend) gedefinieerd. Bij de
douaneaangiften zijn de bovenstaande heffingsgrondslagen te onderkennen. Er zijn vier heffingsgrondslagen te
onderscheiden:
Het belastbare feit; Hierin staat onder meer wanneer een douaneschuld ontstaat, bijvoorbeeld indien
invoerrechten onderworpen aan niet-Uniegoederen in het vrije verkeer worden gebracht. Het belastbaar feit is
hier dus in het vrije verkeer brengen van goederen.
Het subject van de belasting ofwel schuldenaar; Hierin is vermeld wie de belasting moet betalen. Soms is het
lastig om de schuldenaar aan te merken.
De maatstaf van heffing; Hoe hoog is de douaneschuld, dat wordt hierin vastgesteld. Dat is enerzijds afhankelijk
van de hoogte van het tarief en anderzijds van de maatstaf van heffing waarover dat tarief wordt geheven. De
maatstaf van heffing kan verschillend zijn:
De douanewaarde (ad valorem-rechten)
De hoeveelheid (uitgedrukt in kilogram, liter enz.)
Het gehalte (bijvoorbeeld: het alcoholvolume gehalte)
Het tarief; De laatste vraag is hoeveel er verschuldigd is. De verschuldigde rechten worden gebaseerd op het
‘gemeenschappelijk douanetarief’. Ten eerste heeft het betrekking op de hoogte van de te heffen belasting of het
tarief heeft betrekking op de lijst met goederen met de daarbij behorende percentages.
Ook speelt in het douanerecht de oorsprong van de goederen een rol; waar zijn de goederen gemaakt. Afhankelijk daarvan
is namelijk een hoger of lager tarief van toepassing.
1.9 Soorten rechten bij invoer
Als goederen in het vrije verkeer worden gebracht dan moeten dus de rechten bij invoer worden betaald. Deze zijn verdeeld
in de volgende drie soorten:
Douanerechten; dit zijn de rechten die betaald moeten worden bij het in het in vrije verkeer brengen van
goederen. Deze zijn bedoeld ter bescherming van de interne (Unie) markt.
Heffingen van gelijke werking; de meest bekende wet hierin is de antidumpingheffing. Dit is een heffing die naast
het gewone invoerrecht wordt ingesteld en specifieke handelspolitieke redenen heeft. Antidumpingheffing wordt
ingesteld nadat een in de EU gevestigde bedrijfstak klaagt over schade die zij ondervindt of dreigt te ondervinden
doordat producten uit derde landen in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht onder de thuismarktprijs van
het exporterende land. Door het heffen van de antidumpingheffing wordt het prijspeil van het product verhoogd.
Rechten bij in- of uitvoer, die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid e.d.;
Naast de Europese rechten worden bij in het vrije verkeer brengen ook nationale belastingen geheven. Het gaat dan over;
Omzetbelasting
Accijns op bier, wijn, tussenproducten, overige alcoholhoudende producten en tabak
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken, pruim en snuiftabak.
, 2 Het systeem van toezicht
2.1 Inleiding
Wanneer goederen de EU binnekomen zal dit voor Douane aanleiding zijn om de goederen in meer of mindere mate te
volgen, vanaf dat moment begint het douanetoezicht over de goederen. Op een gegeven moment wordt dit ook beëindigd,
in dit hoofdstuk komt de keten tussen deze twee momenten aan bod. Aan de volgende verplichtingen moet worden
voldaan:
Voorafgaand aan de aankomst moet een summiere aangifte worden ingediend.
Na aankomst worden de goederen aangebracht
De goederen bevinden zich dan in de tijdelijk opslag
Vervolgens krijgen goederen een vervolgbestemming. In de meeste gevallen worden de goederen onder de
douaneregeling geplaatst
Voor het plaatsen onder de douaneregeling moet in beginsel een douaneaangifte worden gedaan
2.2 Wat is douane toezicht
Douanetoezicht wordt gedefinieerd in artikel 5 lid 27 als de activiteiten die door de douaneautoriteiten in het algemeen
worden ontplooid teneinde te zorgen voor de naleving van douanewetgeving en, in voorkomend geval, van de andere
bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn.
Ook wordt in artikel 134 DWU nader uitgeschreven. Hieruit volgt dat de goederen onder douanetoezicht kunnen worden
onderworpen aan douanecontroles die zien op een enorme reeks van maatregelen, namelijk:
Verboden op beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare zedelijkheid, de openbare orde of
de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de bescherming
van het milieu, de bescherming van het nationaal artistiek etc.
Uit artikel 134 DWU volgt ook wanneer het douanetoezicht begint, hoelang het duurt en wanneer het eindigt.
Het douanetoezicht start ‘vanaf het tijdstip bij binnenkomst’ ofwel vanaf het moment dat de goederen het
douanegebied van Unie binnenkomen
De binnengekomen goederen blijven onder dit toezicht zolang dit nodig is om de douanestatus te bepalen. Uit
het artikel blijkt ook expliciet dat de goederen niet mogen worden onttrokken zonder toestemming van de
douaneautoriteiten
Zodra wordt vastgesteld dat het Uniegoederen betreft, worden deze goederen niet meer aan douanetoezicht
onderworpen
Voor de niet-Uniegoederen blijft douanetoezicht dus voortduren. Dat wordt pas anders als de goederen een andere
douanestatus krijgen (dus Uniegoederen), als de goederen vernietigd worden of als ze de Unie verlaten (wederuitvoer).
2.3 Summiere aangifte
Binnen het douanetoezicht vormt de summiere aangifte een belangrijke – en ook eerste – fase. Deze term wordt in artikel 5
lid 9 DWU aangeduid als; “de handeling waarbij een persoon de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de
voorgeschreven wijze, en binnen een specifieke termijn, meedeelt dat goederen het douanegebied van de Unie zullen
binnenkomen”. Ofwel het komt erop neer dat de douaneautoriteiten wordt medegedeeld welke goederen zullen worden
gelost.
De functie van de summiere aangifte is dus het verstrekken van globale informatie over de zending zodat de douane een
eerste selectie kan maken – op basis van risicoanalyse – welke zendingen aan een controle zullen worden onderworpen.
Engelse vertaling is Entry Summary Declaration (ENS).
Uit artikel 127 lid 4 DWU volgt dat de persoon die de goederen de Unie binnenbrengt of die de aansprakelijkheid aanvaardt
voor het vervoer de summiere aangifte indient. De termijn waarbinnen de summiere aangifte moet worden gedaan hangt
af van de wijze waarmee de goederen worden binnengebracht
2.4 Aankomst van goederen
Nederland heeft geen douane buitengrenzen aan landzijde, de buurlanden België en Duitsland zijn ook lidstaten van de EU.
Alleen goederen die over zee of door de lucht worden binnengebracht kan de douane controleren. Om goed toezicht uit te
kunnen oefenen dienen de goederen via bepaalde vaarwegen naar een douanekantoor te worden gebracht. In artikel 35
DWU is vastgelegd dat de persoon die de goederen douanegebied van de Unie binnenbrengt, deze via de door de
douaneautoriteiten aangegeven route en naar een aangewezen douanekantoor of andere plaats brengt. Dit wordt ook wel
aangeduid als aanbrengen. In artikel 5 lid 33 is vastgelegd wat onder aanbrengen wordt verstaan: “mededeling aan de
douaneautoriteiten dat de goederen bij het douanekantoor of op enig andere, door de douane aangewezen of
goedgekeurde plaats zijn aangekomen en beschikbaar zijn voor douanecontrole.”