Samenvatting boek persoonlijkheidspathologie
Hoofdstuk 6: Categorale classificatie, epidemiologie en comorbiditeit.
Gordon Allport (1955) deed onderzoek naar definities van persoonlijkheid:
‘Personality is far too complex a thing to be trussed up in a conceptual straightjacket.’
‘Je kunt het niet in een hokje stoppen’
Persoonlijkheid is opgebouwd uit trekken (traits)= persoonlijkheidskenmerken extravert,
energiek, snel boos, snel jaloers.
- Waarnemen
- Omgaan met en denk over de omgeving en eigen persoon
Manifesteert zich in uiteenlopende sociale en persoonlijke omstandigheden (school, werk,
vrienden)
Persoonlijkheidsstoornis = indien een aantal pathologische trekken (vaak extreme vormen
van trekken) aanwezig zijn. Drie kenmerken:
- Wijken af van de populatienorm
- Inflexibel of star
- Leiden tot sociale/functionele beperkingen
Mensen ervaren hun persoonlijkheidsstoornis als egosyntoon.
Egosyntoon= trekken horen bij hun. Het past. Narcist die laat toejuichen, gaat geen hulp
vragen bij therapie.
Egodystoon= angststoornis, ik voel iets, dit hoort niet bij mij. Verwijten aan omgeving etc.
lijden aan de symptomen die het met zich meebrengt.
Classificatiesysteem: cluster A, B, C met typering
De 10 specifieke PSHS: criteria en manifestaties in het (therapeutische) contact. de criteria
kunnen toepassen op voorbeelden
Cluster A: vreemd excentriek gedrag.
Mensen met wonderlijke ideeën, kluizenaar types, uiterlijk afwijken van de norm,
wereldvreemd.
cognitief/perceptuele vervorming in de waarneming en defecten op het gebied van
vertrouwen en hechtingsrelaties.
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis = achterdocht, wantrouwend, altijd op de hoede zijn.
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis = personen zonder psh, sociaal isolement, einzelgänger.
Schizo typische persoonlijkheidsstoornis = sociale intermenselijke beperkingen, vreemd.
Cluster B: instabiel gedrag. Moeite met remming van impulscontrole.
instabiliteit (emotieregulatie, impulscontrole, relatievorming, zelfbeeld)
Borderline persoonlijkheidsstoornis = identiteitsstoornis, suïcidale uitlatingen, krampachtig.
Antisociale persoonlijkheidsstoornis = oneerlijk, impulsief, prikkelbaar, onverschillig, lak aan de wet
Theatrale/histrionische persoonlijkheidsstoornis = aandacht, ongepast,
stemmingswisselingen, dramatisch
Narcistische persoonlijkheidsstoornis = overdrijven, verlangt bewondering, gebrek aan empathie
,Cluster C: angstig gedrag.
- Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis = moeite met verantwoordelijkheid,
afhankelijk, hulpeloos
- Vermijdende persoonlijkheidsstoornis = bang afgewezen te worden, vermijden,
gereserveerd
- Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis = dwangmatig, perfectionistisch, overmatig
toegewijd, star en koppig
Overige persoonlijkheidsstoornis NAO (= restcategorie).
Voldoet aan een of meerdere van deze 6 kenmerken:
- Het patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale
situaties.
Bepaald gedrag in een gevangenis omdat het hoort bij de overlevingsstrategie in de context.
Bij vrijkomen kan het zijn dat hij dit gedrag niet meer vertoont.
- Het patroon veroorzaakt significante lijdens druk of beperkingen in het sociale
of beroepsmatige functioneren.
Heeft iemand er last van (omgeving)?
- Het patroon is stabiel, van lange duur en minimaal gestart in de adolescentie.
Uitzonderingen: tot 25 (al 3 jaar spraken van trekken), boven 50 (andere oorzaak?
somatische aandoening), langdurige opname.
- Het patroon is niet verklaarbaar vanuit een andere psychische stoornis.
Situatie gebonden of echt de problematiek?
- Het patroon is niet het gevolg van middelengebruik of een andere somatische
aandoening (laatste kan leiden tot persoonlijkheidsverandering).
Iemand heel afhankelijk, bekrachtiging nodig, angststoornis die dit gedrag kan verklaren. OF
STONED??
Gemengde persoonlijkheidsstoornis = meerdere persoonlijkheidsstoornissen
Definitie en ontwikkeling van de persoonlijkheid
Ontstaan persoonlijkheid
Temperament: aangeboren (‘persoonlijkheid’ van een kind). Geboren in Rotterdamse
volkswijk, jongste zoon. Leert hoe je te handhaven in een gezinssysteem. Papa harde kern
Feyenoord, kleuter mag mee naar de wedstrijd. Leert de trekken van de harde kern. Joch is
snel boos en geïrriteerd, uit zich ook bij de voetbal.
Karakter: temperament in combinatie met opvoeding/omstandigheden. De hobby’s van
papa, projecties op papa etc. Nature – Nuture (correlatie gen-omgeving). Kind neiging met
vechten, ik eerst, gezin waar dat in begrenst werd zou het kunnen dat dat zich niet
ontwikkeld tot de persoonlijkheidsstoornis.
Van nature angstig en teruggetrokken, in het gezin weinig aandacht, wordt geen uitdaging
aangeboden. Verhard verder in deze patronen.
Persoonlijkheid: doorontwikkeld karakter in combinatie met omstandigheden.
Voetbalsupporter in hart en nieren. Patronen zijn zich gaan verdiepen. Geleerd met de
vuisten gelijk kan halen. Heel systeem (denkbeelden etc.) manier waarop hij in de wereld is
gaan staan.
, Persona = masker
Persoonlijkheid is hiervan afkomstig.
Vroeger: persoonlijkheid werd gezien als niet werkelijk bestaande buitenkant (masker).
In de loop van de tijd: meer geassocieerd met zichtbaar, observeerbaar gedrag, horende bij
de werkelijke persoon.
Persoonlijkheid ontwikkelt zich via imitatie, identificatie en leerprocessen (genen).
- Ontwikkeling voltooid zich pas in de adolescentie/vroege volwassenheid.
Eerder mag de diagnose persoonlijkheidsstoornis niet gesteld worden!
Algemene omschrijving en criteria PSHS
Persoonlijkheidsstoornissen
Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen/gedragingen die duidelijke afwijken van de
culturele verwachtingen (cognitie, affect, impulsbeheersing, interpersoonlijke factoren).
Symptoombeelden van dezelfde stoornis kunnen verschillen, ook per land. Te weinig trekken
= geen PHS.
Altijd advies nodig voordat je een keuze maakt, persoonlijkheidsstoornis. In andere culturen
is dit heel normaal dat vrouwen eerst goedkeuring moeten vragen.
Student syndrome: medicijn studenten; leren over wat voor ziektes er allemaal zijn. Gaan de
ziektes zelf ervaren. Er is iets met het hart, maag etc. Persoonlijkheidsstoornis ligt bij ons op
de loer. Trekken hebben we allemaal, maar hebben geen persoonlijkheidsstoornis. Angstiger
dan gemiddeld, jaloerser dan gemiddeld. Betekend niet direct iets.
Kritiek op de indeling
Voor en nadelen van categorale indeling:
Voordelen:
- Discontinuïteit: normale persoonlijkheid kan kwalitatief worden
onderscheiden van persoonlijkheidspathologie (mate waarin je jaloers,
angstig bent).
- Homogeniteit (mensen met dezelfde stoornis lijken op elkaar)
- Exclusiviteit (als je het ene hebt, heb je niet het andere)
Nadelen:
- Waar ligt de grens tussen normaal en abnormaal?
- Juist heterogeniteit
Epidemiologie
Cluster B en C komen het meest voor.
- Antisociale phs het meest, gevolgd door obsessie compulsieve phs en
theatrale/histrionische phs.
Genderbias = gender vooroordelen
Man: schizoïde, paranoïde, antisociale, narcistische, obsessief compulsieve phs meer bij
mannen.
Vrouw: histrionisch, afhankelijk, ontwijkend meer bij vrouwen.