Inleiding publiekrecht samenvatting
Hoofdstuk 1: het onderwerp van het staats- en bestuursrecht
Structuur rechtsorde:
- Privaatrecht: particulieren onderling
- Staats- en bestuursrecht: publiekrecht – verhouding overheid en burgers en
overheidsinstanties onderling.
- Strafrecht: publiekrecht
Elk van deze drie terreinen kan ingedeeld worden in een formeel en een materieel deel.
- Formeel: procedurele normen
- Materieel: inhoudelijke normen
Handelingen van verschillende aard:
- Feitelijke handeling: bijv. het opbreken van een weg door de gemeentelijke overheid
teneinde leidingen te repareren.
- Rechtshandelingen: handelingen van de overheid die een verandering in de wereld van het
recht tot gevolg hebben. (publiek dan wel privaatrechtelijk)
Publiekrechtelijk: besluiten die eenzijdig bindend worden opgelegd (meestal,
sommige tweezijdig.)
Privaatrechtelijk: tweezijdig (meestal)
Besluiten vormen het basismateriaal van het staats- en bestuursrecht.
- Staatsrecht: besluiten van de hoogste staatsorganen en organisatorische structuur van deze
organen (veel geregeld in de grondwet of organieke wetten)
- Bestuursrecht: besluiten van organen die zich op specifieke terreinen tot de burgers richten,
alsmede de organisatorische structuur van specifieke organen. (participatiewet, college voor
de rechten van de mens)
Besluiten
Eenzijdige binding: de gelding van het besluit is niet afhankelijk van de instemming van hen tot wie
het besluit is gericht: men is aan het besluit gehouden, of men nu wil of niet. (voornamelijk bij
burgers)
Soorten besluiten:
- Wetten in materiële zin: algemeen verbindende voorschriften die voor een onbepaaldheid
van gevallen gelding hebben en toegepast kunnen worden.
- Beschikkingen die in één bepaald geval een rechtsgevolg tot stand brengen
- Beleidsregels: op welke wijze een orgaan zijn beleid dient te voeren.
- Plannen die op bepaalde wijze een bindend effect bezitten
- Vonnissen, arresten of uitspraken
Dus niet alle overheidsbesluiten zijn eenzijdig bindend.
Redenen bindende overheidsbesluiten:
- Zij beantwoorden aan een maatschappelijke behoefte aan dergelijke besluiten.
- Sturing
- Voorzieningen dienen te worden getroffen in elke gemeenschap
, - Besluiten omtrent de verwerving van de financiële middelen
- Omtrent de besteding van deze financiële middelen
De besluiten zullen genomen moeten worden door de instanties die daartoe bevoegd zijn verklaard.
Deze besluiten zullen aanvaardbaar moeten zijn: normatieve, binnen de gemeenschap geldende
opvatting omtrent wat redelijkerwijze aanvaard dient te worden.
- Voorzieningen die de gehele gemeenschap raken, moet worden gedragen door de
instemming van een meerderheid van het parlement.
- Minderheidsopvattingen (religieus bijv.) dienen te worden gerespecteerd.
- Gelijkheid van burgers.
- Basisbehoeften wordt voorzien
Hoofdstuk 2: Historische ontwikkeling
Middeleeuwen:
De staat: theocratische theorie: godsregering
- Vorst hoogste instantie, de soeverein: regeert in de naam van God
- Maatschappij is hiërarchische ordening
- De vorst staat boven de wet
- Geen sprake van rechten, maar van gunsten
Hiertegenover stond de visie dat de vorst slechts beperkte bevoegdheden had. Zijn bevoegdheden
werden beperkt door natuurrecht.
De feitelijke praktijk was niet in overeenstemming met deze hiërarchische-theocratische theorie. De
vorst ontbrak aan militaire macht en financiële middelen. leenmannen adel.
Feodalisme: sterke band tussen leenheer en leenman.
…………………
Hoofdstuk 3: eisen van de rechtsstaat. Overzicht en samenhang
Het legaliteitsbeginsel
Artikel 81 Gw: parlement en regering vormen samen de formele wetgever.
Wetgeving: onderworpenheid aan rechtsregels die men zelf in het leven heeft geroepen.
Rechtsstatelijke vereisten:
- Legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet niet alleen blijven binnen de grenzen van
het recht (negatief aspect), maar ook berusten op een wettelijke grondslag (positief aspect,
aldus wetgeving in formele zin).
- Machtsverdeling: wetgevende, besturende en rechterlijke macht moeten niet aan eenzelfde
overheidsorgaan zijn toevertrouwd.
- Grondrechten: fundamentele rechten en vrijheden dienen gewaarborgd te zijn in de vorm
van grondrechten, vervat in een document van hogere orde dan de gewone formele wet
(een grondwet, verdragen), zodat deze rechten ook grenzen stellen aan de bevoegdheid van
de wetgever zelf.
- Rechterlijke controle: de burger dient toegang te hebben tot de onafhankelijke rechter ter
toetsing van de rechtmatigheid van elk overheidsoptreden waardoor hij in zijn belangen
wordt getroffen.
, Hoofdstuk 4: het legaliteitsbeginsel
Twee aspecten
- Positief funderende aspect: overheidsoptreden moet berusten op een wettelijke grondslag
1. Welke instantie heeft of kan een bepaalde bevoegdheid hebben?
2. Wat houdt die bevoegdheid in?
3. Hoe is die bevoegdheid verkregen of kan worden?
- Negatief begrenzend aspect: overheidsbevoegdheden moeten binnen de grenzen van het
recht uitgeoefend worden.
4. Binnen welke grenzen dienen deze bevoegdheden gehanteerd te worden?
Beschikking = een dergelijk besluit voor een concreet geval.
1. Wie?
Een orgaan (ambt) is een instantie die met publiekrechtelijke bevoegdheden
(overheidsbevoegdheden) is bekleed. De belangrijkste ambten die gezamenlijk een
gemeenschapsverband vormen noemen we een openbaar lichaam. rechtspersoonlijkheid art2:1
BW.
- De Staat, het centrale openbare lichaam
- Decentrale gemeenschapsverbanden: provincie, gemeenschap, waterschap
- Openbare lichamen voor beroep en bedrijf
Het privaatrecht denkt in termen van rechtspersonen/openbare lichamen en het publiekrecht in
ambten/organen.
Het legaliteitsbeginsel vereist dat een specifiek overheidsorgaan met bepaalde kwaliteiten als
bevoegde instantie aangewezen wordt. Publiekrechtelijke bevoegdheden worden aan organen
toegekend, niet aan het openbare lichaam/rechtspersoon.
Onderscheid ambt en ambtsdrager: ambt is de functie en de ambtsdrager is de persoon die het ambt
daadwerkelijk uitoefent. Het ambt is permanent, de ambtsdrager wisselt. De hulpkrachten van de
ambtsdragers zijn ambtenaren, personen die krachtens eenzijdige aanstelling in openbare dienst
werkzaam zijn.
Art. 1:1 Awb: bestuursorgaan, lid 2 zondert van het begrip bestuurorgaan een aantal ambten uit,
zoals de wetgevende macht, de staten generaal en de onafhankelijke rechters. Deze ambten vallen
dus wel onder de definitie van bestuursorgaan, maar de wetgever heeft ervoor gekozen hen van dit
begrip uit te zonderen. = ambt.
a-orgaan: volgens lid 1 onderdeel a bestuursorgaan krachtens publiekrecht ingesteld.
- Overheidsentiteiten die hun rechtspersoonlijkheid ontlenen aan de wet of aan een krachtens
een wet genomen besluit. Art. 2:1 Awb.
Soms kunnen ook ambtenaren orgaan van een rechtspersoon naar publiekrecht zijn, en daarmee dus
bestuursorgaan zijn op grond van lid 1. Ambtenaren die door de wet eigen bevoegdheden hebben.
ambtenaren van gedeconcentreerde rijksdiensten, bijv belastinginspecteur.
b-orgaan: volgens lid 1 onderdeel b bestuursorgaan. met enig openbaar bezag bekleed. Gaat vaak
om privaatrechtelijke rechtspersonen: stichtingen, verenigingen en vennootschappen, soms
natuurlijke personen.