Medische Vakken samenvatting OP2.1
College 1 – Shock
Een shock is een acute levensbedreigende verstoring van de
bloedsomloop. Het hart heeft een tekort aan circulerend
volume; bloed komt niet op de plek waar het moet komen.
Een shock is een acute levensbedreigende toestand waarbij
de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale
lichaamsfuncties in stand te houden.
De doorbloeding en dus de zuurstofvoorziening van het hart,
de hersenen en andere organen komen hierdoor in het
gedrang wat snel resulteert in het afsterven van cellen in de
weefsels (hypoöxie; te weinig zuurstof).
Normaal is er een vaste verhouding in het lichaam tussen het
volume van, en de inhoud in de bloedvaten. Bij een shock
raakt deze verhouding in de algemene circulatie verstoord
met als gevolg dat weefsels van onvoldoende zuurstof worden
voorzien (ischemie).
Het lichaam zorgt voor een herverdeling van het circulerend vermogen. De vitale organen
krijgen voorrang (hart, longen, hersenen, nieren).
Er zit bij een shock te weinig bloed in de vaten wat voor een hypotensie zorgt; lagere
bloeddruk, hoge hartslag. Patiënten gaan vaak sneller ademen voor meer zuurstof (AF;
ademfrequentie). De huid wordt bleek, klam en koud.
Een shock is een levensbedreigende situatie omdat de cellen afsterven (MOF; multi-orgaan
falen) door te weinig zuurstoftoevoer. Hierdoor kan het lichaam komen te overleiden door
onherstelbare schade (irreversibele shock).
Hypovolemische shock = te veel bloed of vocht verloren (door bijv. brandwonden of grote
ontstekingen), daardoor te weinig volume.
Cardiogene shock = er is voldoende bloed, maar het hart kan het niet in de aorta pompen.
Onvoldoende circulatie. Blijft hangen in arteriën en venen.
Obstructieve shock = verstopping waardoor bloed achterblijft (bijv. longembolie)
Distributieve shock = verkeerde verdeling van het bloed. Bloed zit in verkeerde vaten; naar
huid en slijmvliezen i.p.v. organen. De oorzaak is vaatverwijding in de huid en slijmvliezen
door bijv. een bacteriële infectie (septische shock).
Anafylactische shock = allergische reactie op contrastmiddel waardoor de vaten verwijden.
,Zelfstudie 1
Bloed is het transportsysteem van je lichaam. Het stroomt door je hele lichaam en zorgt voor
de aan- en afvoer van stoffen. Bloed houdt je temperatuur op peil en kan schadelijke stoffen
en ziekteverwekkers onschadelijk maken.
Het bloedvolume is de totale hoeveelheid bloed die door je lichaam stroomt. Je hebt
ongeveer 80 ml bloed per kilo lichaamsgewicht.
Samenstelling bloed:
- 55% plasma
Plasma bestaat voor het grootste deel uit water en voor 7% uit eiwitten (zoals albumine,
antistoffen, stollingseiwitten), suikers, zouten, vetten, vitaminen en hormonen.
- 45% bloedcellen (hematurie)
41% rode bloedcellen
4% witte bloedcellen en bloedplaatjes.
De rode bloedcellen zijn er om zuurstof (O2) en ook koolstofdioxide (CO2) te transporteren in
het lichaam. Daarvoor bezitten de rode bloedcellen een speciaal eiwit: hemoglobine.
Hemoglobine is in staat om zowel zuurstof en koolstofdioxide te binden en door het lichaam
te vervoeren. Vreemd genoeg is hemoglobine nog beter in staat om koolstofdioxide te binden
en te vervoeren dan zuurstof. Daarom is een te hoge koolstofdioxide concentratie in je
omgeving erg schadelijk en gevaarlijk, omdat in de longen de rode bloedcellen dan geen
zuurstof gaan opnemen en vervoeren, maar koolstofdioxide.
Het bloed stroomt door de kleine bloedsomloop in de longen waar veel zuurstof aanwezig is
en daar neemt hemoglobine zuurstof op. Hemoglobine veranderd dan in oxyhemoglobine.
Door middel van de grote bloedsomloop geeft het oxyhemoglobine zijn zuurstof af in de
weefsels waar weinig zuurstof aanwezig is, zodat de cellen van de weefsels het kunnen
gebruiken voor de verbranding. Oxyhemoglobine veranderd na de afgifte van zuurstof weer
in hemoglobine. In de weefsels waar veel koolstofdioxide is gaat het hemoglobine nu
koolstofdioxide binden en vervoeren naar de longen. Een groot deel van de in de weefsels
geproduceerde koolstofdioxide lost op in het bloedplasma en wordt door het bloedplasma
vervoerd richting de longen.
De witte bloedcellen spelen een belangrijke rol bij de afweer van het lichaam tegen
ziekteverwekkers. Het afweersysteem van de mens heeft een groot aantal verschillende
witte bloedcellen tot haar beschikking om de vele ziekteverwekkers onschadelijk te maken.
Macrofagen zijn witte bloedcellen die ziekteverwekkers die in het bloedplasma, het
weefselvloeistof en de lymfevloeistof rondzwemmen vernietigen. De macrofaag doet dit door
de ziekteverwekkers op te sporen en gewoon op te eten (fagocyteren). De witte bloedcellen
die pathogenen opeten noemen we macrofagen.
In het bloedplasma drijven ook bloedplaatjes. Bloedplaatjes zijn eigenlijk geen cellen, maar
onderdelen van geëxplodeerde cellen. Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol bij
bloedstolling. Na de beschadiging van de bloedvatwand komen er in uit de beschadigde
cellen allemaal stoffen vrij. Deze vrij gekomen stoffen brengen in het bloedplasma allemaal
reacties op gang. Deze reacties leiden er uiteindelijk tot dat protrombine wordt omgezet in
trombine. Het ontstane trombine zorgt er op zijn beurt weer voor dat het oplosbare
fibrinogeen wordt omgezet in fibrine. Fibrine zijn lange eiwitketens. De fibrinedraden
vormen een groot vangnet over de wond waarin bloedplaatjes en rode bloedcellen blijven
kleven. Daarnaast trekken deze fibrine draden geholpen door de witte bloedcellen de wond
dicht. Protombine > trombine > fibrinogeen > fibrine > fibrinedraden.
, Werkcollege 1
Hoe groter het vaatbed, hoe minder bloeddruk per vat. Het linker deel van het hart is het
grootste deel van het hart en heeft de dikste spier omdat dit deel van het hart het hardst
moet pompen.
Veneuze insufficiëntie (tekortschieten van de aders) kan ontstaan door stoornissen in de
bloedvaten in het been, waarbij omliggend weefsel onvoldoende voorzien wordt van
voedingstoffen en zuurstof. De aders functioneren hierdoor niet goed. Hierdoor verhoogt de
druk in de aders en worden vocht en eiwitten vanuit het bloedvat in het weefsel geperst. Er is
sprake van een (tijdelijke) vergrote aanvoer van vocht. De huid komt onder spanning te
staan, waardoor er makkelijk een wond kan ontstaan.
Atherosclerose is een vorm van aderverkalking, al komt het niet door kalk maar door vet.
Als er veel vetdeeltjes in het bloed zitten, zoals cholesterol, kunnen die blijven plakken aan
de binnenkant van de grote bloedvaten. Op plekken waar de bloedvaten beschadigd zijn,
ontstaat zo een plaque in de wand van het bloedvat. De vaten slibben steeds verder dicht en
raken vernauwd. Er kan dan minder bloed door de bloedvaten stromen en delen van het
lichaam en organen krijgen te weinig zuurstof.
Oedeem is een symptoom waarbij een zichtbare zwelling van een lichaamsweefsel ontstaat.
Dit is het gevolg van een vochtophoping in de weefsels. Wanneer een indeuking overblijft
nadat de gezwollen huid is ingedrukt staat dit bekend als ‘pitting oedeem’.
Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Als dit stolsel losschiet, kan
het in de longen terecht komen. Dat heet een longembolie. Sluit een bloedstolsel een ader
(een vene) af, dan noemen we dat een veneuze trombose. Dit gebeurt vaak in de benen,
dan ontstaat een trombosebeen. De oorzaak van een trombose is een verkeerde balans van
stolling- en antistolling.
Bij polyneuropathie werken zenuwen op meerdere plaatsen in het lichaam niet goed. De
spieren en het gevoel wordt daardoor beïnvloed.
Een ulcus cruris is een wond op het onderbeen die niet goed wilt genezen.
Etalagebenen is wanneer er te weinig zuurstof door het bloed in de benen komt. Hierdoor
gaan mensen stilstaan, vandaar de naam. Hoe vaker je inspant, hoe meer zuurstof nodig is,
hoe meer pijn.