OMGAAN MET VERSLAVING TENTAMENSTOF
Omgaan met verslaving
PowerPoint 1
Vier redenen om specifiek aandacht te hebben voor drugsgebruik en verslaving:
1. Drugsgebruik beïnvloedt het effect van herstel-ondersteunende interventies.
Betere herstel-ondersteunende zorg, voorkomen van onder- of overbehandeling.
2. Drugsgebruik roept dikwijls negatieve reacties op, die effect hebben op de begeleiding en
behandeling. Dit kunnen reacties zijn van drugsgebruikers zelf, hulpverleners, omgeving van
de gebruiker en de maatschappij.
Verkleinen demoralisatie (moedeloosheid / algehele ontmoediging).
3. Belang om juiste bejegening te hebben als agoog, specifiek als het gaat om drugsgebruik.
Vergroten van de samenwerking tussen hulpverlener en cliënt.
4. Beleid met betrekking tot drugsgebruik is binnen een instelling en team dikwijls niet
eenduidig.
Onder andere gevaar op onveiligheid.
Subtance Use Disorder (SUD: middelen misbruik stoornis) = medische benadering vanuit de DSM-5
SUD is een medisch begrip voor middelen gebruik en afhankelijkheid, in de volksmond verslaving.
De DSM-5 geeft een aantal criteria. Hoe meer criteria, hoe ernstiger de verslaving is, vanuit de DSM-
5.
- Voldoe je aan twee of drie criteria, dan is er sprake van een milde stoornis in het gebruik
van middelen.
- Voldoe je aan vier of vijf criteria, dan is er sprake van een gematigde (moderate) stoornis in
het gebruik van middelen.
- Voldoe je aan zes of meer criteria, dan is er sprake van een ernstige stoornis in het gebruik
van middelen.
De criteria:
1. Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
2. Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen.
3. Gebruik en herstel van gebruik kosten veel tijd.
4. Sterk verlangen om te gebruiken (craving).
5. Door gebruik schiet je te kort op het werk, school of thuis.
6. Blijven gebruiken, ondanks dat het problemen meebrengt in het relationele vlak.
7. Door gebruik opgeven van hobby’s, sociale activiteiten of werk.
8. Voortdurend gebruik, zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.
9. Voortdurend gebruik, ondanks de weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische
problemen met zich mee brengt of verergert.
10. Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog wel te voelen, oftewel tolerantie.
11. Het optreden van onthoudingsverschijnselen.
Opmerking bij SUD:
- Het is een omschrijving vanuit de DSM-5.
- Het zijn samenvattingen van gedragingen.
- Het is op basis van gedragsomschrijvingen en niet op basis van bijvoorbeeld neurologisch
onderzoek.
- In de DSM-5 laten ze afhankelijkheid van lichamelijk vs. psychisch los.
- Tolerantie en onthoudingsverschijnselen zijn zeer lichamelijk.
- Verlangen (=craving) is inmiddels vanuit neurologisch onderzoek te verklaren. Onder andere
het narratieve (=op de manier van een verhaal, met een begin-midden-eind) en de rol van
1
, OMGAAN MET VERSLAVING TENTAMENSTOF
schaamte ontbreekt.
Complexiteit: conclusies met betrekking tot beloop
Studies over beloop variëren sterk.
- Criteria over ernstfasen worden anders geïnterpreteerd
- Discussies over definities
- Type drugs niet vergelijkbaar met elkaar
- Verschillende populaties onderzocht
- De (sociale) setting heeft grote invloed op data
Vaak sprake van cumulatieve effecten (= verschillende vormen van milieu-invloeden: effect van
verschillende vormen van milieu-invloeden tezamen, waarbij de gevolgen van de vormen
afzonderlijk niet ernstig behoeven te zijn, maar van de verschillende vormen tezamen mogelijk wel
optelsom.)
Vanuit intergenerationeel onderzoek en neurobiologisch onderzoek is duidelijk dat een positieve
familie-anamnese een ongunstige invloed heeft, maar in welke mate is onbekend.
Bijvoorbeeld: opa vader zoon zijn allemaal verslaafd. Het gebruikerscirkeltje blijft draaien.
Drie fasen
1. Beloning
o Beloning: prettig gevoel
o Erfelijk: werking van beloningsysteem
2. Herinnering
o Start “snelwegen” / craving = verlangen
o Importantietoekenning = Je brein geeft “signalen” voorrang op andere signalen.
Een “verslaafd brein” geeft voorrang aan beloningsgerichte signalen. Deze worden
door de hersenen eerder opgepikt.
o Gedrag willen herhalen, beloningsgerichte besluitvormingsprocessen
3. Verandering
o Veranderingen / beschadigingen
o Zelfregulatie processen / ook zelfregulatieproblemen zonder middelengebruik /
hypothese: problemen op niveau van zelfregulatie; vatbaar zijn op ontwikkelen
dubbel diagnose (DD) problematiek
o “Rem eraf”
Beloop en de cirkels van Van Dijk (EGMAC)
1. Experimenteel gebruik
o In de eerste plaats nieuwsgierig naar het effect. Wil de effecten van drugs ervaren.
o Gebruik beperkt tot maximaal enkele keren en in het gebruik zit geen vast patroon.
o Experiment kan gevaarlijk zijn bij bijvoorbeeld een zwangerschap.
2. Geïntegreerd gebruik / recreatief
o Onregelmatig gebruik en zonder negatieve gevolgen.
o Kent het effect en wil deze doelbewust ervaren.
o Wil van stemming veranderen.
3. Misbruik
o Volgens de DSM, medische visie, is deze fase een stoornis.
o Gebruikt volgens een bepaald patroon.
o Gebruiker heeft controle.
o Craving kan ontstaan, als er op het geplande tijdstip niet kan worden gebruikt.
o Het gebruik heeft geen gevolgen voor het leven van de gebruiker.
2
, OMGAAN MET VERSLAVING TENTAMENSTOF
4. Afhankelijkheid
o Volgens de DSM, medische visie, is deze fase een stoornis.
o Gebruikt veel en regelmatig.
o Gebruik heeft gevolgen voor school, werk, relaties en gezondheid.
o Begin ontstaan verlangen naar drugs.
5. Chronisch verslaafd
o Extra fase, om aan te geven dat de verslaving zeer ernstig is, nauwelijks onder
controle te krijgen is en het effect heeft op meerdere gebieden.
o Verlangt naar gebruik.
o Aan dit verlangen kan bijna geen weerstand worden geboden.
o Gebruik roept steeds meer problemen op.
o Gebruik gaat het dagelijks leven overheersen.
Cirkelmodel: vrij naar Van Dijk (1979)
- Fasen van gebruik gaan over het beloop en mate van gebruik en over de vraag: wel of niet
verslaafd? De cirkels van Van dijk geven geen fase weer, maar geeft weer wat er allemaal
gebeurt als er drank of drugs gebruikt wordt.
- Hoe sneller de middelste cirkel van Van Dijk draait (stof) , hoe ernstiger het gebruik is, dus
hoe verder iemand in de fasen van gebruik zit.
- De cirkels van Van Dijk geven vooral aan dat er een grote samenhang is tussen andere
leefgebieden. Als de middelste cirkel snel (stof) draait, zal de rest ook snel draaien.
- De cirkels van Van Dijk geeft ook aan dat je je dus nooit op één gebied (bijvoorbeeld andere
vrienden) moet richten.
Factoren die van invloed zijn op het beloop van een verslaving
- Type middel: heroïne en cocaïne kennen relatief snel verloop | alcohol kent een relatief
traag verloop tussen de 10 en 12,5 jaar | LSD kent geen verslaving
- Verslavingspotentie: snelheid van werking, craving (= hunkering / verlangen)
3
, OMGAAN MET VERSLAVING TENTAMENSTOF
- Illegaliteit / legaliteit van een middel of is het voorgeschreven door een arts (bijvoorbeeld
slaapmiddelen / benzo’s etc.)
Nicotine
In 2018 rookte 22,4% van de bevolking van 18 jaar en ouder.
In verhoudingsgewijs is er relatief weinig aandacht voor nicotine afhankelijkheid binnen de zorg:
- Houding maatschappij
- Houding Verslavingszorg
- Rokers zien zichzelf vaak niet als verslaafden
In de psychische zorg zien we dat patiënten drie keer zo vaak roken als in de bevolking:
- Mensen met een depressie leven gemiddeld 7-11 jaar korter dan de algemene bevolking.
Geschat wordt dat de helft van deze verhoogde sterfte is toe te schrijven aan de gevolgen
van roken.
- Binnen gesloten psychiatrie lijkt prevalentie nicotine afhankelijkheid naar 90% te gaan
(2015).
- 60% van de cliënten met schizofrenie rookt, vaak ook bovenmatig veel. Nicotine kan het
effect van antipsychotica verkorten.
- Als mensen in een psychiatrische kliniek stoppen met roken, neemt de kans op heropname
af.
Functie van roken (nicotine):
- Zelf automedicatie hypothese (= zelf medicatie)
- Extrapiramidale verschijnselen verminderen (= stoornissen van houding en beweging)
- Sociaal smeer middel
- Tijdsbesteding
- Tegengaan van ontwenningsmechanismen
Pas in 2015 was er een eerste symposium vanuit verslavingszorg over roken van sigaretten.
In 2015 vond in Groningen het eerste, door de verslavingszorg georganiseerde symposium plaats, dat
specifiek gericht was op rookverslaving. Waarom duurde dat zo lang? Hoe was het mogelijk dat na
ruim honderd jaar massaal roken van sigaretten deze vorm van verslaving in de verslavingszorg
nauwelijks serieus was genomen?
Het is voor iedereen inmiddels duidelijk dat roken de gezondheid enorm schaadt. De
tabaksindustrie is bekritiseerd als wreed, pervers en immoreel. Deze industrie heeft ongekende
invloed op de overheid. Eén op de twee rokers overlijdt vroegtijdig aan de gevolgen van roken. Eén
op de vier rokers sterft al voordat hij of zij 65 jaar is. Jaarlijks overlijden er in Nederland ongeveer
20.000 mensen ten gevolge van het roken. De Nederlandse overheid is echter altijd heel traag
geweest met het invoeren van preventieve maatregelen. In zekere zin is een rookverslaving een
politieke ziekte, en de verslavingszorg lijkt zich daaraan te hebben aangepast.
Vanaf het einde van de achttiende eeuw komen er al rapportages over de medische risico’s van
tabak. Artsen spraken vermoedens uit over het verband tussen roken van pijp en lip- en mondkanker.
Aan het einde van de negentiende eeuw wordt de sigaret uitgevonden, en de machinale productie
maakte de massale verkoop van sigaretten mogelijk. Dat vestigde de aandacht op het verband met
longaandoeningen. Eveneens in deze periode ontstond het idee omtrent ongunstige effecten op
bloedvaten en hart.
4