Taalvariatie samenvatting:
Variatie op alle niveaus van taal:
Taal en interactie (pragmatisch niveau)
Wat zeg je tegen het meisje achter de kassa: u of jij? Geachte heer Giesbers, / Beste
Herman,
Zinsbouw (syntactisch niveau)
Ik zal ‘t’ ‘m toch moeten terugbetalen / Ik zal ‘t’ ‘m toch terug moeten betalen / ik zal
‘t’ ‘m toch terug moeten betalen. Ik heb de band lek / Ik heb de vrouw ziek.
Betekenis (semantisch niveau)
Is de HEMA los op maandag? Ik ben om 5 uur aangereden.
Woordenschat (lexicaal niveau)
Ons pap zei nog…. / Mijn vader zei nog…. Doej, doeg, dag, hojje, houdoe.
Woordvorming (morfologisch niveau)
Appelen of appels? Doen we nog een bakkie / bakje?
Klanken (fonologisch niveau)
Welke /r/, ‘harde’ of ‘zachte’ /g/? Ik sag de son mooi ondergaan.
Taalvariatie taalverandering.
Karel de Stoute (‘dapper’)
Een stout stukje (‘gewaagd’)
Stoute kinderen (‘ondeugend’)
Stoute meiden (‘lichtzinning’)
Het is steeds veranderd.
Taalvariatie = verschillen binnen één taal. (verschillen tussen talen)
Taalvariatie kan bestaan tussen talen en binnen elke taal.
Welke factoren hebben invloed op taalvariatie? (spreker-gebonden factoren)
1. Regio
2. Sociaal-economische klasse (misschien ook opleiding)
3. Etnische groep
4. Sekse
5. Leeftijd
6. (Afkomst)
7. (Taalgebruik situatie)
Taal = is een dialect met een leger. (er zijn geen echt linguïstische argu/termen voor)
Dialect = vormen van taalgebruik in bepaalde gebieden of gemeenschappen. (niet echt een
definitie voor)
Taal vs. dialect:
Een taal is een dialect met een leger en een marine.
Niet: puur op linguïstische (taalkundige) gronden.
Wel: historische ontwikkeling, graag van standaardisering, mate van erkenning,
opvatting van de sprekers.
Status. (bepaalt of iets ene dialect of een taal is)
, Eisen die aan een dialect (taalvariant) worden gesteld om de erkenning (status)
van een taal te krijgen zijn volgens het Europese Handvest……:
1. Een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt;
2. Voldoende verschillen van de standaardtaal;
3. Maatschappelijk en cultureel door een voldoende brede groep gedragen
worden.
Zo is het Standaardnederlands gevormd naar de variëteiten van de in de 17e eeuw
economisch en cultureel meest aanzienlijke gewesten Holland en Brabant, aangevuld met
Saksische elementen en bijgeschaafd naar veronderstelde logica en naar Latijns voorbeeld.
‘Het verschil tussen een taal en een dialect is dat een taal geschreven wordt en een
standaard kent; dat geldt allemaal niet voor een dialect.’(Nortier, 2009, p.11)
Echt verschil: een taal heeft meer status dan een dialect.
Dialecten vormen zelf ook geen homogene (overal gelijk) eenheden vb. in Zuid-Limburg
zeggen mensen ich en ouch en in Venlo ik en ook. Ook kunnen dialecten of taalvariëteiten in
veel opzichten van elkaar verschillen, onder meer wat betreft klanken, woorden en
woordvorming.
Accent = aan de klanken is iemands herkomst te horen en niet aan het gebruik van andere
grammatica of lexicale kenmerken van een bepaald dialect.
Nederlandse Taalunie:
Beleidsorganisatie die het Nederlands ondersteunt.
Nederlands: officiële taal in Nederlands, België (Vlaanderen en Brussel) en Suriname,
en op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.
24 miljoen mensen spreken Nederlands.
Dialecten bestonden eerder dan het
Standaardnederlands.
Standaardnederlands:
Er bestaat niet één soort ‘Nederlands’.
Het Nederlands bestaat uit een bonte
verzameling van dialecten, straattalen, streektalen, groepstalen en jongerentalen.
Omdat mensen elkaar daarom soms niet goed begrijpen, maken nieuwslezers,
presentatoren e.d. gebruik van een neutrale omgangstaal, het Algemeen Beschaafd
Nederlands (ABN), oftewel het Standaardnederlands. Typische kenmerken van
dialecten worden hierin zoveel mogelijk vermeden.
ABN: ‘B’ wordt meestal weggelaten, omdat het elitair klinkt.
Standaard taal is een vorm die = min of meer is vastgelegd of gecodificeerd in een
grammatica en een woordenboek.
, De indeling van de Nederlandse streektalen
Afstand dialect - AN
(volgens C. en G. Hoppenbrouwers).
Ontstaan van het A(B)N:
Standaardnederlands: ontstaan uit
verschillende dialecten.
Middeleeuwen: geen eenheidstaal
in Nederland. Er werden
verschillende dialecten gesproken.
Het ABN is ontstaan in de
Renaissance, vanaf ca. 1500.
In de Renaissance kreeg Holland te
maken met steeds meer
economische, politieke en culturele
contacten die steeds grotere gebieden bestreken. Er ontstond een dringende
behoefte aan een standaardtaal (vooral een schrijftaal) die begrijpelijk was in een
grotere regio.
Belangrijkste dialecten:
Vlaams.
Brabants.
Limburgs.
Hollands.
Oostelijke dialecten.
Dialecten in Nederland:
Erkende streektalen: Fries, Limburgs en Nedersaksisch.
Dialect: vb. Brabants, Hollands, Vlaams -> hebben bijgedragen aan het SN.
Erkenning als streektaal geschiedt alleen wanneer de betreffende taalvariant géén
dialect is van het Nederlands, én als het van oudsher in Nederland wordt gesproken.
Verschillende indelingen mogelijk.