Onderneming en recht
Week 1
Vanuit het onderdeel ondernemingsrecht wordt de onderneming gezien als een
juridisch verschijnsel.
Vanuit het onderdeel bedrijfswetenschappen wordt de onderneming gezien als
een economisch verschijnsel.
Stel je hebt een huis en een boot. Die persoon begint een bedrijf. Echter gaat het
niet zo goed met het bedrijf en die persoon maakt schulden. Er moesten namelijk
grondstoffen komen, er moet een pand worden gehuurd, er moest gast, water en
elektriciteit komen. Die schuldeisers gaan die persoon aanspreken. Dat betekent
dat de schuldeisers in staat zijn het hele vermogen van die persoon te gelde te
maken. Er is namelijk geen onderscheid tussen het huis, de boot en het bedrijf.
Het is allemaal in eigendom van die ene persoon. Als er grote schulden optreden
in de bedrijfsvoering betekent dat dat de schuldeisers het hele vermogen te
gelde kunnen maken.
Er is geen onderscheid tussen privévermogen en ondernemingsvermogen.
Dat is wel wat je wilt. Als dat er is dan is het jammer als het bedrijf omvalt maar
dan heb je tenminste nog je privévermogen. Dan kunnen ze niet aan je huis en
aan je boot komen.
Dat is de kern van het ondernemingsrecht.
Grondtrek van het ondernemingsrecht (1 van de 3): proberen te
voorkomen dat het mislukken van maatschappelijke (al dan niet economische)
activiteiten andere personen of entiteiten besmet. Of (andersom): proberen te
voorkomen dat de entiteit wordt besmet door het mislukken van
maatschappelijke (al dan niet economische) activiteiten elders.
Ondernemingsrecht is het afzonderen van vermogensbestanddelen. Het
afzonderen van vermogensbestanddelen vindt plaats door middel van een
‘rechtsvorm’:
- Institutionele rechtsvormen: rechtspersonen
- Contractuele rechtsvormen: personenvennootschappen
Institutionele rechtsvormen zijn verenigingen, coöperaties en onderlinge
waarborgmaatschappijen (verenigingen), naamloze vennootschappen, besloten
vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen.
Dit zijn de privaatrechtelijke rechtspersonen.
Vermogensrechtelijk geldt voor rechtspersonen art 2:5 BW: ‘een rechtspersoon
staat wat betreft het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon gelijk,
tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit’.
We hebben juridisch entiteiten gecreëerd. Mensen kunnen iets doen in de
context van de een vereniging, coöperatie, NV, BV en stichtingen. Die kunnen ze
in het leven roepen. En als ze dat doen dan staat die entiteit, die rechtsvorm,
gelijk aan een natuurlijk persoon. Althans vermogensrechtelijk.
Een rechtspersoon is geen overeenkomst, maar een zelfstandig instituut dat
wordt ‘opgericht’. Vermogensrechtelijk kan die rechtspersoon dan alles wat een
natuurlijk persoon ook kan.
De vermogensbestanddelen die zich in de rechtspersoon bevinden behoren toe
aan de rechtspersoon zelf.
,Een rechtspersoon is dus zelfstandig. Een rechtspersoon kan overeenkomsten
sluiten, een onrechtmatige daad plegen, gedagvaard worden, als eiser optreden.
De naamloze vennootschappen en de besloten vennootschappen lijken sterk op
elkaar, ze zijn aan elkaar verwant. Samen worden de NV en de BV ook wel
kapitaalvennootschappen genoemd.
Ook de vereniging en de stichting zijn aan elkaar verwant.
Vereniging (art 2:26 BW)
1. De vereniging is een rechtspersoon met leden die is gericht op een
bepaald doel, anders dan is omschreven in artikel 53 lid 1 of lid 2
2. Een vereniging wordt bij meerzijdige rechtshandeling opgericht
3. Een vereniging mag geen winst onder haar leden verdelen
Dus de materiële kenmerken zijn: leden, gericht op een bepaald doel en
verbod van
winstuitkeringen aan de leden.
Stichting (art 2:285 BW)
1. Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen
rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met behulp van een
daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te
verwezenlijken
2. Het doel van de stichting mag niet inhoudend het doen van
uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar
organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de
uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben
Dus materiële kenmerken zijn: ledenverbod, doelvermogen: een vermogen
om het in de statuten
vermelde doel te verwezenlijken en uitkeringsverbod, met uitzondering van
uitkeringen die een ideële of sociale strekking hebben.
Bij een vereniging gaat het dus om leden die een bepaald doel verwezenlijken. Bij
een stichting gaat het om een vermogen die een bepaald doel verwezenlijkt.
Coöperatie (2:53 lid 1)
De coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. Zij
moet zich blijkens de statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften
van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten, anders dan van
verzekering, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te
hunnen behoefte uitoefent of doet uitoefenen.
Het is een vereniging die voor haar leden een bedrijf exploiteert.
Art 2:53a lid 1 bepaalt dat artikel 2:26 lid 3 (verbod van winstuitkeringen) voor
een coöperatie niet geldt.
Naamloze vennootschap (2:64 lid 1)
De naamloze vennootschap is een rechtspersoon met een in overdraagbare
aandelen verdeeld kapitaal. Een aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk
voor hetgeen in naam van de vennootschap wordt verricht en is niet gehouden
boven het bedrag dat op zijn aandeel behoort te worden gestort in de verliezen
van de vennootschap bij te dragen.
,Besloten vennootschap (2:175 lid 1)
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is een rechtspersoon
met een in een of meer overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal. Een
aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de
vennootschap wordt verricht en is niet gehouden boven het bedrag dat op zijn
aandelen behoort te worden gestort in de verliezen van de vennootschap bij te
dragen.
Dus materiële kenmerken van een Nv en BV zijn: een in overdraagbare
aandelen verdeeld kapitaal (een aandeelhouder ‘neemt’ één of meer aandelen en
‘stort’ op die aandelen), een aandeelhouder is niet aansprakelijk voor de
verbintenissen van de NV/BV, en is niet verplicht de verliezen die de NV/BV lijdt
aan te vullen.
Een NV/BV heeft in aandelen verdeeld kapitaal: de aandeelhouder(s)
neemt/nemen ieder één of meer aandelen die de NV/BV uitgeeft/emitteert/plaatst
en stort (geld) op die aandelen.
De NV/BV roepen de aandelen in het leven. Die doen een aanbod aan de
buitenwereld. Dat heet het uitgeven van aandelen. Die krijgt daardoor
aandeelhouders maar tegelijkertijd geld in de kas, waardoor activiteiten kunnen
worden verricht. Als het goed gaat krijgen de aandeelhouders winstuitkering.
De aandelen zijn overdraagbaar (en dus verhandelbaar): een aandeelhouder kan
haar aandelen overdragen aan een derde die door het verkrijgen van die
aandelen aandeelhouder wordt.
Als een aandeel in het leven wordt geroepen dan neemt iemand het aandeel. Bij
latere verkoop van het aandeel heb je een verkrijger van het aandeel.
De aandelen zijn gestandaardiseerd (‘units’): de aandelen hebben een
‘nominale’ waarde die het precieze gedeelte van het aandeel in het kapitaal
weergeeft.
De NV/BV kan zeggen dat ze aandelen willen hebben van €0,01, €5,
€1000. Op die manier participeer je al naar gelang je aandeel en je hoeveelheid
aandelen in de NV/BV.
De betekenis van de materiële kenmerken is klein. Wanneer een rechtspersoon
zich een stichting, vereniging, NV, BV noemt, maar niet voldoet aan de materiële
kenmerken, dreigt er op termijn misschien wel iets. Bijvoorbeeld dat de rechter
ingrijpt. Maar in beginsel staat de rechtsvorm wel vast. In veel bepalingen zie je
namelijk staan dat het wordt opgesteld bij notariële akte. De notaris heeft dat
dan zo verklaard en dat wordt gezien als leidend. (NV – 2:64 lid 2, BV – 2:175 lid
2, stichting – 2:286 lid 1).
Daar is echter één uitzondering op. Je kunt een vereniging hebben die bij
notariële akte is opgericht. Maar het hoeft niet. Het is geen verplichting. Een
vereniging kan ook worden opgericht zonder dat je langs de notaris gaat. Als je
een vereniging hebt waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte
(‘formele’ vereniging), dan heb je een zekerheid. Dan staat de rechtsvorm vast.
De notaris heeft dan namelijk gezegd dat het een vereniging is. Bij een
vereniging waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte
(‘informele’ vereniging) kan het gebeuren dat de rechter achteraf constateert dat
er sprake is van een informele vereniging (HR the Lord’s Choir). Je hebt
rechtsonzekerheid.
, HR the Lord’s Choir: in de Christoffelkerk van de Rooms-Katholieke Parocie
Elisa was een repetitieruimte waarin een piano en een drumstel stonden. De
piano en het drumstel waren gekocht door ‘the Lord’s Choir’. De parochie en the
Lord’s Choir waren het niet eens over de eigendom van de piano en het drumstel.
The Lord’s Choir heeft toen een vordering ingesteld waarin zij veroordeling vroeg
van de Parochie tot afgifte van de muziekinstrumenten. De Parochie voerde aan
dat ‘the Lord’s Choir’ geen vereniging was maar slechts een ‘werkgroep’ binnen
de parochie, ‘waardoor het geen eigendom kon hebben’.
Hof: ‘voor het bestaan van een vereniging is niet vereist dat er een
rechtshandeling is waarbij zij is opgericht. Een vereniging kan ontstaan doordat
een samenwerkingsverband van personen als eenheid gaat deelnemen aan het
rechtsverkeer. Niet noodzakelijk is dan dat het doen ontstaan van een
rechtspersoon door de samenwerkenden uitdrukkelijk is gewild’.
‘de parochie heeft niet gemotiveerd betwist dat het koor is opgericht door een
aantal musici met het doel eucharistievieringen muzikaal te omlijsten, dat het
koor een bestuur en andere organen – waaronder een feestbestuur, een
lectorencollege en een liturgiegroep – heeft en leden die contributie betalen, dat
het een eigen administratie heeft en dat het koor in financieel opzicht geheel
zelfstandig is en was. Uit deze omstandigheden blijkt naar het oordeel van het
hof dat sprake is en was van een zelfstandig georganiseerd
samenwerkingsverband dat gericht is op een bepaald doel’.
‘gelet op het feit dat het koor geen statuten heeft opgenomen in een notariële
akte dient te worden aangenomen dat sprake is van een informele vereniging.
Het koor heeft dus rechtspersoonlijkheid en kan eigendom bezitten’.
Contractuele rechtsvormen: personenvennootschappen
We hebben 3 personenvennootschappen:
- Maatschap
- Vennootschap onder firma (firma betekent (handels)naam: vof)
- Commanditaire vennootschap (commanditer betekent financieren: cv)
Die zijn geregeld in boek 7A en Wetboek van Koophandel.
Er geldt hier een gelaagde structuur. De maatschap is de basis (BW). Dat is de
algemene regeling. De vof en de cv (WvK) bouwen daarop voort. De
maatschapsregeling is daarop (vof en cv) van toepassing, maar soms zijn er
aanvullingen en afwijkingen.
Personenvennootschappen zijn overeenkomsten. Het zijn geen zelfstandige
entiteiten die je creëert, in het leven roept, maar een overeenkomst.
Art 7A:1655: ‘maatschap is een overeenkomst waarbij twee of meerdere
personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het
oogmerk om het daaruit ontstane voordeel met elkander te delen’.
Deze basisomschrijving is ook van toepassing op de vof en cv (dat zijn
‘bijzondere’, ‘gekwalificeerde’ maatschappen). Die moeten ook aan deze
basisomschrijving voldoen.
Maatschap (7A:1655 – 1688). Een maatschap is een overeenkomst tussen
‘maten’ of ‘vennoten’.
Vof (art 15 – 34 WvK, muv art 19 – 21 WvK) en cv (art 19 – 21 WvK). Een vof en
cv zijn overeenkomsten tussen ‘vennoten’.