9 Zonnestelsel en heelal
Astronomie | havo
Uitwerkingen basisboek
9.1 INTRODUCTIE
1 [W] Zonnestelsel en heelal
2 [W] Kracht en beweging
3 [W] Elektromagnetische straling
9.2 ZONNESTELSEL
4 [W] De hemel verkennen
5 [W] Het zonnestelsel op schaal
6 Waar of niet waar?
a Niet waar: De maan draait in 28 dagen rond de aarde.
b Niet waar: De maan staat elke avond iets meer naar het oosten dan de avond ervoor.
c Waar
d Niet waar: De achtergrond van sterren verandert elke avond een beetje, omdat de aarde zelf naar een andere
positie is verschoven (door de draaiing rond de zon).
e Waar
f Niet waar: In het heliocentrisch wereldbeeld draaien de planeten rond de zon en de manen rond de planeten.
g Niet waar: Een dwaalster is een andere planeet binnen ons zonnestelsel.
7 Vanaf de aarde gezien lijkt het alsof de zon en de sterren om de aarde heen draaien, in werkelijkheid draait de
aarde zelf rond.
8
a In de loop van de nacht beweegt de maan naar het westen, net als de zon. Dat komt doordat de aarde naar
het oosten draait.
b De volgende nacht staat de maan iets verder naar het oosten, omdat de maan zelf in oostelijke richting rond
de zon draait.
c Tijdens het draaien van de maan rond de aarde blijven we telkens dezelfde kant zien. Dat betekent dat als de
maan een kwart cirkel rond de aarde heeft gedraaid, de maan ook een kwart slag om zijn eigen as is
meegedraaid. Om dezelfde kant te blijven zien moet die as evenwijdig lopen aan de as waarom de maan rond
de aarde draait. Bovendien moeten de draairichtingen gelijk zijn en moet de tijd waarin die kwart draaiing
heeft plaatsgevonden (en dus ook de omlooptijd) gelijk zijn. Het is alsof de maan vast zit in een reusachtige
draaimolen met de aarde als middelpunt.
9
a De beweging van de sterren op de foto ontstaat door de draaiing van de aarde.
b De aarde draait naar het oosten, dus de sterren naar het westen, dat is tegen de klok in.
c De lijnen zouden halve cirkels zijn.
d De poolster staat in het verlengde van de draai-as van de aarde.
10 Doordat de meteoor verbrandt in de dampkring ontstaat er een lichtspoor.
11
a In een rijdende trein voelt de vloer ook aan als onbeweeglijk.
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 21
, b De lucht beweegt mee met de aarde.
c Als je in een rijdende trein een voorwerp recht omhoog gooit dan komt het ook niet achter je neer. Het
voorwerp had dezelfde voorwaartse (horizontale) snelheid als de omgeving en houdt die ook, want er werkt in
horizontale richting geen kracht op.
12
a Die lichtpuntjes waren de manen van Jupiter.
b Als een maan zich voor of achter Jupiter bevond, kon hij die niet waarnemen.
c Je kijkt van opzij tegen het vlak van draaiing aan, zodat de lichtpuntjes op één lijn liggen.
d De manen van Jupiter draaien niet rond de aarde (dus niet geocentrisch).
13 Eigen antwoord.
14 Op het zuidelijk halfrond van de aarde komt de zon ook op in het oosten, maar staat ’s middags in het noorden en
gaat onder in het westen.
15
a De maansikkel zie je linksonder, de zon moet dus links onder de horizon staan.
b Chili ligt op het zuidelijk halfrond.
c De foto is vlak na zonsondergang genomen. De dagboog op het zuidelijk halfrond loopt van oost via noord
naar west. De zon staat dus in het westen.
16 De maan staat “achter” de aarde op de lijn aarde-zon, maar is toch zichtbaar doordat het baanvlak van de maan
schuin op het baanvlak van de aarde staat. Hierdoor is er meestal geen rechte doorlopende lijn zon-aarde-maan en
valt het licht van de zon langs de aarde op de maan (zie ook figuur 8).
17
a De ‘volle’ Venus staat veel verder weg van de aarde, aan de andere
kant van de zon.
b Van de aarde af gezien wordt de ‘volle’ Venus beschenen door de
zon dus moet Venus achteraan staan in de lijn aarde-zon-Venus.
Venus is dan ook kleiner en staat verder weg. Als er van Venus
alleen een sikkeltje is te zijn, wordt deze voornamelijk vanaf de
achterkant beschenen door de zon en staat Venus dus midden in de
lijn aarde-Venus-zon en daarom ook dichter bij de aarde. Dit moet
wel betekenen dat Venus om de zon draait.
c Venus draait niet rond de aarde.
Figuur 1
18
a Spiegel Loppa in de draaias, dat is de positie van Loppa 12 uur later.
Het licht van de zon komt daar ook. Zie figuur 1 boven.
b Dan komt het zonlicht van de andere kant en ligt Loppa altijd in de
schaduw. Zie figuur 1 onder.
19
a Zie figuur 25. De zonnestralen zijn evenwijdig, de schuine stand komt doordat het aardoppervlak een andere
hoek maakt. Dus moet de aarde rond zijn.
b 800 km komt overeen met 7,2°. De hele omtrek is 360°, dus is uit te rekenen hoeveel km daarmee overeen
komt. Verder geldt dat omtrek = 2π∙straal.straal.
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 21
, 800
c De omtrek is ×360=4,00∙ 104 km . De straal is
7,2 Figuur 2
4,00 ∙10 4 3 6
dan =6,4 ∙ 10 km=6,4 ∙ 10 m.
2π
Volgens Binas is de straal van de aarde: 6,4∙straal.106 m.
20
a Zie figuur 2.
b Zie figuur 3: de straal van de maan is
Figuur 3
0,9
× 6,4 ∙10 6=1,7 ∙ 106 m.
3,4
21
a Gebruik de gelijkvormigheid van de driehoek tussen oog en ronde schijf en de driehoek tussen oog en maan:
Figuur 4
Rm 0,5 112
= soog−maan =Rm ∙ =1,7 ∙ 106 ∙ 224=3,8 ∙10 8 m .
s oog−maan 112 0,5
Dus de afstand tussen aarde en maan is 3,8∙straal.108 m.
saarde−maan s aarde−maan 3,8 ∙ 108
b cos α= saarde −zon = = =1,5 ∙1011 m .
s aarde−zon cos α cos (89,85)
22
a Als de maan ongeveer even groot lijkt als de zon, zal de maan de zon afdekken als ze precies achter elkaar
staan (zonsverduistering). De situatie lijkt dan op de situatie van figuur 27, maar nu staat de maan op de
plaats van de ronde schijf en de zon op de plaats van de maan. We kunnen dezelfde rekenwijze toepassen
als bij vraag 21a.
R zon Rm
b =
s aarde− zon s aarde−maan
s aarde−zon 1,5 ∙ 1011
R zon= ∙ Rm = 8
×1,7 ∙ 106 =6,7 ∙108 m. Binas: Rzon = 6,963∙straal.108 m.
saarde−maan 3,8 ∙ 10
23 [W] Zons- en maansverduistering
24 [W] Geocentrisch en heliocentrisch wereldbeeld
25 [W] Sterrenbeelden
9.3 CIRKELBANEN
© ThiemeMeulenhoff bv Pagina 3 van 21