Medische kennis: Cardiologie
Onderdeel 1 ‘Ritmestoornissen’
Basis wordt verondersteld à kijk naar vorig jaar MK1.1
Herhaling
Ken het hart, kleppen en de bloedstroom door het hart
Boezems = atria
Kamers = ventrikels
Hoe ziet het hart eruit?
Endocard: endotheel
Myocard; dwarsgestreept spierweefsel
Epicard; buitenbekleding, laagje bindweefsel
Pericard; hartzakje
Kransslagaderen: links en rechts, deze ontspringen uit de aorta want zuurstofrijk bloed. Ze moeten het hart
voeden, linker kransslagader voedt linkerharthelft en andersom.
Begrippen
Diastole: bloed stroomt tijdens deze periode. De kleppen staan open en de boezems en kamers vullen zich met
bloed.
Systole: fase waarin het bloed wordt weggepompt en dus samentrekt.
Cardiac output of hartminuutvolume (hartritme x slagvolume)
Normaal slagvolume is 70 ml
De pompfunctie van het hart wordt beïnvloed door 4 factoren:
1. Frequentie, aantal keren samentrekkingen per minuut van het hart
2. Contractiliteit, de kracht waarmee wordt samengetrokken
3. Preload, rektoestand van de hartvezels voor samentrekking
4. Afterload, ventrikel moet tegen een weerstand in pompen, de wand is nog niet zo stijf dus de weerstand
is in de jonge jaren nog klein. Hoe ouder, hoe hoger de weerstand. Hoe hoger de weerstand, hoe hoger
de bloeddruk.
Onder normale omstandigheden zijn deze 4 in balans. Het lichaam levert een normaal hartminuutvolume.
Hartminuutvolume = HMV ongeveer 3,5 liter per minuut
Contractiliteit: vermogen van de hartspier zich samen te trekken
De fysiologie van het prikkel- en geleidingssysteem van het hart beschrijven
De prikkel:
- Ontstaat in de sinusknoop. Van daaruit gaat die naar beide atria.
- Wordt opgevangen in de atrioventriculaire knoop (AVknoop)
- Worden voortgeleid naar de ventrikels via de bundel van His
- Deze bundel splitst zich uiteindelijk in kleine takjes, de purkinjevezels.
Depolarisatie = samentrekken
Repolarisatie = in rust
Prikkelgeleidingssysteem, de natuurlijke pacemaker van het hart
De prikkel ontstaan in een gebied in het rechteratrium = sinus. Op de wand van de sinus zitten een paar cellen (30/40)
die langzaam leeglopen en die zo de prikkel maakt.
Dat knoopje cellen = sinusknoop. 72 keer per minuut. De sinusknoop geeft de prikkel door aan de cellen die ernaast
liggen. Dus uiteindelijk is het hele atrium geprikkeld. Atrium knijpt dan samen op het moment dat die prikkel daarlangs
komt. Dus een steeds grotere groep cellen. Bloed wordt geperst dus eerste de bovenkant en dan steeds lager.
,Als die dat gedaan heeft, dan loopt die prikkel dus dood op dat bindweefselscheiding.
In de bindweefselstructuur zit 1 lekje, op dat lekje zit een 2e knoop cellen. Hier zit ook een knoopje cellen = AV knoop.
Als de sinusknoop uitvalt, kan de AV knoop ook prikkels maken.
De AV knoop schiet de prikkels dan door de Bundel van His. (rechts/links) Deze lopen langs de ventrikels.
Je hebt eerst een elektrische prikkeling nodig en dan zie je dat het hart samentrekt.
Oorsprong van het ECG beschrijven
ECG brengt de elektrische activiteit van het hart in beeld.
P top à atriumsystole dus het samentrekken van de boezems
QRS complex à depolarisatie oftewel samentrekken van de kamers
T top à repolarisatie van kamers dus rust
,De hartcyclus beschrijven
Passieve vulling/rustfase = AV kleppen open
Atriumsystole = AV kleppen open
Ventrikelsystole = AV kleppen dicht, pulmonaal klep en aoklep open
Rustfase = A kleppen openen weer
Normaal hartritme = normaal sinusrimte
- Je ziet altijd een P top (samentrekken boezems) voor een QRS complex
- Er volgt altijd een QRS complex
- Ritme is regelmatig, maar varieert licht met ademhaling
- Frequentie ligt tussen de 60 en 100 per minuut
De oorzaken, verschijnselen en behandeling van de volgende ritmestoornissen verwoorden
1. Ritmestoornissen vanuit de atria (supraventriculaire ritmestoornissen en met name boezemfibrilleren en
atriale tachycardie)
Boezemfibrilleren:
Het tempo van de hartslag wordt niet meer bepaald door de sinusknoop.
Er zijn meerdere elektrische circuitjes ontstaan in de spierwanden van de boezems, waardoor meerdere
elektrische impulsen kriskras door de boezems lopen en zo een chaotische activatie veroorzaken. Dit is de
fibrillatie.
- De boezems vullen de kamers niet meer goed (geen depolarisatie boezems), hierdoor geen P top
zichtbaar in ECG
- Bij iedere slag een verminderd volume
- Samentrekken vermindert en is ongelijk/onregelmatig
Dus een onregelmatige hartslag/pols en een onregelmatige vulling
We spreken van atriumfibrilleren wanneer steeds een andere spiergroepen van de boezems
ongecoördineerd en zeer snel samentrekken. De frequentie wordt niet meer bepaald door de
prikkeling van de SA-knoop. De functie van het atrium vergaat hierdoor pompt er geen bloed
meer uit de boezems. Hierdoor ontstaan de verschijnselen onregelmatige, gelijkmatige en vaak
ook snelle pols. Het effect is dat de functie van het atrium verloren gaat, ze pompen geen
bloed meer uit. De bijdrage van de boezems samentrekking aan de ventrikelvulling gaat dus
verloren. Dit heeft echter weinig effect op verstoring van de hartfunctie, omdat deze rol van
de samentrekking van het atrium een ondergeschikte rol speelt. Vaak hebben mensen met
inspanning last van atriumfibrilleren.
Als we kijken naar atriumfibrilleren op een ECG is er geen P-top te zien, dit doordat het atrium
niet meer samentrekt:
Zoals je kunt zien is er geen P-top aanwezig en slaat het hart onregelmatig en snel. Dit door de
ongecoördineerde samentrekkingen van het atrium. De snelle samentrekkingen van het atrium
noem je ook wel een atriale tachycardie. Door de snelle kloppingen is er minder tijd om het
hart te vullen. Hierdoor wordt het hart niet goed gevuld waardoor er onregelmatig volume
door het lichaam wordt rondgepompt.
Atriumfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis. Behandeling is niet noodzakelijk
indien de polsfrequentie in rust 60 – 80 slagen per minuut niet te boven gaat. Mensen moeten
hierbij opletten dat de hartslag niet te hoog wordt tijdens inspanningen.
, Oorzaken en risicofactoren: veel stress, alcohol, klepinsufficientie, erfelijk, lang hypertensie, lage HB,
oud/acuut hartinfarct, middelen en kan eventueel na operatie
Complicaties: CVA door trombusvorming/verminderde pompfunctie waardoor hartfalen
Wanneer niet al het bloed doorstroomt naar de kamers dan blijft er bloed staan, dit bloed kan gaan
stollen. Dit bloed schiet dan naar boven naar de hersenen. Langer dan 48 uur BF, dan moet iemand
bloedverdunners slikken.
Als we kijken naar de behandeling van atriumfibrilleren dan richten dat zich op twee dingen.
Het ene concentreert zich op de hartslag en de ander concentreert zich op het hartritme. Als
we kijken naar de hartslag richten wij ons op de frequentie van het hart die naar beneden
moet. Kijken wij naar het hartritme dan spreken we over het herstel van de onregelmatig
samentrekken van het atria.
Behandeling medicamenteus HARTSLAG
Wat wil je als eerste à hartslag naar beneden
1. Bèta-blokkers à Blokkeren β1 en/of β2-receptoren; hierdoor neemt de gevoeligheid van het weefsel
voor adrenerge prikkeling (= prikkeling zenuw) (door endogene of exogene stoffen) af (frequentiedaling).
De meest gebruikte B-blokkers zijn sotalol/metoprolol, deze hebben meer invloed op de hartfrequentie.
Bijwerkingen zijn:
Relatief frequent:
• Op het cardiovasculaire systeem (door blokkade van β1-receptoren): bradycardie, (orthostatische)
hypotensie, koude handen en voeten;
• Centrale bijwerkingen: vermoeidheid, slaapstoornissen (incl. slapeloosheid en nachtmerries),
depressie, duizeligheid.
Minder frequent:
• Op het cardiovasculaire systeem (door blokkade van β1-receptoren): prikkelgeleidingsstoornissen (bv.
verlenging van AV-geleidingstijd) , verergering hartfalen;
• Op het pulmonale systeem (door blokkade van β2-receptoren): bronchoconstrictie, dyspneu (met
name bij astma of COPD);
• Overig: hypoglykemie (door blokkade van β2-receptoren), droge ogen, erectiestoornis.
2. Calciumantagonist à De calciumantagonisten diltiazem en verapamil remmen de langzame
calciuminstroom, in de hartspiervezels en gladde spieren van de vaatwand. Hierdoor relaxeert het
spierweefsel met o.a. verwijding van de perifere en coronaire vaten als gevolg in de sinus- en AV-knoop.
Hierdoor vertraagt de prikkelgeleiding in deze knopen. Resultaat, de voortplanting van de prikkel wordt
vertraagd, hierdoor daalt de hartslag. Ook heeft het effect op de kracht van de samentrekking, hierdoor
daalt de RR. Bijwerkingen:
Frequent voorkomend:
• Duizeligheid;
• Blozen;
• Hoofdpijn;
• Hypotensie;
• Bradycardie;
• Geleidingsstoornissen (o.a. AV-geleiding);
• Perifeer oedeem;
• Gastro-oesofageale reflux;
• Obstipatie (met name bij verapamil).
3. Digoxine à Valt onder de hartglycosiden. Het medicijn verbetert de pompkracht en zorgt voor een rustige
en regelmatige hartslag. Vaak wordt dit medicijn toegevoegd bij de B-blokkers indien deze geen gewenst
effect geven (frequentie voldoende naar beneden halen). Daarnaast wordt dit medicijn gegeven bij
verdenking van hartfalen. Voor het verlagen van de hartfrequentie.
4. Antistolling à Bloedverdunners die ervoor zorgen dat er geen propjes ontstaan in het atria.