Leerdoelen models
College 1 - Introductie van psychosomatiche
geneeskunde en de onderbouwing van de
psychosomatische hypothese
● Explain Engel’s biopsychosocial model
In het biomedisch model: dualisme, reductionisme, ‘objectiviteit’. Er is een
breder kader → biopsychosociaal. Fysieke, sociale, psychologische en
omgevingskenmerken worden gekoppeld.
● Define psychosomatic medicine, and its domains
In psychosomatische geneeskunde krijgen lichaam en geest evenveel nadruk,
omdat hersenen en lichaam verbonden zijn. Ze kunnen communiceren door de
HPA-as, SAM-as, immuunsysteem, autonome zs. De processen kunnen beide
kanten op gaan. Stress is de basis van psychosomatische geneeskunde.
Psychosomatische geneeskunde stelt:
1
, ○ Ziekte en gezondheid → gezond zijn is een staat van dynamisch
evenwicht, ziekte begint als adaptatie faalt, rekening houden met
fysiologische en psychologische eigenschappen van de persoon en de
context
○ Aard van ziekte → ziekte is nooit puur fysiek, zelfs fysieke
verwondingen niet (manifestatie, verloop, herstel).
○ Etiologie van ziekte → rekening houden met gedrag, opvoeding, cultuur,
politieke omgeving → zijn ook etiologische factoren
○ Pathogenese → stress en emotionele stress zijn pathogene factoren, de
‘keuze’ van de ziekte ligt in de genen.
De domeinen zijn biologie, psychologie/psychiatrie, sociologie en economie.
Het gaat uiteindelijk om de interacties.
● Understand the role of the autonomic nervous system and the neuroendocrine
system in brain-body communication + neoroimmunilogie
○ Het CNS en ANS willen homeostase behouden door fysiologische
reacties op stressoren te coördineren. Het is belangrijk om vatbare
organen, betrokken hersengebieden, koppelingen daartussen en
mechanismen van disfunctie te identificeren. Het ANS verbindt viscerale
organen met het CNS. De hypothalamus en hypofyse vormen de
communicatie tussen het CNS en endocriene systemen. Emotie houdt
verband met pathologie. Hersengebieden die hierbij betrokken zijn, zijn
de cortices en het limbisch systeem (basale ganglia en amygdala). De
neurale paden die deze effecten mediëren, zijn ook belangrijk. Er kan
bijvoorbeeld conditionering plaatsvinden van lichamelijke reacties
(Pavlov) en je kunt dit ook voelen als viscerale sensaties. Daarbij zijn de
solitaire tractus, parabasale kernen, locus coeruleus, hypothalamus,
amygdala en cortices bij betrokken.
○ Er is bewijs dat het brein via het ANS en de hypofyse communiceert met
het immuunsysteem. Sympathische zenuwcellen geven neuropeptiden
af aan primaire en secundaire lymfoïde organen, waardoor
2
, immuunreacties beïnvloed worden. Andersom werkt het ook: de
neuropeptiden, hormonen en cytokinen van het immuunsysteem
kunnen ook de neurale en endocriene functie beïnvloeden
(bidirectionaliteit). Ook deze processen kunnen geconditioneerd
worden. Gedragsmatig geconditioneerde veranderingen in de
immuunfunctie is een duidelijk bewijs dat de hersenen en het
immuunsysteem verbonden zijn. Stressvolle levenservaringen kunnen
de immuunfunctie verstoren bij dieren. Dit hangt af van de
gedragsomstandigheden, de haard van de antigene stimulatie en de
relatie hiertussen over tijd, de immuunrespons, het tijdstip van meten,
gastheerfactoren en interacties hiertussen. Bij mensen kunnen emoties
en stress de immuunfunctie veranderen. Een depressie onderdrukt
bijvoorbeeld het immuunsysteem (gemengd bewijs), maar ook examens,
scheiding en chronische stressoren zijn hiermee in verband gebracht.
Stressverminderende interventies kunnen het immuunsysteem helpen.
○ Psychoneuro-encrinologie doet onderzoek naar interacties tussen
heest, hersenen en endocriene functies, zoals de HPA-as. Cortisol zorgt
voor de reactie op stress en glucosestimulatie. Grote afwijkingen zijn
pathologisch, meestal is dit hypercortisolisme. Dit heeft een negatief
effect op risicofactoren voor hart- en vaatziekten en diabetes, want het
zorgt voor een verhoogde eetlust (zoet en vet). Voor mensen is er
minder oorzakelijk bewijs. Ook lijkt het de hippocampus aan te tasten,
wat samenhangt met depressie, Alzheimer, PTSS en het syndroom van
Cushing. Verder lijkt er een bidirectionaal verband te zijn tussen
stemmingsstoornissen en hormonen. Fouten in de HPA-as, schildklier
en geslachtsorganen worden geassocieerd met depressie.
● Apply the model of the psychosomatic hypothesis to different diseases
○ Cardiovasculair: Stress, weinig sociale steun, lage SES, persoonlijkheid
en negatieve emoties hangen ermee samen, onafhankelijk van andere
risicofactoren. Er kunnen wel interacties zijn met traditionele
risicofactoren. Deze factoren leiden bijvoorbeeld tot meer sympathische
activiteit en verstoorde parasympatische activiteit. Wat betreft acute
uitlokking van cardiovasculaire events, is woede een trigger. Ook
voorspellen negatieve emoties toekomstige events en plotselinge
hartdood. Het is algemeen bekend dat de leefstijl aangepast moet
worden voor een betere cardiovasculaire gezondheid. Onafhankelijk
daarvan kunnen psychologische interventies fysiologisch functioneren
verbeteren. Tot slot hebben psychosociale factoren invloed op
therapietrouw en hebben cardiovasculaire aandoeningen invloed op
cognitie en kwaliteit van leven. Er zijn dus verschillende links tussen
psychologie en biologie binnen op cardiovasculair gebied.
○ Gastrointestinaal: Het begin en verloop van functionele dyspepsie
(bovenbuikpijn) en IBS hangen samen met psychosociale factoren, want
dat is te zien op fMRI’s en psychologische interventies helpen.
Mogelijke verklaringen hebben te maken met het visceraal zenuwstelsel
en immunoreactieve cellen, lage drempel voor waarneming van
3
, negatieve viscerale gebeurtenissen en gedragsveranderingen, zoals
aerofagie (lucht inslikken) en middelengebruik. Echter zijn de relaties
niet eenduidig. Bij niet-functionele gastrointestinale aandoeningen is er
ook een psychologisch component. Psychologie heeft bijvoorbeeld
invloed op de pijndrempel en kan een maagzweer veroorzaken. Dit komt
doordat stress zorgt voor een toename van maagzuurafgifte en doordat
stressgerelateerd gedrag de immuunrespons verlaagt. Ook wordt
genezing vertraagd en de doorbloeding veranderd door stress. Tot slot
heeft stress te maken met ontstekingen van de darmwand. Verder heeft
stress invloed op exacerbaties van darmaandoeningen, zoals een
maagzweer of de ziekte van Crohn en op de kwaliteit van leven bij een
darmaandoening. Helaas hebben psychologische interventies nog niet
veel succes.
○ HIV: Als stress invloed heeft op het immuunsysteem van gezonde
mensen, dan is dat al helemaal zo bij mensen met HIV. Stress kan
verstoringen geven in NKCC en cytotoxische T-celfunctie waardoor HIV
over kan gaan in aids of in kanker. Deze psychosociale factoren zijn van
invloed via cortisol (hypercortisolisme) en catecholamines. Ook het
sympathisch zenuwstelsel is van invloed, want norepinefrine en
noradrenaline hebben ook negatieve effecten. Uit onderzoek blijkt dat
HAART, een antivirale therapie, werkt. Cognitief gedragsmanagement
(CBSM) bij mensen met HIV vergroot de zelfeffectiviteit en
interpersoonlijke vaardigheden en reguleert het sympatische
zenuwstelsel en HPA-as. Dit werkt dus ook tegen HIV.
○ Verkoudheid: Stressvolle life events → grotere kans verkoudheid. Zeker
als het meer dan één maand aanhoudt.
● Compare the prevailing stress theories (similarities/differences) and deduct which
one fits the current understanding of the human physiology best and why
Stress beschrijft een conditie waar vragen uit de omgeving natuurlijke
capaciteiten overschrijdt (P-E fit). Stressor: stimulus die dreiging vormt voor
homeostase; stressrespons: reactie op stress om homeostase terug te krijgen;
homeostase: regulatie van evenwicht in lichaamsfuncties. Acute stress kun je
subjectief meten en via objectieve fysiologie (hartslag, gezichtsuidrukking).
Chronische stress meet je subjectief of objectief met fysiologische arousal per
jaar.
○ Bernard - maintenance of life: Behouden van leven door constant intern
milieu (homeostase).
○ Cannon - vecht-of-vluchtreactie: Bij stress sympathische respons die
klaarmaakt voor actie, namelijk vechten of vluchten.
○ Selye - general adaptation syndrome: langdurige stressrespons kan
leiden tot weefselschade en ziektes. Stelde drie fasen op:
■ Alarmfase: op basis van interpretatie kies je een copingstrategie.
Wanneer actieve coping (vecht-of-vlucht) niet handig is, ga je
voor een vigilantierespons, waarbij de sympathicus betrokken is.
4