Contactlens 1 uitwerkingen doelstellingen
Week 1:
De essentiële verschillen tussen een vormstabiele en zachte lens.
Zachte contactlens: bestrijkt de volledige cornea, het limbusgebied en een klein stukje van de slcera.
Harde contactlens: bestrijkt een deel van de cornea en wordt ook wel RGP (Rigid Gas Permeabel)
genoemd.
Wat de beoordelingscriteria zijn voor wat betreft diameter, centratie en beweging van een zachte lens
Centratie
De oogleden niet manipuleren, patiënt laten knipperen en 5 sec. recht vooruit laten kijken.
0 Lens centraal op de cornea
1 Lens is gedecentreerd
2 Lensrand komt over de limbus en raakt de cornea
Verder noteer je nog de richting van de decentratie
S, I, N, T of een combinatie hiervan.
Beweging
2+ Beweging tot over de limbus
1+ Beweging tussen 0,5 en 1,0 mm
gb Beweging tussen 0,25 en 0,5 mm
1- Beweging minder dan 0,25 mm
2- Geen beweging temporaal en nasaal
Diameter
Met lichtbolletje van 1mm controleren
2+ Lens te groot, niet acceptabel
1+ Lens > 1,5 mm over de limbusrand
gb Lens 1,0 – 1,5 mm over de limbusrand
1- Lens , 1,0 mm over de limbusrand
2- Lens te klein, niet acceptabel
Push-up
Het onderste ooglid naar boven duwen om te kunnen kijken of de zwaartekracht voldoende is om de
contactlens weer terug te laten drijven en hoe eenvoudig de contactlens te verschuiven is.
gb Makkelijk te verplaatsen, soepel weer terug (gelijke snelheid duim)
1- Moeilijker te verplaatsen en traag weer terug
2- Niet te verplaatsen
1
,Wat de beoordelingscriteria zijn voor wat betreft diameter, centratie en beweging van een
vormstabiele lens.
Centratie
De oogleden niet manipuleren, patiënt laten knipperen en 5 sec. recht vooruit laten kijken.
0 Lens centraal op de cornea
1 Lens is gedecentreerd
2 De lensrand komt over de limbus en raakt de cornea
Verder noteer je nog de richting van de decentratie
S, I, N, T of een combinatie hiervan.
Beweging
2+ Totale beweging meer dan 2 mm
1+ Totale beweging tussen 2,00 en 1,50 mm
gb Totale beweging tussen 1,00 en 1,50 mm
1- Totale beweging tussen 1,00 en 0,50 mm
2- Geen beweging temporaal en nasaal
Niet beoordelen hoe snel de lens beweegt maar de hoeveelheid!
Diameter
Met lichtbolletje van 1mm controleren
2+ Ruimte tussen lens en limbus 0,75 mm
1+ Ruimte tussen lens en limbus 0,75 – 1,00 mm
gb Ruimte tussen lens en limbus 1,00 mm
1- Ruimte tussen lens en limbus 1,00 – 1,25 mm
2- Ruimte tussen lens en limbus .1,25 mm
2
, Week 2:
Uit welke onderdelen het vooronderzoek bestaat en hoe je deze moet uitvoeren.
Het vooronderzoek bestaat uit een refractie en een spleetlamponderzoek.
Refractie:
1. Bekende sterkte in de phoropter zetten.
2. Begin visus ODS
Monoculair OD
1. Begin visus OD
2. Nevelen +1,00
3. Neveling controleren (visus onder 0,7)
4. Neveling afbouwen naar visus 1.0
Monoculair OS
1. Begin visus OS
2. Nevelen +1,00
3. Neveling controleren (visus onder 0,7)
4. Neveling afbouwen naar visus 1.0
Binoculair
1. Nevel OS
2. Controleer neveling OS (visus onder 0.7)
3. Controleer OD op plus-sterkte, minsterkte alleen bij visusverbetering
4. Visus OD opbouwen naar maximaal
5. Nevel OD
6. Controleer neveling OD (visus onder 0.7)
7. Controleer OS op plus-sterkte, minsterkte alleen bij visusverbetering
8. Visus OS opbouwen naar maximaal
Comforttest
1. ODS +0,25
2. ODS -0,25
Spleetlamponderzoek:
Diffuus licht 10x:
- Knipperfrequentie beoordelen & is de knipperslag volledig?
- Beoordelen oogleden
- Patiënt boven, onder, nasaal en temporaal laten kijken
Parallel piped 16x:
- Limbus controleren op neovascularisatie.
- Cornea beoordelen (pupilreactie en mooi rond?) van nasaal naar temporaal
0,2 mm bolletje:
- traanmeniscus beoordelen
3