Farmacologie samenvatting digestie:
Laxeren:
Vooral als symptomatische therapie bij obstipatie, voor operaties of intoxicaties.
Volume vergrotende laxantia vergroten volume van lumen, door rek meer peristaltiek.
Glijmiddelen: Oraal of rectaal, zwak werkzaam
Paraffine olie
Bijwerkingen: bij verkeerde toediening: reflux, verslikken, lipoïdpneunomie
Natuurlijke glijmiddelen (havermout, rijstepap)
Bij chronische obstipatie, binden water in lumen.
Zwelmiddelen: vezelpreparaten, meer omvang en zachter van textuur feces, bij chronische
obstipaties.
Agar-agar
Methylcellulose
Carboxy-methylcellulose
Psyllium vezels (ook glijmiddel) zandkoliek bij paard
Osmotische laxantia: trekken lichaamsvocht naar darmlumen toe, bijwerkingen kunnen
dehydratie zijn. Kans op intoxicatie bij zouten. Niet bij paarden met koliek.
Magnesiumsulfaat
Natriumsulfaat
Mannitol, sorbitol, lactulose oraal (suikersmaak)
Secretagoga: prikkelen darmwand, niet vaak toegepast.
Ricinusolie: veulens met meconium obstipatie. Stimuleert afgifte prostaglandinen en
daarmee de chloride afhankelijke secretie van water.
Atrachinoglycosiden: stimulatie Na, Cl, K secretie + water bij paarden met koliek
Voorkomen/beperken van absorptie: adsorbentia
Reguleren vloeistof huishouding bij diarree en intoxicaties.
Adsorbentia: kans op obstipatie bij diarree
Actieve kool (norit)
Kaoline
Beïnvloeden van de braakreflex:
Gereguleerd vanuit braakcentrum, directe of indirecte prikkels uit CRTZ (in 4 e hersenventrikel).
Geïnduceerd door centrale en perifere stimuli bv MDK.
, Emetica (induceren): opname toxische stoffen of corpora aliena, alleen wanneer het geen extra
schade induceert.
Apomorfine: dopaminereceptor agonist. IV, IM of conjuctivaal. In hoge dosis ook opoïd
receptoren geactiveerd centrale werking. Bij kat gecontra-indiceerd.
Xylazine: alfa2-adrenoreceptoragonist, voor katten emeticum, voor andere sedatie.
NaCl: kans op zout intoxicatie, minder toegepast.
Emetine: langere inwerkingstijd, minder toegepast.
Anti-emetica: remmen het braakcentrum
Dopamine receptor antagonisten: als bijwerking braken, normaal als sedatie toegepast.
Metoclopramide: passeert BHB centrale bijwerkingen, ook effect op serotonine
receptoren. Peristaltiekverhogend effect op maag en duodenum. Oraal /parenteraal.
Domperidon: passeert niet BHB, oraal/parenteraal.
H1 receptor antagonisten: reisziekte bij honden
Promethazine: oraal, effectiviteit diersoort afhankelijk.
Chloorcyclizine: oraal, effectiviteit diersoort afhankelijk.
5-HT-receptor antagonisten: braken door chemotherapie en/of bestraling
Ondasteron
Neurokinine-1-receptor antagonisten: tachykinine receptor, betrokken bij braakreflex.
Substance P is agonist.
Maropitant: oraal of parenteraal.
Acetylcholine-muscarine receptor antagonisten:
Propantheline: veel bijwerkingen, voor kortdurende controle van braken.
Beïnvloeden van de motiliteit:
Vertragen passagesnelheid: motiliteitsdiarree
Loperamide: enterale opioid receptor agonist Ach afgifte verminderd. Wel toename
resorptie water. Kan BHB niet passeren behalve bij Shelties, Collies en Bobtails door
gemuteerde transporteiwitten overgevoeligheid met als gevolg bv. sufheid. Gecontra-
indiceerd bij infectieuze diarree (stimuleert vermenigvuldiging).
Spasmolyse: leggen contracties gladde spiercellen stil. Blokkeren AchM receptoren. Gebruik bij
spasmes of rectale exploratie bij paard.
Buscopan (N-butylscopolamine): passeert niet de BHB, dus perifere werking. Parenterale
toediening, vaak gecombineerd met analgeticum (pijnstiller). Werking vrij kort.
Prokinetica: bij verstoringen motiliteit door ontsteking of postoperatieve ileus, gecontra-
indiceerd bij onstructies of perforaties.
AchM agonisten: parasympaticomimetica