Hoofdstuk 1 – Massa en Individu
Er bestaan veel misverstanden over massa’s. Mensen zien massa’s als grote, dichte en opeengepakte
hoeveelheden mensen die allemaal hetzelfde doen. Mensen denken dat mensen in massa’s
veranderen naar brute criminelen. Veel van deze associaties zijn niet in overeenstemming met wat
we nu weten.
Massa’s zijn anders
Wat is een massa en wat niet? Er zijn verschillende criteria die gebruikt kunnen worden. De meest
voor de hand liggende is de grootte van de betrokken groep. Maar deze is het minst bruikbaar. Je
moet kijken naar het gedrag van de groep. Het leger kan zich bijvoorbeeld gedragen zoals we dat van
hun verwachten en is daarom geen massa. Een kleine groep van vier mensen kan zich echter
afwijkend gedragen en daardoor gezien worden als een massa. Je kunt daarom beter kijken naar
kwaliteit (gedrag) dan kwantiteit (aantallen).
De criteria die wel gebruikt kunnen worden:
1. Wanneer het gedrag van een groep afwijkt van de normale standaard
2. Het geheel moet van voorbijgaande aard zijn (uitzonderingstoestand)
3. De groep mensen moet op één plaats bij elkaar gekomen zijn en hebben daardoor de
mogelijkheid tot onderlinge beïnvloeding
4. De normale regels en organisatievormen van het leven worden tijdelijk en deels even
vergeten en we moeten nieuwe normen regels, nieuwe manieren van ons organiseren,
bedenken en toepassen (massa’s zijn anders)
Definitie van een massa: een bijeengekomen groep mensen die tijdelijk onzeker is over hoe zich te
gedragen.
Eerste theorieën
1890: Gustav LeBon (Franse medicus en schrijver), schreef een boek over de dingen die in massa’s
gebeuren: psychologie van de massa. Heeft een grote invloed gehad op de manier waarop mensen
over menigten denken. Er zitten echter ook misvattingen in. Dit komt omdat LeBon niet alles met
eigen ogen te gaan zien, hij had genoeg aan zijn gedachten. LeBon had een aantal vooroordelen,
namelijk:
1. LeBon was bang dat het volk de macht zou overnemen.
2. LeBon dacht dat iedereen gelijk was, hetzelfde deed en dacht in een massa.
3. LeBon dacht dat er een soort centrale besturing zou moeten zijn die de individuele sturing
verving, hij noemde dat de groeps- of massageest.
4. LeBon dacht dat de normale toestand van de mens rationeel was en dat elke afwijking
daarvan (elk emotioneel worden) een miskenning van het mens zijn was.
25 jaar geleden werd empirisch onderzoek naar massa’s pas opgestart, onder andere door Adang. Hij
observeerde en ontdekte dat LeBon’s vooroordelen niet klopte. Als voorbeeld ontdekte Adang dat
tijdens rellen vechtpartijen voorkwamen, maar veel minder veel korter en door minder mensen dan
verwacht.
,Moderne inzichten
Inzichten die met de moderne inzichten niet kloppen zijn:
- De begrippen ‘religie, hypnose en hysterie’ hebben weinig praktische betekenis bij het
begrijpen van massagedrag.
- Het idee dat een massa niet kan ontstaan en functioneren zonder een leidend beginsel of
leider is niet juist.
- Het vermogen tot rationeel denken in massa’s klopt niet, zelfs in chaotische situaties blijven
mensen nadenken.
- Er is niet zo’n grote uniformiteit in massa’s als LeBon en journalisten ons willen doen
geloven. Wel kan het gebeuren dat bepaalde geruchten en ideeën snel verspreiden.
Inzichten die met de moderne inzichten wel kloppen zijn:
- De nadruk op onbewuste processen is wel juist.
Mensen hebben in massa’s de neiging om hun gedrag op elkaar af te stemmen, zoals gezamenlijke
spreekkoren of mensen die wegrennen omdat anderen dat ook doen. Voor deze soort uniformiteit
zijn verklaringen:
1. Besmetting
Mensen hebben de neiging tot conformisme of imitatie in emotie, gedachten en gedrag. Dat doen ze
sterker naarmate ze zelf minder nadenken en er meer onzekerheid bestaat over hoe je je hoort te
gedragen. Ook gedeelde identiteit is een imitatieverhogende factor: men imiteert gemakkelijk
mensen die op hunzelf lijken (een gedrag- of emotiebesmetting). Voorbeelden:
- Voor Jochem Meyer is het belangrijk dat er lachers in de zaal zitten
- Als mensen in Disneyland op de vlucht slaan omdat iemand bom roept
In een massa ontstaan nieuwe normen over hoe men zich moet gedragen in die massa. Dit wordt
afgeleid uit het gedrag van een ander. When in Rome, do as the Romans do. Een voorbeeld hiervan is
het aanzetten van de zaklamp op je mobiele telefoon en dit omhoog houden als men muziek mooi
vindt tijdens een concert. Dit is ooit ontstaat en een soort norm geworden. Het ontstaan van deze
nieuwe ideeën en gewoonten wordt wel emerging norms genoemd.
2. Bestraling
De situatie waarin de massaleden verkeren is voor allen ongeveer hetzelfde en zal dus op allen
dezelfde invloed uitoefenen. De één zal verder afstaan van de damroeper dan de ander, maar allen
ondergaan eenzelfde invloed en dat werkt uniformiserend. De massaleden worden allen als het ware
door de zelfde bron bestraald. Als we kijken naar de massagebeurtenissen uit het verleden of andere
culturen wordt duidelijk waarom het karakter toen anders was dan nu: de tijdsgeest. In tijden dat er
een duidelijke verdeling is tussen machthebbers en ondergeschikten kan men een opstand
verwachten.
3. Selectie
Een bepaald soort bijeenkomst trekt een bepaald soort mensen aan. Vandaar dat de mensen zich
binnen een bepaalde bijeenkomst relatief gelijk gedragen. Zo zullen mensen op een popfestival zich
gelijk gedragen. Zulke selectieprocessen dragen bij aan het idee van uniformiteit van massa’s. Er
,wordt in massa’s door selectie een grotere gelijkheid gevonden dan in de maatschappij in het geheel,
de zogenaamde selectiehypothese.
Het effect van deze drie processen is dat er een zekere gelijkheid in gedrag, normen en opinies van
mensen in massa’s plaatsvinden. Dat betekent echter niet dat er strikte uniformiteit heerst. De
meeste mensen zijn er om te kijken, niet om iets te doen. Bij een voetbalwedstrijd is 1 procent actief
bij wanorde, 10 procent de meeloper en de overige 89 procent kijkt enkel. Het probleem is te
ontdekken wie bij de 1 procent hoort.
Samenvatting
We hebben gezien wat een massa onderscheid van gewone menselijke groepen: veel dingen moeten
opnieuw worden uitgevonden, waardoor de menselijke natuur openlijker naar voren komt dan
normaal. We zagen dat de oudere theorieën, die het begin vormde van de sociale psychologie,
uitgingen van een tijdelijke maar sterke verandering in gedrag en persoonlijkheid van de deelnemers
en dat deze verandering samenhangt met het volkomen opgaan in het grotere geheel. Wat die
groepsgeest nu precies was, werd niet duidelijk en is dat nog steeds niet. Tegenwoordig hebben we
ontdekt dat een groot deel van de massadeelnemers weinig meer doet dan toekijken en daarmee
een achtergrond verschaft voor betrekkelijk kleine groepen actieven. Wel is er een redelijk sterke
onderlinge beïnvloeding en is de samenstelling van de massa vaak nogal eenzijdig. Die eenzijdigheid
komt voort uit drie mechanismen: besmetting, bestraling en selectie.
, Hoofdstuk 2 – Massa en Motivatie
Natuur en cultuur, een onafscheidelijk paar
Wat is de menselijke natuur? In de massapsychologie is dat een belangrijke vraag. Massasituaties zijn
over het algemeen niet van hoog cultureel niveau en de regel lijkt te zijn: hoe minder cultuur, hoe
meer natuur.
Natuur én cultuur
De menselijke natuur is niet alleen maar platheid en slechte smaak. Slechte smaak is ook
cultuurbepaald. Massa´s zijn geheel openbaar, zodat we daar bijzondere dingen zien. Gedragingen
die we anders niet zien. Dat betekent echter niet dat deze gedragingen niet voor komen, ze kunnen
ook voorkomen als zien we ze niet. Als mensen dingen opnieuw moeten uitvinden (vaak het geval in
massasituaties) dan zullen deze uitvindingen een sterkere en directere mate de onderlinge natuur
reflecteren dan de normale gang van zaken.
De mens loopt, net als een trein, op twee rails. De ene rails is de menselijke natuur en de andere is
cultuur. Beide zijn onmisbaar, maar wel verschillend. De natuur delen we met dieren en de cultuur is
uniek voor mensen. De natuur zorgt voor genot, verdriet, emoties en extreem gedrag. De cultuur
leidt dit in banen en zorgt voor minder heftige reacties.
Freud: Het paard (natuur, levert de energie) en de ruiter (cultuur, bestuurt het paard)
De menselijke natuur
In onze wereld moeten we ons zien te redden met wat we hebben. Dit hebben we geërfd van onze
ouders, die het ook weer geërfd hebben. Wat we hebben geërfd is onze aanleg, alles wat we zijn en
worden (bijvoorbeeld of we goed kunnen leren en onze oogkleur). Onze ervaringen (door opvoeding
en opleiding) samen met onze culturele omgeving bepaalt hoe deze aanleg zich ontplooit. Deze
aanleg delen we met dieren. Onze natuurlijke erfenis bestaat uit motivaties, op basis daarvan maken
we keuzes uit gedragsopties. Wat zijn die universele motivaties? Volgens de auteur zijn het er 16. Die
komen op twee manieren voor: in ernst en als spel. Deze maken ons blij of bedroefd.
Bij dieren Bij mensen
1. Voortplanting Hof maken, paren Romance, jaloezie
2. Kinderzorg Temperatuur, voedsel, veiligheid Prénatal, Olvarit, adoptie, wonen
3. Erbij horen Kudde, school, zwerm, volk Familie, Facebook, vaderlandsliefde
4. Status Dominantie, hiërarchie Ambitie, competitie, respect
5. Territorium maken Gebied, geurvlag, gezang Eigen plek, graffiti
6. Agressie Dreigen, vechten en vluchten Zinloos geweld, boxen, oorlog
7. Communicatie Signaal, systeem Taal, toneel, media, WhatsApp
8. Verkennen Omgeving, sociaal netwerk Kranten, radio, tv, burgerwacht
9. Foerageren Zoeken, eten delen, herkauwen Restaurants, kantine, McDonalds
10. Jagen Speuren, achtervolgen Stalken, koopjes, bonussen, nieuws
11. Voorraad maken Honing, eikeltjes Postzegel, hamsteren, geld
12. Ruilen Voor wat hoort wat, steunverlening Geschenken, ruilhandel, liefdadigheid
13. Bouwen Hol, nest, dam Huizen, torens, kantoren, stations
14. Lichaamsverzorging Wassen, vlooien, baden Make-up, sauna, douche, Axe, scheren
15. Ontspannen Pauzeren, wachten, uitrusten Uitstelgedrag, luieren, zonnebank, strand
16. Migratie Trek, nomaden Reizen, emigreren, backpacken
Spel Sociaal, vecht/vlucht, prooi SM, pokeren, muziek, gamen, kamperen
De menselijke cultuur