Toetsmatrijs integrale toets periode 1
Toets doelen:
1. Kan op globaal niveau de inhoud van het beroepsprofiel 2012 weergeven:
Het beroepsprofiel is een landelijke afspraak van wat verpleegkundige doen en jouw
taakomschrijving is daarvan afgeleid.
o Trends in de zorgvraag en – aanbod
- Toename van het aantal chronisch zieken
- Sociaal-culturele ontwikkelingen
- Ondersteuning van zelfmanagement
- Kern van verplegen
o Kernset van patiëntproblemen
o Zelfmanagement
Het individuele vermogen om goed om te gaan met symptomen, behandeling,
lichamelijke en sociale consequenties en leefstijlveranderingen inherent aan het
leven met een chronische aandoening
2. Kan benoemen wat de beroepscode inhoudt:
Het is een document waarin afspraken worden gemaakt over het beroep verpleegkunde. We
hebben onze eigen normen en waarden wat is opgesteld door de beroepsgroep zelf. Het
wordt gebruikt in de opleiding en de dagelijkse praktijk. Het biedt raad in lastige situaties en
helpt lastige situaties bespreekbaar te maken.
Het helpt je bij je handelen en de verantwoording daarvan.
1. Algemene punten met betrekking tot de beroepsuitoefeningen: denk hierbij aan kennis
bijhouden, verantwoordelijkheden kennen, handelen uit normen, protocollen en richtlijnen
(professionele standaarden), eigen grens kennen, ontwikkeling in kwaliteit van de zorg.
2. De verpleegkundige/verzorgende in relatie tot de zorgvrager: streeft naar een goede zorg
relatie, iedereen is gelijk, werkt samen met naasten, informatie geven..
3. De verpleegkundige/verzorgende in relatie tot (in)formele samenwerkingspartners: goede
samenwerking met vakgenoten, werkt met andere disciplines.
4. De verpleegkundige/verzorgende in relatie tot de samenleving: bevordering
volksgezondheid
3. Kan de CANmedsgebieden en- rollen benoemen in relatie tot het verpleegkundig beroep:
1. Zorgverlener
Stelt op basis van klinisch redeneren de behoefte aan verpleegkundige zorg vast op
lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal gebied, indiceert en verleent deze
zorg in complexe situaties, volgens het verpleegkundig proces, op basis van
evidence based practice. >Versterkt (zo ver als mogelijk) het zelfmanagement van
, mensen in hun sociale context. Ze richt zich daarbij op gezamenlijke
besluitvorming met de zorgvrager en diens naasten
en houdt hierbij rekening met de diversiteit in persoonlijke eigenschappen,
etnische, culturele en levensbeschouwelijke achtergronden en ideologische
overtuigingen. >Indiceert en voert verpleegtechnische (voorbehouden)
handelingen uit op basis van zelfstandige bevoegdheid of functionele
zelfstandigheid zoals beschreven in de wet BIG.
2. Communicator
Communiceert op persoonsgerichte en professionele wijze met de zorgvrager en
diens informele netwerk, waarbij voor optimale informatie-uitwisseling wordt
gezorgd.
3. Samenwerkingspartner
Gaat een vertrouwensrelatie aan, werkt effectief samen vanuit het principe van
gezamenlijke besluitvorming met de zorgvrager en diens naasten en ondersteunt
hen in het zelfmanagement. >Werkt zowel binnen als buiten de eigen organisatie
samen met andere beroepsbeoefenaren of instanties waarin zij als autonome
professional haar bijdrage levert aan de kwaliteit en continuïteit van zorg.
4. Reflectieve professional
Handelt vanuit een continu aanwezig onderzoekend vermogen leidend tot
reflectie, evidence based practice (EBP) en innovatie van de beroepspraktijk.
>Werkt permanent aan de bevordering en ontwikkeling van de verpleegkundige
beroepsgroep, haar eigen deskundigheid en die van haar directe (toekomstige)
collega’s door voortdurend actief (verschillende vormen van) kennis te zoeken en te
delen en, indien van toepassing, in praktijkgericht onderzoek te participeren.
Reflecteert voortdurend en methodisch op haar eigen handelen in de
samenwerking met de zorgvrager en andere zorgverleners en betrekt hierbij
inhoudelijke, procesmatige en moreel-ethische aspecten van haar keuzes.
5. Gezondheidsbevorderaar
Bevordert de gezondheid van de zorgvrager of groepen zorgvragers door het
organiseren en toepassen van passende vormen van preventie die zich ook richten
op het bevorderen van het zelfmanagement en het gebruik van eigen netwerk van
de patiënt.
6. Organisator
Toont leiderschap in het verpleegkundig handelen en in de samenwerking met
anderen en weegt de verschillende belangen waarbij het belang van de zorgvrager
voorop staat. >De verpleegkundige plant en coördineert de zorg rondom de
zorgvrager/groep zorgvragers. De verpleegkundige neemt verantwoordelijkheid
voor de veiligheid van zorgvragers en medewerkers binnen de organisatie.
7. Professioneel en kwaliteitsbevorderaar
Monitort, meet en screent de zorgverlening zowel op het niveau van de individuele
zorgverlening als op het niveau van de eenheid waarin zij werkt om goede
kwaliteit van zorg te borgen dan wel te verbeteren. >Levert een bijdrage aan
kwaliteitssystemen binnen de organisatie en is betrokken bij het lokaal toepasbaar
, maken en uitvoeren van standaarden, richtlijnen, protocollen en zorgtechnologie,
signaleert het ontbreken en draagt bij aan de ontwikkeling hiervan. >Levert een
positieve en actieve bijdrage aan de beeldvorming en de ontwikkeling van de
verpleegkunde vanuit een historisch, institutioneel en maatschappelijk
perspectief.
4. Kan benoemen wat de wet BIG inhoudt:
De wet op de Beroepen in de Individuele gezondheidszorg is bedoeld om de kwaliteit van de
beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de
patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door
beroepsbeoefenaren.
In de wet staan er bepalingen over zaken als titelbescherming, registratie, herregistratie,
voorbehouden handelingen en tuchtrecht.
Beroepen met Wet BIG: Apotheker, Arts, Fysiotherapeut, Gezondheidszorgpsycholoog,
Physician assisant, Psychotherapeut, Tandarts, Verloskundige, Verpleegkundige.
5. Kan uitgangspunten bij enkele verpleegkundige visies/theorieën benoemen:
Een verpleegkundige theorie is een verzameling van samenhangende begrippen, definities
die de verpleegkundige activiteiten beschrijft, verklaart, voorspelt en voorschrijft.
1. Grand Theories
-Client
-gezondheid
-omgeving
-verplegen
2. Middle range theories
3. Micro-level interventions
Florence Nightingale haar visie:
Wat is verpleegkunde en wat niet
link leggen tussen hygiëne en sterftecijfer. Zij begon met klinisch redeneren en diagnostisch
redeneren. Praktische theorieën.
D. Orem
Nadruk ligt op de cliënt, verpleegkundige heeft de taak aan te vullen waar de andere
beperkingen ondervindt. Ook wel patiënt kan voor zichzelf zorgen, wanneer dit niet meer kan
moet je een verpleegkundige in te schakelen. (Bijv. als iemand niet kan wassen)
Gaat dus over zelfzorg en zelfzorgtekorten.
C. Roy
Nadruk op de cliënt.
Adaptie en aanpassing, in hoeverre kan een cliënt zich aanpassen aan de omgeving.
Ons menselijk lichaam heeft enorme rekbaarheid in het aanpassen, de verpleegkundige moest
diegene stimuleren dat men zich kon aanpassen aan ziekte en de omgeving.
Wanneer dit niet meer gaat, dan is er een adaptie probleem en dat is het probleem waar je als
verpleegkundige iets aan moet doen
, (Zie je veel in psychologie)
I.King
Interactie is van belang
Sociaal systeem: hoe ziet iemands sociale systeem heeft iemand, denk aan familie, werk,
inkomen
Interpersoonlijke systeem
Persoonlijke systeem: hoe zit iemand zelf in elkaar
Deze 3 systemen beïnvloeden de gezondheid van de cliënt.
Goed communiceren met de cliënt.
M.Rogers
Nadruk op de cliënt
Holistisch: humanistische beweging
Je kunt de cliënt niet los zien van zijn omgeving, je ziet een cliënt als een geheel.
Je kan iemand dus nooit helpen door op 1 gebied bezig te zijn.
Je ziet dit nog steeds nog wel, kijk naar het geheel.
Betty Neuman
Relatie tussen cliënt en omgeving
Systeemtheorie: open systeem (continu sprake van uitwisseling en aanpassing) cliënt is gezond
als hij zich continu kan aanpassen aan zijn omgeving.
Stress- en coping theorie: hoeveelheid stress wat iemand ervaart, hangt af van een persoon zelf.
(Iedereen reageert anders)
Preventietheorie:
Primaire preventie: informatie geven, iemands levensstijl aanpassen. Voorkomen dat men gaat
drinken (Denk aan NIX-reclame)
Secundaire preventie: je gaat je richten op het beperken van de schade. (Doe dit als je iets hebt,
doe dit om dingen te beperken)
Tertiaire preventie: je hoeft niet meer voor te lichten, daar is het te laat voor. Beperken van het
disfunctioneren. (Leren leven met iets)