In deze samenvatting staat alles van top tot teen beschreven over instabiliteit van de schouder (o.a. Theorie van Panjabi), subacromiale klachten, stoornissen van het schoudercomplex, stabiliserende systeem e.t.c daarnaast gaat het over CWK en over de knie. Daarnaast staan er hoorcolleges in die ge...
Inhoud
Casus michel jansen (schouder) .............................................................................................................. 2
Peter J. Beek. Motorisch leren uitgangspunten en overwegingen deel I.pdf ..................................... 2
Aandoeningen van de schouder HFD 26 ............................................................................................. 3
HC Wk 1.1 Klinische instabiliteit schouder; Theorie van Panjabi in de praktijk ................................ 14
Kngf subacromiale klachten .............................................................................................................. 21
De fysiotherapeutische diagnose gediagnosticeerd ......................................................................... 27
HC wk 2.1 stoornissen van het schoudercomplex............................................................................. 28
Panjabi M.M. (1992) The stabilizing system of the spine. Part I. (link op scholar) ........................... 51
Panjabi M.M. (1992) The stabilizing system of the spine. Part II. (link op scholar) .......................... 53
Casus coen ............................................................................................................................................. 55
KNGF nekpijn ..................................................................................................................................... 55
CWK Hoorcollege 1.3 ......................................................................................................................... 61
Praktische richtlijnen voor de preventie van chronische klachten na een whiplashtrauma,
gebaseerd op gepubliceerde evidence ............................................................................................. 71
Casus Erik (knie)..................................................................................................................................... 73
OWE Verhaar J. Orthopedie. Hfst 29 ................................................................................................. 73
,Casus michel jansen (schouder)
Peter J. Beek. Motorisch leren uitgangspunten en overwegingen deel I.pdf
Er is sprake van interne focus wanneer de aandacht gericht is op de uitvoering van de
bewegingen of op de mechanisme en neurale processen die daaraan ten grondslag liggen
(zoals spierspapnning of de verdeling van het lichaamsgewicht over beide voeten).
Bij externe focus daarentegen is de aandacht gericht op het effect van de bewegingen op
de omgeving (zoals het zwaaien van de racket, stick of club, de landingspositie van bal,
speer of pijl of de locatie waarop vinger, hand of voet terecht moet komen).
Een externe focus is effectiever dan een interne focu, zowel wat betreft het uitvoeren als het
leren van bewegingen.
,Aandoeningen van de schouder HFD 26
Schoudergewricht bestaat uit 3 botstukken:
Scapula, clavicula en humerus met daaromheen een gewrichtskapsel en een aantal
aannsturende spieren.
Beweging vindt plaats in vier gewrichten:
- scapulathoracala glijvlak (strikt genomen geen gewricht)
- het glenohumerale gewricht
- het sternoclaviculare gewricht
- het acromioclaviculare gewricht
Voor de beweging van de humerus t.o.v de scapula is de coracoacromiale boog van belang,
die betsaat uit de voorpunt van acromion, het lig. Coracromiale en de processus
coracoideus.
Voor fixatie en beweging van het SC-gewricht zijn spieren van belang. Deze spieren worden
vanuit c5, c6 geïnnerveerd.
Anteflexie; 60 graden
Retroflexie; 30 graden
Endorotatie: 50 graden
Deze graden zijn voldoende om de ADL uit te voeren.
Instabiliteit van de schouder
Bij een instabiliteit van de schouder denken we meestal aan een instabiliteit van het
glenohumerale gewricht: de humeruskop kan niet goed in het glenoïd gecentreerd worden.
Daarnaast kan er ook een instabiliteit zijn van het sternoclaviculaire gewricht en van het
acromioclaviculaire gewricht. Een instabiliteit van deze gewrichten is vrijwel altijd het gevolg
van een trauma. De traumatische luxaties van de schouder betreffen:
– anterieure glenohumerale luxatie (84%);
– posterieure glenohumerale luxatie (1,5%);
– AC-gewricht luxatie (12%);
– SC-gewricht luxatie (2,5%).
Behalve een trauma oorzaak kan ook een aangeboren gegeneraliseerde bandslapte
(hyperlaxiteit) na een schijnbaar triviaal trauma tot een glenohumerale luxatie leiden. Een
zeldzamere vorm van instabiliteit ontstaat door een instabiele scapula (scapula alata) tijdens
actief bewegen, waardoor het gevoel van instabiliteit bestaat (figuur 26.2). Oorzaken zijn
meestal neurologisch (bijvoorbeeld n.thoracicus longus of n.XI).
Glenohumerale instabiliteit
Glenohumerale gewricht heeft een grote beweegelijkheid, terwijl stabiliteit klein is. De kom
van het glenoïd is klein en ondiep in vergelijking met de grootte van de humeruskop. Kom
wordt vergroot door het labrum (bestaat uit kraakbeen en bindweefsel).
Luxatie naar voren: gevolg van beweging waarbij humerus met te veel kracht in Abductie en
exorotatie wordt gedrukt.
Luxatie naar achter: gevolg van heftige spiercontracties secundair aan een epileptisch insult
of een elektrische schok. De krachtige endorotatoren (m.latissimus dorsi, m. pectoralis major
en m. subscapularis) ontwikkelen veel meer kracht dan de zwakkere exorotatoren (m.
, infraspinatus en m. teres minor) en door de externe endorotatiestand luxeert de humeruskop
naar achteren.
Wanneer na schouderluxatie het labrum, kapselaanhechting of het kapsel beschadigd, dan
kan er instabiliteit van de schouder ontstaan.
Schouderluxatie naar voren
Dit is de meeste voorkomende schouderluxatie (> 95% van de gevallen) en is bijna altijd het
gevolg van een indirect trauma, bijv; een val op de uitgestoken elleboog en hand
Anamnestische= is er sprake van een adequaat trauma en de patiënt durft de arm nauwelijks
te bewegen.
Inspectie= reliëf van de m. deltoideus aan de laterale zijde van het acromion is afgeplat
omdat de humeruskop zich niet meer op de normale plaats onder het acromion bevindt.
Soms een duidelijke indeuking.
Palpatie= humeruskop niet op zijn normale plaats onder het acromion, maar wel palpabel
aan de voorzijde van de schouder onder de processus coracoideus. De humeruskop kan ook
via de oksel achter de m. pectoralis worden gepalpeerd.
-passief bewegen= onmogelijk. Deels door de pijn en de reflextoire spanning van de
schouderspieren om het geluxeerde gewricht te stabiliseren.
Behandeling
er bestaan verschillende technieken om de schouder te reponeren.
- simpelste methode is continue tractie in de lengterichting van de licht geabduceerde
arm met wat tegentractie van het lichaam. De patiënt ligt op de rug, waarbij een laken rond
de thorax wordt geslagen, en wordt vastgehouden door een assistent die zich aan de zijde
van de normale schouder bevindt. De arts staat aan de zijde van de gedislokeerde schouder
en oefent een continue tractie uit in de lengterichting van de licht geabduceerde schouder.
De elleboog kan ook 90° worden gebogen om de neurovasculaire structuren te ontspannen.
Wanneer er gedurende enige tijd wordt getrokken, zal de schouder spontaan reponeren,
waarbij een repositieklik wordt gevoeld. Wanneer de humeruskop na enige tijd tractie nog
niet reponeert, kan de schouder voorzichtig in interne of externe rotatie worden geroteerd of
kan men vanaf de buitenzijde direct op de humeruskop drukken
- er zijn echter ook technieken waarbij de zwaartekracht wordt gebruikt om repositie van de
schouder te bewerkstelligen. De patiënt wordt dan op de buik gelegd, met de arm afhangend
en eventueel met een klein gewicht aan de onderarm/ hand. Wanneer de patiënt ontstpant
en de spierspanning verdwijnt, komt dan een ‘spontane’ repositie tot stand.
Behandeling na repositie
1. Nadat de schouder is gereponeerd worden van de schouder nogmaals
röntgenfoto’s in twee richtingen gemaakt om de repositie te controleren en te
verifiëren of er mogelijk toch fracturen van het glenoïd of van de proximale humerus
zijn ontstaan.
2. De neurologische status van de bovenste extremiteit wordt opnieuw gecontroleerd,
alsmede de arteriële pulsaties om een vasculair letsel uit te sluiten
3. Een grote scheur in de rotatorenmanchet kan worden uitgesloten door de kracht
van de isometrische exorotatie en abductie te controleren en te vergelijken met de
niet-aangedane schouder. (de belangrijkste complicaties na een glenohumerale
luxatie is het ontstaan van een recidief. Belangrijke aspecten tijdens de
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jiphuisman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.