Samenvatting van het vak Management accounting 2 voor de opleiding HBO Finance & Control (voorheen Bedrijfseconomie). Samenvatting gaat over het boek; Management accounting berekenen, beslissen, beheersen
Samenvatting Management accounting 2 (H10 t/m H18)
Hoofdstuk 10: Het besluitvormingsproces
10.1 De doelstelling van de beslisser
De waarde van de productiemiddelen afgeleid uit de waarde van de ermee te vervaardigen en te
verkopen goederen of diensten, wordt de bedrijfswaarde of indirecte opbrengstwaarde genoemd.
Hierbij staat de volgende vraag centraal: wat levert het in de toekomst op als je doorgaat met de
productie? Deze waarde wordt bepaald door een schatting te maken van de netto-ontvangsten die
zullen worden verkregen uit de verkoop van goederen en diensten. Met netto wordt bedoeld: het
verschil tussen te realiseren verkoopontvangsten en de te verwachten exploitatie-uitgaven.
Financieringskosten die gepaard gaan met investeringen in productiemiddelen worden in de
berekening van de bedrijfswaarde verwerkt door de toekomstige netto-ontvangsten contant te
maken tegen de relevante disconteringsvoet. Als disconteringsvoet dient te worden gehanteerd de
gemiddelde vermogenskosten van de gehele onderneming die gelden bij een optimale
financieringsstructuur. De bedrijfswaarde is afhankelijk van niet door de ondernemingsleiding
beheersbare factoren, zoals consumenten-voorkeuren, conjuncturele ontwikkelingen,
marktverhoudingen, overheidsingrijpen enz.
De directe opbrengstwaarde is de netto-opbrengst van de productiemiddelen als zij door de
onderneming verkocht worden in plaats van voor voortgezette bedrijfsuitoefening gebruikt te
worden. De netto-opbrengst is het bedrag waartegen het productiemiddel naar verwachting
verkocht kan worden onder aftrek van nog te maken kosten. Normaliter is de directe
opbrengstwaarde veel lager dan de boekwaarde. Als de directe opbrengstwaarde hoger is dan de
bedrijfswaarde dient de conclusie te zijn dat de productie onmiddellijk gestaakt moet worden en is
de directe opbrengstwaarde de relevante waarde van de productiemiddelen. Als de directe
opbrengstwaarde lager is dan de bedrijfswaarde, is men met voortgezette productie beter af.
De boekwaarde van de duurzame productiemiddelen is geen relevante factor bij de beslissing om
een productiemiddel al of niet af te stoten. De boekwaarde heeft betrekking op in het verleden
gedane uitgaven en daarmee is er sprake van sunk costs die geen invloed hebben op de vraag:
doorgaan met de productie of afstoten van het productiemiddel? Sunk costs wil zeggen dat de
kosten uit het verleden niet relevant zijn, het gaat puur om wat het nog oplevert.
Mocht een productiemiddel verkocht worden tegen een prijs die hoger is dan de boekwaarde, dan
kan gebruikgemaakt worden van de herinvesteringsreserve. Deze fiscale faciliteit biedt de
mogelijkheid om boekwinsten voorlopig buiten de fiscale winst te houden, door ze op te nemen in
,een reserve, die vervolgens in mindering wordt gebracht op de aanschafprijs van een nieuwe
investering. Voordeel = uitstel van belastingbetaling.
10.2 Omgaan met onzekerheid
Er bestaat het risico dat zaken anders uitpakken dan vooraf verwacht werd. Als gevolg van het feit
dat omgevingsvariabelen, die niet door de onderneming beïnvloed kunnen worden, zich niet
gedragen overeenkomstig de verwachting. Deze omgevingsvariabelen worden states of nature
genoemd; ze omvatten alle buiten de macht van de onderneming liggende factoren die bepalend zijn
voor het al of niet succesvol zijn van de beslissing.
De manier waarop een beslisser met onzekerheid omgaat, hangt af van zijn risicohouding. Er zijn 3
risicohoudingen te onderscheiden:
1. Risicoafkeer: onzekerheid wordt negatief gewaardeerd (maximin)
2. Risico-indifferentie: onzekerheid wordt neutraal gewaardeerd
3. Risicovoorkeur: onzekerheid wordt positief gewaardeerd (maximax)
Bij een zeer slechte financiële positie is er waarschijnlijk sprake van risicovoorkeur. Bij een normale
financiële positie is er waarschijnlijk sprake van risicoafkeer en bij een zeer goede financiële positie
zal er waarschijnlijk sprake zijn van risicovoorkeur.
Verbanden tussen de states of nature en de financiële uitkomst van de beslissing:
- Er kan geen waarschijnlijkheidsverdeling opgesteld worden inzake het zich al of niet voordoen
van de omstandigheden.
- Op basis van ervaring of intuïtie van de beslisser kan er waarschijnlijkheidsverdeling opgesteld
worden ten aanzien van de states of nature. Er is hier sprake van subjectieve kansen.
- Op basis van theoretische of empirische uitgangspunten kan er een
waarschijnlijkheidsverdeling opgesteld worden ten aanzien van de states of nature. Er is hier
sprake van objectieve kansen.
Situatie 1: Het is niet mogelijk om een waarschijnlijkheidsverdeling op te stellen ten aanzien van de
omstandigheden die invloed hebben op de uitkomst van een beslissing. Er dient wel bekend te zijn
wat de best mogelijke uitkomst is en wat de slechtst mogelijke uitkomst is; we dienen dus de
beschikking te hebben over een bestcase/worstcase-scenario.
Methoden:
- Maximax: optimistische beslisser, risicovoorkeur, gaat ervan uit dat positieve uitschieters zich
eerder voordoen dan negatieve. De beslisser die handelt volgens maximax bekijkt wat de best
mogelijke uitkomst van een alternatief is en kiest vervolgens het alternatief met de best
mogelijke uitkomst.
- Maximin: risicoafkeer, brengt de slechtst mogelijke uitkomst van een alternatief in kaart en
kiest vervolgens het alternatief met de beste slechtst mogelijk uitkomst.
- Minimaxregret: gebaseerd op de ‘spijt’ die een beslisser achteraf kan hebben van een keuze
voor een alternatief dat later het verkeerde alternatief blijkt te zijn. Het alternatief waarbij de
mogelijke spijt het geringst is wordt gekozen.
Situatie 2: Het is mogelijk om een waarschijnlijkheidsverdeling op te stellen op basis van subjectieve
kansen. Methode: Verwachte waarde = alle mogelijke uitkomsten vermenigvuldigd met de kans dat
ze zich zullen voordoen. De uitkomsten worden opgeteld.
Investeringsbeslissingen kenmerken zich door hun langetermijnkarakter. Door dit
langetermijnkarakter is het erg lastig om cijfermateriaal te vergaren waarop de beslissing om al of
niet te investeren kan worden gebaseerd. Bij de berekening van de toekomstige ontvangsten zal
nagegaan moeten worden wat de extra netto-ontvangsten (exploitatieontvangsten – exploitatie
uitgaven) zullen zijn die uit het investeringsproject voortvloeien.
Een investeringsbeslissing is een keuze om vermogen aan te wenden voor een bepaald doel.
Vermogen is niet onbeperkt beschikbaar en brengt kosten met zich mee. Er is sprake van een of/of-
beslissing en daar gaan per definitie opportunity costs mee gepaard. Dat een keuze om te investeren
in een project dat op basis van de huidige ramingen rendabel is, wil nog niet zeggen dat het
automatisch de beste beslissing hoeft te zijn. Met een andere investering had mogelijk nog meer
verdiend kunnen worden.
Investeren gaat gepaard met risico’s, de verwachte extra netto-ontvangsten die eruit voortvloeien
kunnen meevallen, maar ook tegenvallen. Om met dit risicoaspect om te gaan moet je een afweging
maken tussen het verwachte rendement van de investering en het verwachte risico. Hogere risico’s
zijn alleen acceptabel als daar ook een hoger verwacht rendement tegenover staat. Gevoelsmatig
worden vaak toch sunk costs in de beslissing mee genomen, omdat de beslisser niet wil toegeven dat
het project mislukt is. Hij blijft dan gefocust op het voortzetten van het eenmaal begonnen project.
De sunk costs moeten echter buiten beschouwing blijven.
11.2 Selectiemethoden
De selectiemethoden die ingezet kunnen worden om een keuze te maken uit alternatieve
investeringsprojecten kunnen worden onderscheiden in methoden die gebaseerd zijn op een
winstbedrag (valt buiten de lesstof) en methoden die gebaseerd zijn op een kasstroom. Bij de
methoden die een kasstroom als uitgangspunt nemen, kan er een onderverdeling gemaakt worden
naar de mate waarin ze rekening houden met tijdvoorkeur. Tijdvoorkeur houdt in dat aan een euro
die nu wordt ontvangen, een hogere waarde wordt toegekend dan aan een euro die pas over een
jaar binnen zal komen.
Beperkt rekening houdend met tijdvoorkeur = de terugverdienperiode
Volledig rekening houdend met tijdvoorkeur = netto contante waarde en interne rentabiliteit
De terugverdienperiode is de periode waarbinnen de investeringsuitgave weer in de vorm van netto-
ontvangsten is terugverdiend. Als het investeringsbedrag € 4.000 bedraagt en de jaarlijkse exploitatie
ontvangsten bedragen €1.500 en de jaarlijkse exploitatie uitgaven bedragen € 700 dan is de
terugverdienperiode 5 jaar. Want 1500 – 700 = € 800. Dit zijn de jaarlijkse netto-ontvangsten.
€ 4.000 : € 800 = 5 = terugverdienperiode.
Voordeel aan het rekenen met de terugverdienperiode: iedereen kan het, directe vergelijking tussen
projecten. Nadelen: als de ontvangsten jaarlijks verschillen kan deze methode niet gebruikt worden,
houdt geen rekening met timing netto-ontvangsten binnen TVP, houdt geen rekening met netto-
ontvangsten na TVP.
De netto contante waarde = het investeringsbedrag minus de contante waarde van de netto-
ontvangsten. Bij deze methode weegt een euro die nu geïnvesteerd wordt voor de ondernemer
zwaarder dan een euro die over een jaar, als gevolg van de investering, ontvangen wordt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper shayenneu. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.