AFP samenvatting
College AFP Blok 1
-Gerontologie normale veroudering + gevolgen
Interactie endogene (erfelijk) en exogene (leefstijl en omgeving) > sneller verouderingsziektes
-Geriatrie geneeskunde gericht op ziekten met veroudering;
-Aandachtspunten > amnese vaak vage klachten.
Functionele veroudering
- afname prestatievermogen organen (80 jaar minder dan 40%)
Vital maxima > totale prestatie vermogen afhankelijk van de diverse
orgaansystemen
- afname belastbaarheid
- stofwisseling daalt
- homeostase moeilijker te handhaven, bijvoorbeeld lichaamstemperatuur
- immuunsysteem?
- 24-uurs ritmiek verandert, slaappatroon
- seksuologische veranderingen
Gezondheidsproblemen bij ouderen
Bij ouderen is er vaak vermindering van functie-reserve, waardoor eerder ontregeling (lichamelijk,
psychisch en sociaal)
geriatrische TRIAS
De 5 I’s: 5 problemen bij ouderen / ‘’geriatrische reuzen’’
1. Immobiliteit,
2. Instabiliteit,
3. Incontinentie,
4. Intellectuele achteruitgang,
5. Iatrogene (door de arts veroorzaakt) nevenwerkingen van medicijnen
(Bedreigende factoren
Immobiliteit en bedlegerigheid, dehydratie, gewichtsverlies, Roken, alcohol en overgewicht,
Ongevallen, Onderkoeling, Eenzaamheid! Gebrekkige alarmering )
Gevolgen langdurige bedlegerigheid en bloedsomloop
door lang liggen neemt HMV toe (5a67a8L/min) > meer plassen=diurese omhoog >> na tijd daalt a8L/min) > meer plassen=diurese omhoog >> na tijd daalt
plasmavolume (1/2L na 1 week) > vocht uitscheiden > hemoconcentratie > viscositeit (stroperigheid)
van het bloed > stolling.
Opstaan > slagvolume en HMV gedaald > (ondanks tachycardie toch) > hypotensie, duizelig, misselijk,
transpireren > vallen
Belangrijke afwijkingen bij ouderen
- artherosclerose: coronairlijden, hartfalen, perifere arteriële insufficiëntie, CVA
- Artrose > slechte mobiliteit > spierzwakte en afhankelijkheid.
- Osteoporose, vooral bij vrouwen, soms verminderde longfunctie ingezakte wervels met
verkorting van de thorax.
, - glucose-intolerantie / DM type 2
- COPD
- infecties van luchtwegen of urinewegen
- afwijkingen van het maag-darmkanaal
- slechte visus en gehoor
- CVA, ziekte van Parkinson, polyneuropathie, evenwichtsstoornissen, VALLEN
- delier, dementie en depressie
Geneesmiddelen bij ouderen
- gevoeliger receptoren
- aantal receptoren is veranderd (doordat water afneemt , zullen medicijnen op water hogere
concentraties bereiken)
- veranderde verhouding spieren, water/vet
- geringere eiwitbinding (door mindere hoeveelheid albumine kan er minder geneesmiddel
binden aan eiwit waardoor hoeveelheid vrije medicijn groter wordt)
- afname nierfunctie, leverfunctie
- meerdere medicijnen interacties, bijwerkingen, onjuist gebruik
- stellen van prioriteiten
-indien toch geneesmiddelen:
goede coördinatie artsen (HA)
zo min mogelijk, zo kort mogelijk
doseringsschema simpel, goede instructie
gemakkelijk toe te dienen
pillendoos” , evt. Naaste familie inschakelen
effecten evalueren!
o Hoofdstuk 7a8L/min) > meer plassen=diurese omhoog >> na tijd daalt a ADL/IADL
Beperking in functioneren > klinisch teken zijn mindere spiermassa in combi met onderliggende
geriatrische problemen.
Tussen 30 en 80 jaar handknijpkracht met 60% heeft ook gevolgen voor glucoseregulatie
Specifieke risicosituatie: functieverlies als gevolg van ziekenhuisopname >
Pre-existente factoren die kwetsbaarheid en restcapaciteit bepalen (leeftijd, mobiliteit)
Ernst van acute ziekte (shock)
Omgevingsfactoren ziekenhuis (eten, bedrust)
Factoren ontslag (hulpmiddelen, nazorg)
Diagnostiek:
Competentiemeting: datgene wat iemand zou kunnen (katz, barthelindex)
Prestatie meting: datgene wat iemand daadwerkelijk kan (looptest
Interventies: zelfmanagement, bewegen, vermijden bedrust, voorlichten functieverlies, trainen,
revalidatie, pijnmanagement, inzet hulpmiddelen.
Werkgroep AFP Blok 1 Geneeskunde
Delier: acuut, fluctuerend in loop van de dag, gedaald bewustzijn, desoriëntatie, slecht
kortetermijngeheugen, aandacht verstoord, regelmatig aanwezig hallucinatie
, Dementie: sluipend, gelijkmatig progressief, helder, desoriëntatie, slecht korte en
langetermijngeheugen, geen aandachtstoornis, minder vaak hallucinatie
Depressie: variabel, dag schommeling, bewustzijn niet aangetast, geheugen intact, aandacht
zwakker, hallucinatie komt zelden voor
Dementie:
Alzheimer (meest voorkomend, geleidelijk proces
> atrofie mediale temporaalkwab, intact bewustzijn. hersenschors vertoond plaques. abnormale
eiwitafzetting door genetisch defect of andere factoren
in vroeg stadium anterograde: onvermogen nieuwe dingen onthouden.
vasculair: traagheid, schokgewijs, na CVA
frontotemporaal: verandering persoonlijkheid, decorumverlies, problemen met plannen
lewylichaampjes: snel beloop wisselende symptomen, concentratieproblemen, geheugen neemt af,
spierproblemen, visuele hallucinatie.
Behandeling:
- Causaal meestal niet mogelijk; optimaliseren lichamelijke toestand; bij ziekte van Alzheimer
eventueel: choline-esterase-remmers en andere middelen; bij vasculaire vorm preventie
- Gedragsstoornissen: belevingsgerichte benadering, psychofarmaca eventueel (in lage
dosering)
- Mantelzorg ondersteunen!
Delier:
binnen uren/dagen st in bewustzijn, cognitieve functies (geheugen, desoriëntatie)
Oorzaken: ziekte, medicatie, operatie, omgeving
meerdere oorzaken (multifactoriëel), gebrek aan prikkels (sensorische deprivatie)
Mechanisme:
verminderd zuurstofmetabolisme in hersenen door ontregeling neurotransmitters:
acetyl te weinig, dopamine te veel.
Bij ouderen eerder door > Cholinerge systemen: zenuwen die acethylcholine gebruiken minder
functioneren.
Ook cytokinen (immuun) die vrijkomen bij ziekteprocessen kunne neurotransmissie beïnvloeden. En
bijdragen aan delier
Behandeling: 2 sporen beleid
opsporen oorzaak: lichamelijke toestand optimaliseren.
symptomatische behandeling: beschermende maatregelen
Depressieve stoornis en DSM V (2)
1. Psychomotorische agitatie of vertraging
2. Vermoeidheid of verlies van energie
3. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens
4. Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren
5. Recidiverende gedachten aan de dood
Verklaring – etiologie (depressie)
- genetische factoren (serotonine-gen)
biochemische afwijkingen (monoamine-deficiëntie-hypothese) Noradrenaline, dopamine, serotonine