WG 1 KOM 12-9-18
Grasple
K1: http://journals.sagepub.com.proxy.library.uu.nl/doi/pdf/10.1177/0907568217690031
K2 en K3: steekproeven
Iretatieve karakter = herhaaldelijk terugkeren naar eerdere fasen van het onderzoek.
Saturatie = nieuwe gegevens geven je geen nieuwe inzichten.
Quota steekproef = geïnteresseerd in specifieke subpopulaties en heb je een bepaald aantal
participanten per subpopulatie voor ogen.
Gemakssteekproef (convenience sample) = mensen benaderen die gemakkelijk te bereiken
zijn.
Sequentiële steekproef = bij eerste participanten – via gemaks steekproef of doelgerichte
steekproef – blijkt er nieuwe interessante informatie aan het licht gekomen en je door moet
om dit verder te onderzoeken. Er worden dan met doelgerichte steekproef personen
geworven met specifieke kenmerken die meer duidelijkheid kunnen geven.
Sneeuwbal steekproef (snowball sample) = aan de participanten wordt gevraagd een
soortgelijk persoon aan te raden voor dit onderzoek uit dezelfde kring.
Doelgerichte steekproef (purposive sample) = participanten uitkiezen voor een reden voor
het onderzoek.
K5: triangulatie
Data triangulatie
Bij data triangulatie worden verschillende typen kwalitatieve gegevens verzameld. Dus naast
interviews worden er bijvoorbeeld ook observaties gedaan.
De verschillende databronnen kunnen tegenstrijdige informatie bevatten. De onderzoeker
zal moeten ontdekken waarom die inconsistenties er zijn. Dit zorgt voor een beter beeld van
hetgeen er onderzocht wordt.
Onderzoeker triangulatie
De manier van denken van een onderzoeker kan invloed hebben op de uitkomsten van een
onderzoek. Met onderzoeker triangulatie verzamelen en/of analyseren verschillende
onderzoekers de data. Zij doen dit onafhankelijk van elkaar zodat zij elkaar tijdens dit proces
niet beïnvloeden.
Na de analyse worden de gevonden resultaten met elkaar vergeleken en wordt nagegaan
waar eventuele verschillen vandaan komen.
Theoretische triangulatie
Bij theoretische triangulatie worden de verzamelde gegevens bekeken vanuit verschillende
theoretische invalshoeken. Zo zou een psycholoog bij een onderzoek naar rouwverwerking
in samenwerking met een socioloog ook het sociologisch perspectief kunnen meenemen in
de interpretatie van de resultaten.
Deze aanpak zou nieuwe inzichten op kunnen leveren, die, kijkende vanuit één discipline,
niet verkregen zouden zijn. Dit zou kunnen leiden tot aanpassingen of uitbreiding van de
voorlopige theorie.
Methodologische triangulatie
,Vaak wordt onder methodologische triangulatie het combineren van kwalitatieve met
kwantitatieve gegevens, oftewel cijfermatige gegevens, verstaan. Dit wordt ook wel mixed
methods onderzoek genoemd.
Het verzamelen van kwantitatieve gegevens komt in deze cursus aan bod in de weken over
correlationeel en experimenteel onderzoek.
K6: coderen
Coderen hoort bij kwalitatief onderzoek. Bij kwantitatief onderzoek wordt gebruik gemaakt
van getallen en is coderen niet nodig.
Het proces begint met het open coderen of ook wel labellen van je data (teksten, foto's,
video's, etc.). Hierbij leest of bekijkt de onderzoeker het materiaal aandachtig door en kent
aan elk fragment dat relevant is een code toe.
Het toekennen van codes is niet zwart/wit. Verschillende mensen
kunnen verschillende codes geven aan dezelfde fragmenten.
Tijdens het coderen is het belangrijk dat onderzoekers de volgende vragen blijven stellen
(Glaser, 1978):
- Op welke onderzoeksvraag geeft dit fragment een antwoord?
- Naar welk concept (of deel van een theorie) verwijst dit fragment?
- Wat gebeurt er in dit fragment? Wat is het onderliggende proces?
Concreet, onderzoekers houden tijdens het coderen de volgende tips in hun achterhoofd:
- Zo dicht mogelijk bij de data blijven en steeds de onderzoeksvraag voor ogen
houden.
- Alle relevante aspecten van een fragment in de codering opnemen.
- Meer dan één code per fragment is goed mogelijk, maar niet té veel codes per
fragment gebruiken.
Introductie
Maatschappelijke relevantie = waarom goed voor de maatschappij?
Wetenschappelijke relevantie = onderzoek.
Altijd voorgangers naar voren halen met vorige onderzoeken.
Doel kwalitatief onderzoek = specifieke sociale fenomenen begrijpen. Weinig respondenten.
Methoden dataverzameling: gestructureerd interview, semigestructureerd interview,
focusgroep.
Kwalitatief onderzoek
- Iteratief proces
- Theorie blijven updaten
- Dataverzamelingsmethoden blijven updaten naar recente bevindingen
Open-coded = puur coderen met de onderzoeksvraag in het hoofd, nog geen koppeling of
interpretaties eraan geven.
, Opdracht WG2
Beoordelen kwalitatief focusgroepgesprek
- Moderator moet onafhankelijk zijn, goed luisteren, enthousiast zijn, alle
participanten aan het woord laten, mensen activeren om mee te doen en het
gesprek leiden.
- Problemen coderen focusgroep: Veel dezelfde codes bij 1 participant, een code kan
zo belangrijk lijken maar is enkel de mening van 1 persoon en niet van de groep.
Hoofdzaken moeten van bijzaken tijdens het coderen onderscheiden worden. Het
gesprek kan snel over een ander onderwerp gaan dan de onderzoeksvraag. Codeer
altijd vanuit onderzoeksvraag. In memo’s kunnen bijzaken wel beschreven worden.
Triangulatie verhoogt de geldigheid (validiteit) van de onderzoeksresultaten, door
meerdere methodes toe te passen is de kant op vertekening van de resultaten kleiner.
Grasple
C1 Meetniveaus
Je kunt alle variabelen verdelen in twee soorten:
Categorische variabelen (categorical in het Engels) gemeten in groepen/categorieën
Kwantitatieve variabelen (quantitative in het Engels) gemeten op een numerieke schaal
Bij categorische variabelen spreken we van een nominaal meetniveau.
Nominale variabelen hebben woorden / namen / categorieën als waarden.
Nominale variabelen zijn een kwalitatieve classificatie zonder ordening.
Kleuren zijn daar een voorbeeld van: rood, blauw, groen. Kleuren hebben geen natuurlijke
ordening, zoals '1, 2, 3'. 'Rood, blauw, groen' is hetzelfde als 'groen, rood, blauw'.
Binnen de kwantitatieve variabelen zijn er drie verschillende meetniveaus:
Ordinaal
Interval
Ratio
Ordinale variabelen zijn óf een kwalitatieve óf een kwantitatieve classificatie met een
logische ordening.
Voorbeelden zijn:
Het KNMI weeralarm: 0 = geen, 1 = code geel, 2 = code oranje en 3 = code rood. In dit geval
is er wel een natuurlijke ordening van de vier categorieën.
Het uitreiken van de Oscars: 1 = de beste film, 2 = de tweede beste film, 3 = de derde beste
film, . . . De numerieke waarden zijn een natuurlijke ordening, maar betekenen verder niks.
Interval variabelen worden gemeten op een numerieke schaal.
Een voorbeeld van een interval variabele is de score op de CITO toets in groep 8. De
verschillen tussen waardes bij interval variabelen zijn meetbaar en relevant, zo is het verschil
tussen een score van 530 en 532 even groot als dat tussen 532 en 534.
Interval variabelen hebben geen absoluut nulpunt (zelfs als de waarde 0 wel voor kan
komen). In het voorbeeld van de CITO toets bestaat de waarde 0 helemaal niet. De scores