College aantekeningen van Angst- en
Stemmingsstoornissen
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
College 7, dinsdag 1 oktober, 09.00 - 11.00 - emotie modellen
******************************************************************************************************
We gaan het hebben over een kwetsbaar fenotype en gewone emotie modellen. We gaan
het ook toepassen op bijzondere emoties, of op pathologie, maar het is belangrijk om te
snappen hoe gewone emotie modellen snappen. Ook is het belangrijk om te bedenken dat
we het hebben over modellen.
Bij een model is er sprake van een stimulus, en van appraisal: de waarde die je geeft aan de
stimulus. Dit valt onder te verdelen in:
Goal relevance;
Goal congruence;
Agency;
Control.
Volgens sommige modellen leidt dit tot een action tendency, fysiologie en een gedrag. Kijk
op dia 6 voor een uitwerking met voorbeelden van deze begrippen.
Een emotie moet bestaan uit de volgende componenten:
Een gebeurtenis: dit onderscheid het van een stemming, waarbij men zich een
langere tijd een bepaalde manier voelt;
Een perceptie en interpretatie daarvan;
Een appraisal: een waarde-toekenning;
Een fysiologische verandering;
Een geneigdheid tot actie;
Een bewustzijn van de emotie.
De primaire functie van emotie is om ons snel en effectief te mobiliseren voor actie. Emoties
zijn op een dimensie weer te geven, ondanks dat wij ze vaak zien als categorieen. Emoties
verschillen in hoe aroused je bent en in hoe negatief of positief je iets vindt.
Mensen hebben Positief Affect (PA) om toenadering te zoeken; en Negatief Affect (NA) om
dingen te vermijden. PA en NA hangen samen met verschillend gedrag.
Er is veel onderzoek gedaan naar emoties, waarbij aan mensen steeds werd gevraagd in
wat voor situatie ze nu zaten en wat voor emotie ze ervaarden. Hieruit blijkt dat mensen met
sociale angst weinig positieve emoties hebben: dit gaat tegen het idee van toendertijd in dat
het niet hebben van positieve emoties kenmerkend is voor alleen depressies. Ook is het zo
dat mensen met sociale angst veel boosheid ervaren. Je kijkt dus naar PA en NA om
emoties te onderzoeken, maar het is ook belangrijk om te kijken naar specifieke emoties. In
het onderzoek van Auyeung en Alden werd aan mensen met en zonder sociale angst
filmpjes laten zien, van mensen die vertelden over een situatie waarin zij zich sociaal
included of sociaal excluded voelden. Vooral de filmpjes waarin mensen vertelden over
pestervaringen maakten mensen in de experimentele conditie meer aroused, in tegenstelling
tot mensen in de controleconditie, die minder aroused waren.
,Sociale angst hangt niet samen met het herkennen van emoties. Wel herkennen mensen
met sociale angst eerder dreiging of NA en ervaren zij minder positieve emoties. Mensen
met sociale angst herkennen NA eerder in ambigue situaties, of zijn dan eerder geneigd om
een negatieve interpretatie te geven.
Modellen zijn versimpelde weergaven van de werkelijkheid waarin bepaalde zaken worden
uitgelicht en anderen weggelaten om daarmee (toetsbare) verbanden weer te geven en/of
concepten of processen te begrijpen. Sommige modellen spreken elkaar tegen, maar veel
vaker kunnen ze naast elkaar bestaan en zijn ze zelfs complementair. Basis emoties of
emotie categorieën en dimensionele modellen zijn allemaal nuttig voor het begrijpen van
(verstoorde) emoties.
In het boek gaat het over twee soorten modellen: netwerkmodellen en appraisal-modellen.
Die netwerkmodellen - het idee dat dingen in een associatief systeem verbonden zijn met
elkaar in je hoofd - gaan heel erg over de gedragstherapie. De appraisal modellen gaan juist
veel meer over cognitieve therapie. Er is evidentie dat beide modellen naast elkaar bestaan.
Bower’s netwerk model geeft aan dat allerlei woorden associatief met elkaar verbonden
waren, en dat depressieve mensen woorden sneller met negatieve woorden verbinden. Bij
associatieve netwerkmodellen hebben onderzoekers geprobeerd om te begrijpen waarom
bepaalde woorden bij bepaalde mensen met elkaar geassocieerd zijn. De dual-process
models zijn ook vaak te zien.
Take Home Message: we weten dat er associatieve modellen bestaan. Soms komen we een
ruimte binnen en weten we meteen dat er iets niet pluis is, maar we weten niet wat. Mensen
met sociale angst hebben dit nog sterker. Als je maar vaak genoeg probeert om dingen
anders te zien of op een andere manier te interpreteren, dan zorgt dit op den duur voor
andere leerervaringen.
, College 8, donderdag 3 oktober, 11.00 - 13.00 - cognitieve modellen
******************************************************************************************************
De inhoud van cognities gaat over wat we denken; het onderzoeken van de cognitieve
processen gaat over hoe we denken.
Emotie modellen
Bower’s (1981) netwerk is zeer invloedrijk geweest voor het denken dat we vandaag doen
over emoties. Woorden en thema’s kunnen met elkaar geassocieerd zijn, en zodra je dan in
een loop van dingen zit, kan je in een associatief netwerk zitten. Bij mensen met een
depressie is een negatief netwerk veel beter vastgelegd en veel sterker, omdat dit netwerk
veel vaker geoefend is.
James & Lange (1884), en Cannon & Bard (1920) hebben ook nagedacht over emotie
modellen. Het idee bij beide modellen is dat een gebeurtenis iets oproept (arousal), en deze
arousal maakt dat je denkt dat je bang bent. Het model van Singer & Schachter (1962) heet
het Two Factor Model, en betrekt appraisal wel bij dit proces.
Daarna kwamen er modellen die niet zo zeer gingen over de interpretatie van wat er in je lijf
gebeurt, maar over de interpretatie van de gebeurtenis zelf en wat dit voor jou betekent. Het
model van Lazarus (1991) is een groot voorbeeld geweest voor de gedragstherapie. Dit
model geeft aan dat je een gebeurtenis interpreteert (appraisal), en dat je daardoor een
emotie voelt. Zajonc (1998) en Le Doux (1996) vonden dat dit niet nodig was: een
gebeurtenis kan volgens hen meteen zorgen tot een emotie, zonder dat de appraisal een rol
speelt. Critici van dit model zeggen echter wel dat er een cognitief proces zit tussen de
gebeurtenis en de emotie.
James & Lange: event → bodily responses → emotion
Cannon & Bard: event → bodily responses & emotion
Singer & Schachter: event → bodily responses & cognitive label in context → emotion
Lazarus: event → appraisal → emotion (incl. physiology)
Zajonc/Le Doux: event → emotion (incl. physiology)
Toen het idee van appraisal naar voren kwam, werd er ook besproken wat appraisal nou
precies is: is het een bewuste gedachte of interpretatie, of is het een snel, cognitief proces?
Mandler (1984) zegt dat die appraisal zit in de doelen die je hebt in je leven, en in wat er
gebeurt als deze doelen gedwarsboomd worden. Bij Weiner (1985) gaat het er juist om dat
je een evaluatie geeft aan de situatie, waardoor je een primitieve reactie geeft: deze kan
positief of negatief zijn.
Mandler: event → cognitive processes: disruption goals → arousal & emotion
Weiner: event → evaluation → primitive & attribution → distinct emotion
Leventhal en Scherer (1987) hebben geprobeerd om te zeggen dat het emotie-systeem
verschillende niveaus hebben.
Sensory motor: dit zijn de reflexen;
Schematic level: dit zijn de geleerde associaties;
Conceptual level: dit is de kennis die je hebt, de herinneringen van emoties,
verwachtingen, bewuste doelen en het zelfconcept.