Toets theorie en concepten module
1
Toetsstof deeltoets 2, alleen week 4 tm 6:
De brede basis van het sociaal werk
p104-109 (grondslag van methodisch handelen) – samengevat
Psychologie, een inleiding
p353-365 (motivatietheorieën) – samengevat
p375-380 (emoties) – samengevat
p589-635 (stress) – samengevat
Levensloopsociologie:
P84-95 (4 trajecten van identiteit) – samengevat
p96-112 (trajecten, keuzebiografie en standaardlevensloop) - samengevat
Samenlevingen
paragraaf 6.1, pag. 175 t/m 181 – samengevat
paragraaf 6.4-6.5 (tot 6.5.2) pag. 186 t/m 194 – samengevat
paragraaf 6.6-6.7 , pag. 201 t/m 210 – samengevat
H.4, pag. 140 t/m 146 – samengevat
,4 trajecten van identiteit (levensloopsociologie p84-95)
De leeftijdspreiding neemt bij volwassenwording toe. Jongeren lijken steeds eerder biologisch
rijp te worden. Het accepteren van volwassen verantwoordelijkheden wordt lang uitgesteld.
Daarom heeft Marcia een verfijning aan de theorie van Erikson ontwikkeld.
Fase 5 wordt bestaat uit 2 delen; de puberale crisis (losmaken ut kinderwereld en
experimenteerfase) en de toekomstkeuze op de terreinen die samenhangen met sociale
differentiatie
Marcia stelt dat die 2 processen niet plaatsvinden bij iedereen en niet altijd in dezelfde
periode. De openingscrisis kan eerder of later komen, en de toekomstkeuzes kunnen ook weer
eerder of later komen. Veel mensen zeggen helemaal geen crisis te hebben meegemaakt. Er
zijn 4 trajecten naar volwassenheid;
Identity achievement
Deze ziet Erikson als de norm. Begint met puberteitscrisis en experimenten en eindigt met
bindende keuzes. Het resultaat is een duurzame identiteit. De rest van de routes ziet hij als
afwijkend. Echter is identity achievement het meest te herkennen bij hoogopgeleide blanke
mannen uit de burgerlijke middenklasse. Daarnaast is het beeld van autonoom kiezende
volwassenen te idealistisch om algemeen bruikbaar te zijn.
Foreclosure
Voortijdig afgesloten ontwikkeling. Iemand maakt al keuzes voordat hij aan de drempel naar
de volwassenheid begonnen is. Van autonome keuzes is amper sprake, want alternatieven zijn
onmogelijk.
Bv: misbruikte kinderen, slachtoffers van kinderarbeid, zwerfkinderen en kindsoldaten
Sociaaleconomische omstandigheden spelen een grote rol: in o.a. derdewereldlanden en in
stedelijke achterstandswijken neemt de kans op voortijdige afsluiting van de
volwassenwording toe
Vroegmoderne verhoudingen hebben ook invloed op foreclosure. Veranderingen worden dan
vaak beschouwd onwenselijk (bv. in dunbevolkte plattelandsgebieden met een strenge
geloofsovertuiging). Onderlinge rolverwachtingen zorgen ervoor dat de keuzemogelijkheden
beperkt zijn.
Iemand die met foreclosure te maken heeft gehad, probeert soms op latere leeftijd alsnog uit
te breken schuldgevoelens en vervreemding van de oude gemeenschap (die zich vijandig
opstelt tegenover degene die voor een eigen weg kiest)
Dat iemand vanuit foreclosure toch later nog uit kan breken, geeft aan dat de route naar
volwassenheid niet definitief is, er is mogelijkheid tot verdere ontwikkeling.
Zelfs de 4 routes zijn maar beperkt, want foreclosure kan op 1 v.d. 3 terreinen van sociale
differentiatie plaatsvinden, maar ook op 2 of 3 terreinen. Er zijn dan dus (3x3x3 =) 28
mogelijkheden voor fase 5.
Moratorium
Dat iemand, ondanks puberexperimenten, zijn plaats in de samenleving nog niet gevonden
heeft, doorgaat met jeugdige proefnemingen en het maken van keuzes uitstelt. Het puberale
experimenteer- en risicogedrag gaat nog lang door. Iemand blijft langdurig op de drempel
staan die de kindertijd scheidt van het volwassen leven.
Het kan zo zijn dat iemand in identity achievement zit op het vlak van de arbeidsmarkt, maar
in moratorium op het culturele terrein/vrijetijdsbestedingen (bv. iemand die werkt bij de
politie, maar in het weekend drugs gebruikt op aparte feesten).
,Als veranderingen snel op elkaar volgen, is de kans groter dat iemand zijn keuzes uitstelt. Het
maken van definitieve keuzes is vooral onverstandig in wisselvallige situaties (volgens
sommige mensen is dat het geval in de hoogmoderne samenleving). De diversiteit neemt in de
huidige samenleving steeds verder toe;
- Er zijn steeds meer verschillende gezinssamenstellingen; bv traditioneel, alleenstaande
ouder en gescheiden mensen
- De diversiteit neemt ook toe op seksueel vlak (mensen komen soms pas laat uit de kast
of gaan steeds meer vreemd etc.)
- Op het gebied van werk komen ook steeds meer innovaties en werknemers moeten
zich vaak bijscholen. Ontslag en langdurige werkloosheid zorgen weer voor meer
wisselvalligheid op de arbeidsmarkt
- Er is ook veel variatie en veranderlijkheid op het cultureel vlak; er zijn veel leefstijlen,
denkwijzen en vrijetijdsbestedingen. Men past zich constant aan aan nieuwe trends.
Sinds het begin van de moderniteit blijven ingrijpende veranderingen uit. Toch moeten
mensen later vaak terugkomen op de keuzes en zich heroriënteren in de loop van hun
volwassen leven. Hierdoor stellen steeds meer jongvolwassenen de definitieve keuzes uit tot
een later moment (dit gebeurt vooral in de steden)
Voorbeeld: mensen die op steeds latere leeftijd een jaar vrij nemen om de wereld rond te
reizen. Vroeger hadden alleen de pubers dit experimenteergedrag
Identity diffusion
Een verspreide of verstrooide identiteit. Er is amper sprake van een duurzame en
samenhangende persoonlijke identiteit, want de verwarring is volledig.
Men kan van identity achievement naar diffusion gaan als ze afhankelijk worden van alcohol
en drugs en dan bijv. ook gaan scheiden en stoppen met hun baan.
Mensen in identity diffusion zijn vaak mensen in de GGZ, verslavingszorg, geestelijk
gehandicapten
Erikson stelde dat iemand bij de volwassenwording autonome keuzes maakt in de sociale
differentiatie, maar in de vroegmoderne samenleving is het bijna onmogelijk om autonome
keuzes te maken. Soms is het maken van keuzes nieteens wenselijk (in een samenleving die
steeds verandert), dan is moratorium beter.
Methodisch handelen: de grondslag (brede basis vh sociaal werk p104-
109)
Sociaal werkers zetten zich altijd in voor verbeteringen van de kwaliteit van leven van een
individu of een groep of van de kwaliteit van het samenleven. Doelen worden altijd gemaakt
in wisselwerking met cliënten of groepen.
Methodisch handelen:
- Is gebaseerd op een integratie van kennis, houding en vaardigheden
- Wordt ook wel de ‘professionele kern’ van het vak genoemd. Methodisch handelen
omvat veel technieken en vaardigheden waarmee sociaal werkers resultaat kunnen
bereiken
Het sociaal werk leer je deels in de praktijk. Met behulp van vakkennis, een goede
beroepshouding, feedback en reflectie worden technieken en vaardigheden geïntegreerd in het
handelen. Uiteindelijk ontstaat er vakmanschap.
, Vakmanschap = het vermogen om het beroep van sociaal werker uit te voeren en kwalitatief
hoogstaand werk te leveren
Interventies = tussen beide komen. Je onderbreekt een keten van gebeurtenissen om het
resultaat te beïnvloeden. Welke factoren zijn te beïnvloeden en hoe kun je daarmee wenselijke
uitkomsten stimuleren en onwenselijke uitkomsten voorkomen? Interventies bestaan over het
algemeen uit kleinere handelingen die met elkaar een doel dichterbij brengen
Probleemoplossingscyclus (gebaseerd op de regulatieve cyclus van Van Strien):
Probleemstelling (wat is er aan de hand en wat is gewenst?) diagnose/situatieanalyse
(welke factoren veroorzaken of verergeren het probleem?) plan/ontwerp (welke factoren
zijn te beïnvloeden en hoe?) Interventie (uitvoering van het plan) evaluatie (is het doel
bereikt en is de interventie kosteneffectief?)
Door het evalueren leren sociaal werkers van de ervaringen, zodat deze een volgende keer
meegenomen kunnen worden in beslissingen de deskundigheid groeit
Werken volgens de probleemoplossingscyclus houdt in dat de sociaal werker de situatie
interpreteert en hypothesen bedenkt, een oplossing kiest en deze in gang zet en tussentijds
evalueert om te zien of het doel binnen bereikt komt. De cyclus kan meermalen doorlopen
worden. Soms ga je terug naar een vorige stap.
Bij het oplossingsgericht werken wordt vooral gekeken naar de oplossing en het zoeken naar
doelen vanuit het perspectief van de cliënt. Hier wordt ook cyclisch gewerkt, alleen dan op
een ander moment in de cyclus dan bij het probleemoplossingscyclus
In de handelingspraktijk van het sociaal werk op generalistische grondslag werkt een
overmatig systematische/instrumentele werkwijze niet. Sociaal werkers zullen dus vooral ook
moeten kunnen spelen met de regulatieve cyclus. Voor de ene situatie ligt het voor de hand
om de cyclus wel zorgvuldig af te lopen, bij een ander geval zal de cyclus eerder
fragmentarisch of kortcyclus worden ingezet. Dan is de methodische grondslag minder strak
af te bakenen en heeft een iteratief karakter (kleine stapjes en telkens kijken hoe het uitpakt)
Het grondpatroon van de regulatieve cyclus wordt voor allerlei praktijksituaties ingevuld
er ontstaan methoden (bij welke soorten problemen/situaties passen welke handelingen?). De
doelen moeten omgezet worden in concrete resultaten en werkwijzen
Begrippen:
Techniek: een kleinere begrensde handelingseenheid binnen een methode
Methode: een systematische, doelgerichte handelswijze die bestaat uit een handelingsmodel
met een samenhang tussen beroepshouding, doelen, activiteiten en een reeks van technieken
Methodiek: vastgelegde praktijktheorie (visie en beargumenteerde theoretische
uitgangspunten) en de methoden die daarvan afgeleid worden
Methodiekontwikkeling: het ontwerpproces waarbij methoden systematisch worden afgeleid
van theorieën en referentiekaders
Methodologie: de leer van het systematisch ontwerpen van methoden
De lijn van techniek tot methodiek lijkt een glijdende schaal te zijn, omdat de termen vaak
door elkaar worden gebruikt. Het is vaak onduidelijk op welke theorie en visie de
aanwijzingen voor het handelen zijn gebaseerd, omdat de aanwijzingen van onderop komen
(inductief) of van bovenaf (afgeleid van een praktijktheorie, deductief)