College 1 – risico’s
Wat is een orthopedagoog
NVO: ‘Het beroep orthopedagoog is een betekenisvol en ‘rijk’ beroep, dat zich richt
op de opvoedings- en ontwikkelingsrelatie tussen de (beroeps)opvoeder en degene
die zich ontwikkelt en ontplooit (= dus meer dan een kind). Dié relatie brengen
orthopedagogen in kaart, over dié relatie adviseren zij en dié relatie grijpen zij aan
voor begeleiding. In tal van domeinen is de opvoedings- en ontwikkelingsrelatie
cruciaal voor een gezonde en veilige ontwikkeling: in het onderwijs, de jeugdhulp, de
gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg.’
Dus orthopedagoog =
> universitair opgeleide gedragswetenschapper
> problematische ontwikkeling/functioneren van het kind verbeteren (hoeft niet altijd
te gaan om stoornissen, maar ook opvoedproblemen)
> in interactie met omgeving: opvoeding&onderwijs en cultuur&maatschappij
- maatschappij : bepaalde aspecten (van bv adhd) zijn in sommige
maatschappijen meer problematisch dan in anderen (in collegezaal problematisch
maar op het land in India niet)
- cultuur : verwachtingen en aannames die vanuit een cultuur normaal zijn en
worden uitgedragen (kind slaapt in eigen bed, eet groenten etc)
> focus op kind en opvoeders
Capaciteiten orthopedagoog
- hulpverlening
- kennis over: diagnostische processen en modellen & behandelingsmodellen en
strategieën
- vaardigheden: gespreksvoering, observatie, testafname, rapportage, communicatie,
behandeling en begeleiding
Werkdomein orthopedagoog
1. Jeugdhulp – jeugdzorg, pleeggezinnen, forensische orthopedagogiek
2. Wijkteams – preventie
3. Onderwijs – ondersteunen van docenten en leerlingen met problemen
4. Gehandicaptenzorg – kinderen en volwassenen
5. Geestelijke gezondheidszorg (ggz) – 18+
6. Ouderenzorg
Risicovol?
beslissingen over het kind op basis van: onduidelijke situaties, gevoelens en
conflicten / imperfecte hulpmiddelen (behandelingen/middelen zijn niet foutloos) /
veranderlijke situaties, klachten en oplossingen.
Cliënten werken niet altijd mee door belangen (zien belang van bv opgelegde
behandeling niet in), angst, teleurstelling.
Wetenschap: gemiddeldes en kansen
Praktijk: specifieke cliënt in een specifieke context => maatwerk (werkt het specifiek
voor dit kind/gezin ook?)
,Casus Tim
verhaal = interpretatie van je ervaringen
- collectieve verhalen : cultuur , vanzelfsprekendheden , proto- en stereotypen ,
vooroordelen
- persoonlijke verhalen : uniek
> kan communicatie moeilijker maken of begrip vergroten.
Handelen orthopedagoog
best practice = beste manier om te behandelen volgens experts (niet evidence
based)
state of art = wat het meest gebruikt wordt in de praktijk (haalbaarheid is hier
belangrijker dan best practice of evidence based)
- consensus tussen experts
- haalbaarheid
- gewoontes en gewenning
- wetgeving
tradities van cliënten
sociale regels = hoe je met mensen omgaat, normen en waarden
best evidence = er is enige evidentie voor de effectiviteit van de behandeling, maar
de behandeling zelf is niet getoetst. Er is een geleidelijke schaal (niveaus) van
onderbouwd naar niet. Als je hem toetst wordt hij evidence based.
Evidence based = behandeling is effectief bewezen, er is herhaaldelijk onderzoek
gedaan en hij blijkt beter te werken dan een placebo/geen behandeling.
Doel orthopedagoog is het verbeteren van het handelen van client/cliëntensysteem
zo verbeteren dat het client/cliëntsysteem je niet meer nodig hebben =
empowerment = vergroten van handelingsbekwaamheid -> grip op de situatie terug
bij de ouders en het kind
> dmv: aanleren van nieuwe vaardigheden aan het kind/ouders
> dmv: andere kennis of inzichten aanleren
Iatrogene effecten
= onbedoelde negatieve consequenties van handelen (ingrijpen in iemands leven)
> reactieve pathogene effecten
- is een reactie op een bepaalde diagnose vanuit de omgeving en die maakt de
diagnose schadelijk
- buitensluiting of stigma of symptomen worden gewijd aan de diagnose (je slaapt
slecht want je hebt toch adhd, dat is altijd zo)
- beperking van leermogelijkheden – er wordt niet gewerkt om iets te bereiken met
het kind, er wordt geen plan gemaakt omdat het kind toch weinig potentieel heeft
> facilitatieve pathogene effecten
- verkeerde diagnose en/of behandeling , wat leidt tot een vergroting van de
problemen
> bestemmingseffecten (contagion effects)
- overdragen van eigenschappen binnen een groep (jeugdgevangenis werkt juist
contraproductief; ze leren elkaar verkeerde dingen aan)
- artikel Dishion et al
,Omgaan met risico’s
1. evidence based werken
> behandeling is bewezen effectief
> haalbaarheid
> voor- en nadelen
> verschillende groepen
> onderzoeksopzet
> verschillende studies
2. protocollen gebruiken
> richtlijn = aanbeveling omtrent het verbeteren van de kwaliteit van de zorg.
Berust op oa wetenschappelijk onderzoek en kennis/ervaring van zorgverleners
> protocol = 1) geeft aan hoe de zorgverlener moet handelen, 2) geeft stap voor
stap aan op welke wijze een bepaalde handeling/zorgverlening dient plaats te
vinden, 3) vrijheid in protocol betreffende handeling is beperkt
bv meldcode kindermishandeling.
doel : professionele kwaliteit tussen/binnen instellingen waarborgen en kijken naar
nalatigheid in handelen door professionals.
Protocol en Richtlijnen zijn de professionele standaarden, waaraan handelen of
nalaten wordt getoetst.
Protocollen
voordelen:
+ duidelijkheid
+ kwaliteitsbewaking tussen instellingen (iedereen levert dezelfde kwaliteit zorg)
+ specificeert aansprakelijkheid (nalatigheid leidt tot aansprakelijkheid)
nadelen:
- beperking van flexibiliteit en creativiteit
- vervanging van verantwoordelijkheden en ethiek
…
Waar gaat het mis
externe redenen : uitdagingen in het werkveld
> werkveld :
- protocollen vs maatwerk ;
1 professionele ongehoorzaamheid vs aansprakelijkheid
2 beperking flexibiliteit en creativiteit
- gedelegeerde autoriteit / anticipatie van goedkeuring
, College 2 – diagnostiek
I Onderdelen en fasen diagnostiek
Psychodiagnostiek
= ‘Psychodiagnostiek is de oordeelsvorming aangaande psychische disfuncties of
gedragsmoeilijkheden en sterktes waarbij de benadering van het probleem op de
wetenschappelijke psychologie gebaseerd is en waarbij het essentieel is de persoon
(of het systeem) zodanig te begrijpen dat uit de structurering van diens probleem
relevante aanwijzingen voor de therapie voortvloeien. Deze oordeelsvorming is een
procesmatig gebeuren dat plaatsvindt en evolueert in de interactie tussen cliënt en
clinicus.’
> procesmatig = als je behandelt ben je eigenlijk altijd nog bezig met diagnostiek
Onderdelen kind- en gezins-diagnostiek
- proces ; aanmelding/hulpvraag – intake – hypothesen – gericht onderzoek –
analyse en synthese – advies
- theorie en kennis ; ontwikkelingspsychologie , psychopathologie , opvoeding en
gezinsfunctioneren
- vaardigheden/competenties ; communicatie en samenwerking , cognitieve
vaardigheden , professionaliteit , ethiek
- methode/instrumenten ; informeel (gesprekken/observaties) , formeel
(gestructureerde interviews met vragenlijst/observaties/testonderzoek)
Verschil diagnostiek volwassenen vs kinderen
een kind is geen miniatuur volwassene; het werkt echt anders. Houdt rekening met:
> het kinddiagnostische paradox
= het kind zelf heeft bijna nooit een hulpvraag. Het komt altijd vanuit de ouders,
leerkrachten, omgeving etc.
> verbale, cognitieve en emotionele (on)mogelijkheden
= jonge kinderen kunnen nog niet praten. Dus gebruik verschillende informanten (=
multi-informant; ouders, school, opa en oma) om info te verzamelen, en doe dat
op verschillende manieren (= multi-method; gesprek, luisteren, observeren,
screeningsvragenlijsten). Er kan andere en soms zelfs tegenstrijdige informatie
uit verschillende informanten en methodes komen.
Is de multi-informant multi-method paradigma.
> ontwikkelingsniveau en -variabiliteit
= ontwikkeling kan scheef lopen en verschillen per kind.
II Vaardigheden orthopedagoog
● communicatieve vaardigheden en samenwerking
met kinderen, leerkrachten en ouders, maar ook met collega’s op de werkvloer.
● cognitieve vaardigheden
beschrijven/observeren, benoemen, interpreteren
● professionaliteit
● ethiek