Campagnemanagement
WC1 Financiële administratie, basis van een onderneming. Balans en investeringsplan (H1+H2)
Je kunt een investeringsplan en een financieringsplan opstellen
Investeringsplan
Hoe heb ik geïnvesteerd?
Wat heb ik nodig voor mijn bedrijf?
Bedrijfseconomisch wordt van jou verwacht dat je met zo min mogelijk middelen zo’n hoog mogelijke
omzet weet te bereiken → efficiënt, berekend aankopen is belangrijk!
Vaste activa: gaan langer dan 1 jaar mee (gebouwen, computers, inventaris, transportmiddelen)
Vlottende activa: gaan korter dan 1 jaar mee (voorraad goederen, liquide middelen (KAS OF BANK)
Financieringsplan
Hoe bekostig ik mijn investeringen?
Eigen vermogen (EV): eigen geld (privé) of aandelen
Vreemd vermogen (VV): kort vreemd vermogen (1 jaar), lang vreemd vermogen (langer)
Investerings- en financieringsplan naast elkaar = beginbalans
Je kunt een eenvoudige balans samenstellen a.d.h.v. een verzameling gegevens
Balans
ALTIJD IN EVENWICHT!!!
Investeringen → financieringen
Overzicht van de bezittingen (bedrijfsmiddelen) en schulden (geldmiddelen) van je bedrijf
Twee zijden:
→ LINKS = activa = bedrijfsmiddelen = debet
RECHTS = passiva = geldmiddelen = credit
→ Balans is altijd ‘in balans’: linker en rechterkant altijd identiek bedrag onder de streep
→ Balans is altijd een momentopname, altijd datum
Vaste volgorde!
Liquide middelen: geldmiddelen in kas of op een bankrekening
Relatie EV en winst
EV neemt toe als er:
- Winst wordt gemaakt
- Privé geld in de onderneming wordt gestort (bij grote bedrijven: nieuwe aandelen uitgeven)
EV neemt af als er:
- Verlies wordt gemaakt
- Er voor privé gebruik geld of andere zaken uit de onderneming worden gehaald
, Campagnemanagement
Privé
Privé stortingen & privé onttrekkingen bij eenmanszaak:
→ hebben invloed op de liquide middelen (kas/bank)
→ invloed op het eigen vermogen van de onderneming
→ tellen niet als winst of verlies (NB verlies & winst sws niet direct zichtbaar op balans, maar op de RR
(resultatenrekening)
WC2: functie van een balans, EV, VV, liquiditeit, solvabiliteit (H2+H3.1+3.2+H4)
Je kan een balans ordenen en lezen
Zie WC1!
Kengetallen
De liquiditeit van een onderneming geeft aan in welke mate zij de lopende betalingsverplichtingen kan
voldoen
→ om liquiditeit te kunnen beoordelen moet je inzicht hebben in de in- en uitgaande geldstromen =
dynamische liquiditeit (om deze te beoordelen heb je interne gegevens nodig van een onderneming)
→ zijn niet beschikbaar voor iedereen, dus moet er gebruik worden van de door een onderneming
gepubliceerde balans
→ balans is momentopname, dus sprake van statische liquiditeit (minder betrouwbaar dan
dynamische)
Je begrijpt de relatie tussen de balans en de resultatenrekening
Resultatenrekening (RR) of exploitatiebegroting
Opbrengsten – kosten = winst (of verlies)
Verschillende posten:
- Loonkosten
Bedrag uitgegeven aan lonen, sociale lasten en overige kosten voor werknemers
- Afschrijvingskosten
Waardedaling van een duurzaam productiemiddel (aanschafprijs – restwaarde) / economische
levensduur
- Interestkosten
Als je geld leent moet je daarover rente (interest) betalen een het geleende bedrag
- Interestopbrengst
Als je als onderneming geld uitleent, ontvang je interest
- Algemene kosten
Vooral kleine bedragen, zoals: telefoonkosten, portokosten, drukwerk kosten, etc.
- Verkoopresultaat
Verschil tussen verkoopopbrengst en de kostprijs van de verkochte producten of inkoopwaarde
van de omzet. Ook wel brutowinst
- Incidentele lasten/baten
Bijv. voorraadverschillen, kasverschillen, verliezen op debiteuren. Stel je de waarde van auto is
€4000 en wordt verkocht voor €5000 → Incidentele baten = €1000
Balans
Winst (of verlies) is af te lezen aan het verschil tussen eigen vermogen (EV) aan het eind en aan het
begin van de periode.
Houd er wel rekening mee dat privé onttrekkingen en privé stortingen ook invloed hebben op de
hoogte het EV. In dat geval kan je niet meer zo makkelijk de winst terugzien.