Begrippenlijst voor het vak Onderzoekspracticum Inleiding Onderzoek (PB0212). Alle begrippen en definities uit de acht thema's (met bijbehorende leerdoelen) voor deze cursus van de Open Universiteit. Ik heb uiteindelijk een 9 gehaald voor het examen wat ik gemaakt heb in Juli 2024.
Begrippen Practicum Inleiding
Onderzoek
Thema 1:
Empirische onderzoekscyclus = vijf fasen in wetenschappelijk onderzoek.
1) Onderzoeksvraag formuleren
2) Studie ontwerpen
3) Data verzamelen
4) Data analyseren
5) Rapporteren
Wetenschap = een systematische methode om te leren over de werkelijkheid.
Empirisch onderzoek = onderzoek waarbij data wordt verzameld, in de praktijk
bijna altijd.
Full disclosure = volledige openheid geven over het onderzoeksproces
(vragenlijst, stimuli en data worden met het artikel gepubliceerd).
Preregistratie = Het vastleggen van de onderzoeksvraag / onderzoeksopzet /
methode van dataverzameling en analyse voorafgaand aan de uitvoering
(indienen bij een journal verkleint de kans op publication bias).
Publication bias = de neiging om alleen studies te publiceren die effecten laten
zien.
Variabele = alles wat varieert, of zou kunnen variëren.
Construct = Variabele waar de definitie is afgeleid vanuit theorie.
Operationalisaties = elk meetinstrument en elke manipulatie. De vertaling van
de definitie of construct naar een meetinstrument of manipulatie (wordt gebruikt
om psychologische constructen te meten).
Meetinstrument = doel om een construct niet te beïnvloeden (observatie).
Manipulatie = doel om een construct wél te beïnvloeden (experiment).
Reflectief meetmodel = visualiseert hoe een variabele wordt
geoperationaliseerd. Het wordt vaak alleen opgesteld bij meetinstrumenten.
Reflectief meetmodel bij meetinstrumenten = Construct = ovaal. Stimuli /
items (ofwel: indicatoren) = rechthoeken. Pijl van ovaal naar rechthoeken.
Reflectief meetmodel bij manipulaties = één stimulus = één indicator. Ovaal
wordt vaak weggelaten en staat het construct in een rechthoek.
Betrouwbaarheid = de stabiliteit van een meetinstrument over herhaalde
meting.
Validiteit = de mate waarin een meetinstrument meet wat het moet meten. Er
worden twee vormen van validiteit onderscheiden:
1) Causale opvatting = er moet onderzocht worden hoe het
meetinstrument werkt.
2) Constructvaliditeit = In hoeverre testinterpretatie overeenkomt met de
theorie.
Indruksvaliditeit = de mate waarin het meetinstrument de indruk geeft te
meten wat het zou moeten meten na bestudering ervan.
Criterium validiteit = de mate waarin de uitkomsten van het meetinstrument
samenhangen met die op een ander meetinstrument.
Externe validiteit = De mate waarin uitkomsten van een studie
gegeneraliseerd kunnen worden naar de populatie (in hoeverre het ook buiten de
onderzoek context geldt).
Inhoudsvaliditeit = De mate waarin items van het meetinstrument het gehele
construct omvatten.
Kwantitatief onderzoek =
1) Getallen toekennen aan variabelen met een meetinstrument of
manipulatie.
2) Elke meting wordt hetzelfde uitgevoerd.
3) Gestandaardiseerd.
4) Relaties tussen variabelen onderzoeken.
5) Vereist hoge betrouwbaarheid en validiteit.
Kwalitatief onderzoek = (kan alleen voor variabelen waar operationalisaties
voor bestaan):
1) De individuele blik staat centraal.
2) Transcripten van Interviews.
3) Data-analyse ligt gedeeltelijk vast.
4) Niet gestandaardiseerd.
5) Perspectief van deelnemers interpreteren en begrijpen.
6) Resultaten hebben een beperkte reikwijdte.
Populatie = doelgroep, bevat ook mensen in het verleden en de toekomst.
Steekproef = selectie van de totale populatie.
Aselecte steekproef = Probability Sample = elk lid heeft een bepaalde kans
gekozen te worden.
1) Gestratificeerde aselecte steekproef = gelaagd: de populatie wordt
eerst opgedeeld in subpopulaties (man/vrouw). Daarna uit elke subgroep
een aselecte steekproef.
2) Multilevel aselecte steekproef = Cluster: aselecte steekproef van
scholen per school per klas.
2
, Selecte steekproef = Non Probability Sample = je weet de kans niet dat een
lid gekozen wordt.
1) Convenience sampling = deelnemers kiezen op basis van praktische
criteria: weinig systematisch. (werving in vriendenkring / geografische
locatie / social media).
2) Snowball sampling = Deelnemers weloverwogen kiezen ‘seeds’
verspreiding in kringen (seks / drugsdealers).
3) Purposive sampling = Deelnemers weloverwogen kiezen op basis van
specifieke kenmerken (jonge moeders met fulltime baan).
4) Quota sampling = Gestratificeerde steekproef met weloverwogen
selectie op de subpopulaties (bijv. convenience / snowball sampling
toepassen op subpopulaties).
Toeval =
1) Niet-systematische meetfout = meting wordt door toevalligheid iets
verstoord: niet perfect.
2) Steekproeffout = Door toeval kunnen uitzonderingen in de steekproef
komen.
Leerdoelen van hoofdstuk 1:
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sophievissia. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,16. Je zit daarna nergens aan vast.