Het ouderperspectief – Justine Pardoen
Week 1 Social Work jaar 3
1. Inleiding
Wat is goed ouderschap en wie bepaalt dat? Het stellen van deze vragen is van uiterst belang, want
dagelijks baseren jeugdprofessionals hun handelen op de antwoorden ervan, ervan uitgaande dat
die normen algemeen gedeeld worden. Voor ouders is dit onacceptabel en vaak zelfs bedreigend.
Daarom zouden de normen van de jeugdprofessionals hun handelen niet vanuit de relatie met hun
ouders, maar de behoefte van de ouders zelf komen. Een goede jeugdprofessional durft te luisteren
naar ouders zelf; dit zorgt voor een waarachtige interesse in het perspectief van ouders.
2. Wat is normaal?
Kinderen zijn gebaat bij normale aandacht en normale opvoeding. Het probleem is dat we alleen niet
meer weten wat normaal is. Is een goede ouder iemand die zijn kinderen niet slaat, verwaarloost of
anderszins mishandelt?
Wat normaal opvoeden is, lijken we ook niet meer te weten, want om dat te leren hebben
we niet alleen heel veel opvoedprofessionals nodig, maar ook de opvoedingscanon van Rene
Diekstra, die het wel schijnt te weten. Dit is een verzameling van feiten vanuit de wetenschap waar
ouders hun opvoeding op moeten gaan afstemmen. De suggestie is dat ouders niet meer vanzelf
goede ouders zijn; ze hebben wetenschappelijke verantwoorde kennis nodig om hun ouderschap
vorm te geven.
3. Wie bepaalt wat goed ouderschap is?
Wat ouders nodig hebben en wat goed is voor hun kinderen, wordt steeds vaker door andere
bepaald dan de ouders zelf. Goed-genoeg-ouderschap is niet meer voldoenden; opvoeden doe je
namelijk niet zomaar, maar met een maatschappelijk doel, op een manier waarbij niet alleen de
directe omgeving, maar ook de samenleving tevreden is. Dat legitimeert ingrijpen door de staat
wanneer het mis gaat, want voor ouders die niet deugen staat gelijk een professional klaar om het
over te nemen. Maar ouders zijn meer dan de potentiele kindermishandelaars waartoe ze de laatste
jaren gereduceerd zijn. Dit begint vaak al bij de kennismaking met de jeugdgezondheidszorg en is
steeds vaker een reden om niet meer naar uitnodigingen van schoolartsen etc. te gaan.
4. Ouder ben je van nature, met vallen en opstaan
Ouders zijn eerst vooral mensen. Een goede professional herkent zich in de ander. Ouders zijn geen
lastige hindernissen in je werk, maar mensen met wie je een relatie aan kunt gaan. Pas vanuit een
relatie, waarbij je rekening houdt met wat het is om ouder te zijn van het kind, kun je iets voor hen
betekenen. Jeugdprofessional is een beroep, maar ouder zijn niet. Ouder ben je van nature; het
leven maakt een ouder van je. Dit hoort niet bij een opleiding, maar ben je met vallen en opstaan.
Alice van der plas, pionier van de ouderschapstheorie, zegt het zo ‘ouders zijn zelf min of meer groot
geworden kinderen die met vallen en opstaan een minder of meer gelukkig kind grootbrengen. Ze
willen het allerbeste, maar maken dat zelden waar. Opvoeden is nou eenmaal elke keer opnieuw
uitvinden wat nu goed en haalbaar zou zijn’. Ook geeft opvoeden volgens haar veel gebakkelei mee
(slaapje, internet, zakgeld etc.). Hiervoor bedenkt ze de term ‘ongehoorzaamheidsdialoog’ of terwijl
‘ruis in huis’. Ouders en kinderen zijn voortdurend in dialoog om de juiste aanpak te vinden, dit gaat
gepaard met duwen en trekken (ruzie’s , redenen etc.). Een proces dat gemakkelijk uit de hand kan
lopen als de veerkracht afneemt, de belasting toeneemt en de steun van de omgeving wegblijft. Met