Recht in context – druk 5
1 contextualisme en rechtsbegrip
In dit boek is de centrale stelling dat het recht uitsluitend kan worden gekend in de context
van de omstandigheden waarin het functioneert.
De Griekse filosoof Aristoteles de mens moet handelen naar de eisen van de
omstandigheden. (contextualisme)
In de rechtswetenschap wordt onderscheid gemaakt tussen rechtsdogmatiek en de
benaderingen van het recht waarbij ook de bevindingen van andere wetenschappen worden
gebruikt.
Rechtsdogmatiek:
1. De studie van het geldend recht.
2. De casuïstiek, het geheel van juridische casus.
3. De ordening van het recht door tekstanalytische methoden.
Multidisciplinariteit: als de rechtswetenschap met andere wetenschappen verbonden wordt,
dienen andere wetenschappen soms als hulpwetenschappen, waarvan de resultaten in en
door het recht worden gebruikt.
Interdisciplinariteit: als de relatie tussen de rechtswetenschap en een andere wetenschap
nauwer is doordat er tussen de rechtswetenschap en die andere wetenschap fundamentele
punten van overeenkomst zijn. Dit wil zeggen de wetenschappelijke verbondenheid en
samenwerking van disciplines op het niveau van hun grondslagen.
In strikte zin is de rechtswetenschap te beschouwen als de rechtsdogmatiek.
In brede zin omvat de rechtswetenschap zowel de studie van de rechtsdogmatiek als die van
interdisciplinaire benaderingen van het recht.
Het strafrecht is een ultimum remedium een redmiddel om eigenrichting tussen individuen
in de samenleving te voorkomen.
Recht is een discursieve grootheid het altijd voorlopige resultaat van een proces van
meningsvorming en overtuiging.
Rechtsvinding: de rechter heeft de taak om de betekenis van het geldende recht vast te
stellen in het licht van het geval waarover hij moet oordelen.
Casuïstische rechtsvinding: de betekenis van het juridische begrip wordt bepaald door de
omstandigheden van het geval. Het is gericht op de billijkheid concreto, als uitvloeisel van
het streven naar rechtvaardigheid.
Regelgeleide rechtsvinding is gericht op rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.
Dit is rechtsvinding aan de hand van scherpe, vaststaande regels, die minder gericht is op de
context van het geval, en meer op de toepassing en ontwikkeling van algemene regels.
1
,Arrest Saladin/HBU, Hoge Raad 19 mei 1967
Saladin, een leek op beleggingsgebied, krijgt ongevraagd beleggingsadvies van de Hollande
Bank Unie (HBU). De bank heeft in het contract de aansprakelijkheid uitgesloten. HBU doet
beroep op een exoneratieclausule. Dit is een clausule die de aansprakelijkheid van een van
de partijen beperkt of uitsluit. De Hoge Raad oordeelt dat dit beroep afhankelijk is van een
aantal omstandigheden.
Haviltex, Hoge Raad 13 maart 1981
Ermes en Langerwerf verkopen op 2 februari 1976 aan Haviltex een machine voor het
snijden van steekschuim voor bloemen. De partijen komen overeen dat de koper tot eind
1976 het recht heeft om de machine terug te geven voor 20.000 gulden exclusief btw. Op 16
juni 1976 schrijft Haviltex aan Ermes dat hij de machine teruggeeft. De verkoper oordeelt dat
dit in strijd is met de goede trouw die de uitvoering van de overeenkomst beheerst. De Hoge
Raad oordeelt dat in het overeenkomstenrecht bij de uitleg van taaluitingen gekeken moet
worden naar de context.
IZA-Vrerink, Hoge Raad 28 februari 1992
De vraag in deze casus is of/hoe verkeersaansprakelijkheid verder verfijnd diende te worden
afhankelijk van het soort geval. Aanleiding vormde een verkeersongeval waarbij een toen 67-
jarige vrouw als voetgangster zwaar gewond raakte toen zij door een automobilist werd
aangereden. De Hoge Raad heeft toen besloten dat wanneer de eigenaar van een
motorvoertuig aansprakelijk en schuldig is, hij 50% van de schade moet verwezenlijken.
Van Wijngaarden-Staat, Hoge Raad 24 april 1992
Het ging om de terugvordering door de Staat van de saneringskosten van verontreinigde
grond op eigen bedrijfsterrein op grond van de Interimwet Bodemsanering. Er moest
duidelijkheid komen over de vraag op welk tijdstip voor ondernemers duidelijk behoorde te
zijn dat ernstige bodemverontreiniging door ondernemingen veroorzaakt, voor de overheid
vermogensnadeel met zich zou brengen. Een dergelijke verontreiniging zou dan een
onrechtmatige daad tegenover de overheid zijn, nu de overheid met de kosten van
grondsanering bleef zitten. De conclusie was dat vanaf 1 januari 1975 het voor ondernemers
voldoende duidelijk behoorde te zijn dat de overheid naar aanleiding van
bodemverontreiniging actie zou ondernemen in de vorm van bodemsanering.
Het gelijkheidsbeginsel eist dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld. De mate
van gelijkheid is contextbepaald en dwingt tot het bezien van de omstandigheden van het
geval.
Het voorkomen van willekeur is niet alleen een normatief vereiste dat voortvloeit uit het
gelijkheidsbeginsel, het is bovendien een eis van consistentie die samenhangt met
elementaire noties van rationaliteit.
De ‘open texture’ van het recht, zo vervolgt H.L.A. Hart, is de consequentie van zowel
eigenschappen van de taal als van eigenschappen van de wereld waarin wij leven. Recht is
in taal geformuleerd, en taal is algemeen van karakter. De toepassing van recht impliceert de
toepassing van algemene begrippen in concrete situaties. Het is bovendien de consequentie
van de principiële onvoorspelbaarheid van onze sociale omgeving, die andere context. De
wetgever maakt regels zonder zich een volledig beeld te kunnen vormen van de gevallen
waarvoor de rechter zich gesteld zal zien. Daarom kunnen zich altijd ergens omstandigheden
voordoen die tot bijstelling van de regel nopen. Zo buigt het recht mee met de
omstandigheden van het geval.
2
,Met betrekking tot de regelgeleide rechtsvinding impliceert het contextualisme drie dingen:
1. Het betekent dat de toepassing van een bepaald type rechtsvinding afhankelijk is van
de context van het geval.
2. Het contextualisme impliceert dat context bij rechtsvinding altijd een rol speelt op de
achtergrond.
3. Uit het contextualisme volgt dat er altijd uitzonderingen op de regel zullen zijn.
Het boek ‘Recht in context’ kan worden gekarakteriseerd als een benadering van het recht
die uitgaat van het contextualisme. De centrale stelling van het contextualisme impliceert
twee nadere stellingen over de toepassing ervan op rechtswetenschap en rechtspraktijk.
1. Centrale stelling: het recht kan niet worden gekend of begrepen zonder een beroep te
doen op de context waarin het tot stand komt en waarin het toepassing vindt.
2. De rechtswetenschap kan niet worden begrepen zonder in te gaan op de verhouding
tussen de verschillende wijzen van bestudering van het recht.
3. Het juridische beroep kan niet worden beoefend zonder rekening te houden met de
bijzondere omstandigheden van het geval, zowel het geval waarover wordt
geoordeeld als de context waarin wordt geoordeeld.
2 Het rechtsbegrip en de indeling van het juridische landschap
Wrongful birth arrest, Hoge Raad 21 februari 1997
Als gevolg van een beroepsfout van een arts, werd een vrouw ongewenst zwanger. Met
wrongful birth wordt bedoeld een vordering tot schadevergoeding ingesteld door de ouder
van een niet gewenst of niet gepland kind. De Hoge Raad oordeelde dan de ouders in
aanmerking komen voor schadevergoeding, aangezien zij geen gezinsuitbreiding wilden.
Het arrest laat zien dat rechters zich niet beperken tot argumenten die zij uitdrukkelijk aan
rechtsbronnen ontlenen, maar dat zij soms ook een beroep doen op waarden en mogelijke
beleidsdoelen.
Beroep op een principle: een rechtsbeginsel dat de uitdrukking vormt van een morele
waarde en dat gevolgd moet worden omdat de gerechtigheid dat vereist. (Ronald Dworkin)
Beroep op een policy: een beleidsdoel met betrekking tot een wenselijke
maatschappelijke situatie. (Ronald Dworkin)
Obiter dictum: een overweging ten invloede. Rechters zijn geen wetgevers, zij kunnen zich
over rechtsvragen alleen gezaghebbend uitlaten als dat ter motivering van hun oordeel nodig
is.
Artikel 49 RVV 1990
Het recht is het geheel van regels dat de normen verschaft voor het gedrag van mensen in
de samenleving. Het verschil is dat er bij de regels van het recht een sanctie staat op de
overtreding van verboden en het niet naleven van geboden. De overheid heeft de sterke arm
om de burger te bestraffen voor gedrag in strijd met de wettelijke regels. In het recht gaat het
ook altijd om opvattingen over goed en kwaad, rechtvaardig en onrechtvaardig. Echter, in de
samenleving gaat het er anders aan toe, dan dat de wet voorschrijft.
Driehoekmodel van recht
Dit model onderscheidt drie dimensies of momenten in het recht die ieder op hun manier ook
weer een context in en van het recht zijn.
1. Het normatieve (juridische) moment. Dit is het geheel van regels, beslissingen en
beginselen. Juristen noemen dit het positieve recht, het recht dat op een bepaalde tijd
en plaats geldt. Dit recht verschaft normen voor menselijk gedrag.
2. Het ideële (filosofische) moment. Dit is het geheel van ideeën, opvattingen en
waarden dat als leidraad en toetssteen fungeert voor het positieve recht.
3
, 3. Het actuele (sociologische) moment. Het geheel van maatschappelijke gebruiken en
praktijken dat tot het positieve recht heeft geleid, en maatschappelijke gebruiken en
praktijken die uit het recht voortvloeien. (law in the books and law in action)
De lege lata het geldend recht
De lege ferenda het wenselijke recht
De definitie van juridische begrippen is om drie redenen problematisch:
1. Het zijn veelal vage begrippen. Het gebruik en toepassing van deze begrippen kan
niet eenduidig aan de hand van criteria worden vastgelegd.
a. Intensionele vaagheid: onduidelijkheid over wat de term precies betekent.
b. Extensionele vaagheid: onduidelijkheid over de gevallen waarop het begrip
slaat. (Deze beide vormen van vaagheid gaan vaak samen)
2. Deze begrippen bezitten open texture. Er zullen altijd nieuwe gevallen voordoen die
niet aan de definitie beantwoorden, maar toch onder het begrip worden begrepen.
De consequentie van de open texture van rechtsbegrippen is dat hun betekenis
evolueert. Lindenbaum Cohen-arrest de Hoge Raad oordeelde dat handelen in
strijd met de goede zeden of met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk
verkeer betaamt een onrechtmatige daad oplevert.
3. De toepassing van rechtsbegrippen is veelal afhankelijk van evaluatieve criteria
waarover men van mening kan verschillen. (goede trouw, redelijkheid en billijkheid)
essentially contested concepts verwezenlijk betwistbare begrippen.
Basisindelingen in het recht:
Privaatrecht/civiele recht is gericht op de regeling van de rechtsverhouding tussen de
burgers onderling.
Publiekrecht: heeft betrekking op de organisatie van de gemeenschap (staat) en de
zorg voor algemene belangen, dus de bemoeienis van de overheid met het
maatschappelijk leven.
Het recht in objectieve zin: de verzameling rechtsnormen.
Subjectieve rechten: rechten die rechtssubjecten ontlenen aan de regels van het objectieve
recht.
Het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht is gebaseerd op een viertal criteria:
1. De aard van de betrokken partijen. (particulier – overheidsorgaan)
2. De aard van het te beschermen belang. (algemeen of particulier belang)
3. Het initiatief tot handhaving van het recht.
4. De middelen tot rechtshandhaving.
Haagse Duinwaterleiding-arrest, Hoge Raad 18 februari 1944
De Hoge Raad oordeelde het handelen van de gemeente in strijd met de zorgvuldigheid,
daarbij moest de gemeente de veroorzaakte schade vergoeden. De heer W.J. Jochems uit
Wassenaar klaagde de gemeente 's-Gravenhage aan die ten behoeve van de gemeentelijk
watervoorziening massale waterhoeveelheden onttrok waaronder aan het landgoed dat in
eigendom was van Jochems. Voor het eerst bestempelde de Hoge Raad het optreden van
de overheid als een onrechtmatige overheidsdaad. Dat de overheid iets verkeerd kon doen,
was nog niet eerder vertoond.
Binnen het privaatrecht wordt de volgende onderscheiding gemaakt:
Het materieel privaatrecht, bestaande uit burgerlijk recht en handelsrecht.
Het formeel privaatrecht of burgerlijk procesrecht.
Het burgerlijk recht heeft betrekking op burgers, het handelsrecht op kooplieden.
4