100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting 'pedagogiek van de voorschoolse voorziening' €6,56   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 'pedagogiek van de voorschoolse voorziening'

 14 keer bekeken  0 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Samenvatting van het volledige boek 'De staat van het kind, Het kind van de staat'. In de samenvatting zitten de slides en nota's verwerkt van in de lessen. Docent van het vak, Michel Vandenbroeck (Ugent).

Voorbeeld 10 van de 104  pagina's

  • Ja
  • 8 augustus 2024
  • 104
  • 2023/2024
  • Samenvatting
avatar-seller
2023-2024




PEDAGOGIEK VAN
DE VOORSCHOOLSE
VOORZIENINGEN
PROF: MICHEL VANDENBROECK
LOTTE BLONDEEL

,INLEIDING
➢ De voorschoolse voorzieningen: kinderopvang en kleuterschool
• Bijzondere plekken, waar het meest private (het intieme) en publieke (het politiek) samen komen
- Politieke plekken: beleid: gendergelijkheid, preventie, levenslang leren, …
- Publieke plekken: plekken waar kinderen voor de eerste keer in hun leven uit de beschutting
van het eigen gezin in een publieke ruimte komen
- Intieme plekken: plek waar je als vader/moeder je baby afgeeft
• Er is geen beter voorbeeld van wat sociale pedagogiek is
- Pedagogische problemen hebben altijd een sociaal component, we mogen ze nooit
op zichzelf bekijken (wat wij denken wat goed is, hangt af van de tijdsgeest)

➢ Evidenties in vraag stellen
• Welk kindbeeld hanteert de onderwijskunde/de sociale pedagogiek/orthopedagogiek/ouder?
• Is er plaats voor de verwondering die (nog) niet aan school gekoppeld is?
• Waarom is kinderopvang iets anders dan kleuteronderwijs?
• Moeten kinderen schoolrijp worden of moeten scholen kindrijp worden?
• Waarom is meertaligheid enkel belangrijk bij sommige talen?
• Waarom bestaat het woord opvoeden en niet het omgekeerde?
- invloed van ouders op hun kinderen = opvoeden → kinderen invloed op ouders =
waarom hier geen woord voor?
• Waarom zijn de dingen zoals ze zijn? En is dat altijd zo geweest?
• En moet dat altijd zo zijn?
➢ 2 voorbeelden van welbevinden, betrokkenheid en agency
1. Io (kleindochter) die in de regen staat
2. Kinderen die band boven op een berg duwen en er telkens terug van rollen
➢ Pedagogiek gaat over opvoeden → Opvoeden gaat over de samenleving
• die van vandaag, die van morgen en die van gisteren
• En dus niet alleen over wat werkt, maar ook over wat werken is
• En dus niet alleen over “doing things right”, maar ook over “doing the right things”
• En over untested feasibilities: mogelijkheden die we nog niet hebben uitgeprobeerd (dromen)
➢ Thema’s die we zullen zien:
✓ Wetenschap en waarheid
✓ Kwaliteit
✓ Ouders
✓ Diversiteit en meertaligheid
✓ Professionaliteit
 Telkens genealogisch benaderd:
o vertrekken van een probleem zoals het zich vandaag stelt, hoe is dat probleem
historisch tot ons gekomen en geëvolueerd?
o Begrijpen waarom de dingen zijn zoals ze zijn
o De fragiliteit van de geschiedenis begrijpen
o Inzicht in de relaties tussen wetenschap en maatschappelijke context
o Inzicht in de relaties tussen kindbeelden, moederbeelden, ouderbeelden en hoe we
denken over opvoeding (en over de rol van voorschoolse voorzieningen)




1

,H1: GENEALOGIE ALS BIJDRAGE TOT DE PEDAGOGIEK
1. Feiten doen ertoe. En ideologieën ook
➢ Pedagogiek:
• Opvoeden (= gaat over wat menselijk is)
• Wat we van kinderen verwachten en wat we denken dat ze zijn
• Welke soort samenleving we voor onze kinderen willen
• Gaat ook over de politiek
➢ Freire bekritiseert dit:
• “Men doet alsof pedagogiek enkel over feiten zou gaan en niet over ideologie. Terwijl het niet
anders kan dan dat het ook moet gaan over dromen en utopieën (untested feasibilities). Over
dromen over een betere samenleving, een samenleving waarin het voor onze kinderen goed
om leven is.”
➢ Spreken en denken over de voorschoolse voorziening:
• Sterk gedomineerd door feiten, tabellen en cijfers (vb. PISA-ranking)
• Éen vraag die zo verdwijnt : ‘Waarvoor dienen de voorschoolse voorzieningen?’
→ Antwoord: in economische termen = return on investment
- Leidt tot nieuwe vraag: ‘Wie bepaalt wat de betekenis is van vv?’
➢ Drang naar cijfers/feiten heeft geleid tot:
1. Fragmentering en een zekere blindheid voor het bredere plaatje
2. We kunnen pedagogische realiteit niet anders meer begrijpen dan in cijfers en tabellen
3. Er lijken geen andere alternatieven te bestaan voor het denken over vv
→ denken in termen van ‘return on investment’ zorgt ervoor dat er nog maar weinig
aandacht is voor de waarden/de samenleving
→ Als er maar 1 antwoord meer mogelijk is op een vraag naar zingeving of betekenisverlening,
dan betekent dit het einde van elk democratisch debat en dus ook het einde van de
pedagogiek
➢ MAAR: feiten doen (vaak) ertoe!
• Er komen belangrijke resultaten naar boven waar we iets mee zijn (zoals vb. PISA
onderzoek die vaststelt dat onderwijsresultaten in Vlaanderen meer beïnvloed zijn door de
thuissituatie dan in andere EU-landen, ….)
• Het doet ertoe welke vragen we stellen en welke niet gesteld worden
• ‘wat is waar?’ en tegelijkertijd ‘wat is waardevol?’

2. Genealogie als kritische lens
➢ Genealogie of ‘history of the present’ is een manier om kritisch naar hedendaagse
ontwikkelingen te kijken
➢ Genealogie (Foucault): Door een blik op het verleden wordt het mogelijk niet alleen het heden
beter te begrijpen, maar ook te zien dat ergens, ooit, andere keuzes mogelijk zijn.
• Gaat na hoe het beleid over voorschoolse voorzieningen in het verleden een culturele
constructie is geweest
• Toont hoe die constructies nauw verwant zijn met de dominante kindbeelden, met de
representaties van gezinnen en met maatschappelijke en politieke ontwikkelingen
• Turning the mirror onto ourselves: geschiedenis laat zien dat datgene wat is, niet steeds
geweest is en dus dat datgene wat ons evident lijkt, steeds geconstrueerd is.
➢ De pedagogiek van de voorschoolse voorzieningen kan niet begrepen worden los van de
culturele, sociale, historische en politieke context waarin zij geconstrueerd wordt.
➢ Geschiedenis is in deze context namelijk niet de unieke verklaring waarom de voorschoolse
voorzieningen vandaag noodgedwongen geworden zijn, wat ze zijn.




2

,H2: BEELDEN VAN KINDEREN, MOEDERS EN KINDEROPVANG
➢ In dit hoofdstuk:
✓ Geschiedenis van de kinderopvang in vogelvlucht
✓ Hoe keek (en kijkt) men naar kinderen, naar “behoeften”, naar moeders (mentaliteitsverandering)
✓ Waar dient kinderopvang voor en waarom is dat iets anders dan kleuterschool?
✓ En wat heeft dat te maken met de sociale, politieke en economische context?

1. Einde 19de begin 20ste eeuw
➢ Dominante discours: moederschapsideologie en het burgerlijke kerngezin
• Moederschapsideologie
- Voor industriële revolutie: ambacht (thuis)
- Nieuw aan arbeid in industriële revolutie: vrouwelijke arbeid werd zichtbaar (buitenshuis)
- Kinderzorg = genderscheiding → Kinderen zijn een vrouwenzaak, als moeder
verantwoordelijkheid niet opneemt dan zijn het andere vrouwen die het doen
• Het burgerlijk kerngezin
- 1 inkomen
- Mannelijke pater familias
- Werkende vrouw is verdacht, vrouw zorgde voor de opvoeding van het kind
➢ Harde realiteit: verstedelijking, lage lonen, armoede, slechte huisvestiging
• Industriële revolutie
- Ca. 15 mensen per woning
- 70 uren werkweek
- 1 Kg vlees = 87% dagloon
- 1 Kg brood = 12%
- Kindersterfte!
• Scheiding woon-werkplaats
• Gezinsinkomen = individueel inkomen (man + vrouw: werken om gezin levend te houden)
➢ Liberale welvaartsstaat (geen bemoeienissen van de staat, burgerij maakt wetten) zorgde voor:
• Sociale onrust
• 1886: eerste staking
➢ Nood aan: een sterk en mooi ras
➢ Gezondheid als economisch goed (arbeidskracht)
➢ De natiestaat
➢ Consensus over:
• Geen interventie van de staat
• Maar wel interventie in arme gezinnen (arbeidswijken)
➢ Sociale maatregelen en private initiatieven van verlichte (filantropische) en
katholieke (caritatieve) burgers trachten de grootste onlusten te voorkomen
• Richten sociale werken op met een missie op:
- het medische vlak (preventie van kindersterfte)
- het sociale vlak (preventie van de strijd tussen de klassen)
➢ Kindbeeld: het frêle kind
• Als kapitaal voor de natie
• Als kwetsbare kind
• Als bron van onkosten ipv inkomsten (afschaffing kinderarbeid)
• Kindertijd als afzonderlijke tijd
• Als kapitaal en fragiele kind
➢ Bouverne-De Bie: Parallel tussen arbeidsverbod, leerplicht en kinderbescherming
➢ Belangrijke verschuiving in de maatschappelijke positie van vrouwen en kinderen
• Verantwoordelijke moeder in 2 opzichten:
1. Verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind
2. Verantwoording verschuldigd aan de samenleving hiervoor
 Neemt de moeder haar verantwoordelijkheid niet op dan dienen andere (burgerlijke)
organisaties/gemeenschap in te grijpen.
3

,➢ Het grote beschavingsoffensief
• ‘machine’ (Deleuze) of ‘technique’ (Foucault) van individuele opvoedingsondersteuning
komt op gang
• Zal private leven van arbeidersgezinnen reguleren en normaliseren
• De puériculture of kinderverzorging wordt een middel om de arbeidersklasse te domesticeren
➢ Het publieke kind
• Het kind, voor zover het uit zeer specifieke milieus komt, wordt toenemend
onderworpen aan het toezicht en de inmenging van de burgerij
➢ Het ontstaan van:
• Raadplegingen (nog steeds)
• Melkdruppels (niet meer, vrouwen gingen kort na de bevalling weer werken →
burgerij zorgde voor karren met koemelk)
• Kinderopvang
➢ Kinderopvang ging zich gescheiden van kleuterschool ontwikkelen
• Frankrijk als model voor de eerste Belgische crèches
• Naast de crèches een salles d’asile voor kinderen tussen 2-6 jaar → voorlopers
kleuterschool → zowel een zorgende als educatieve taak
• Salles d’asile geïnspireerd door de Engelse infant schools
• Opvallend aan kinderdagverblijven:
- Ging over private initiatieven die opgericht werden door liefdadigheidsinitiatieven
- Foto’s om te tonen hoe goed het was
- Geen kinderen op foto’s → wel tonen van ramen (verlichting), orde/hygiëne, verwarming

➢ Discussie tussen Henri Velghe en Elise Plasky
1) Henri Velghe
 Dr rechten
 Dr Kunstgeschiedenis
 Dr Politieke en sociale wetenschappen
 Kabinetssecretaris onder de katholieke minister Carton de Wiart
 Secretaris-generaal Sectie Hulp en Bescherming aan de Werken voor
Kinderwelzijn van het Nationaal Hulp- en Voedingscomiteit
 Secretaris-generaal Nationaal Werk voor Kinderwelzijn
 Kabinetschef van minister Henri Jaspar + 2 1ste ministers
 Behoort tot de APIC (Association des Patrons et Ingénieurs Catholiques)
 Binnen de politiek is hij te situeren in conservatieve, ‘rechtse’ katholieke kringen

• Investeren in raadplegingen
- Investeren in de raadpleging, want in de raadpleging zullen we de
moeders kunnen overtuigen van de moederlijke plicht en dan hebben
we de crèches niet meer nodig
• Kinderopvangen zijn er voor het welzijn
- Kinderopvang is welzijn en is noodzakelijk voor welzijn, maar heeft
niets met opvoeding of onderwijs te maken
• Kinderopvang is een noodzakelijk kwaad en geen educatief milieu
- Noodzakelijk: in de strijd tegen armoede
- Kwaad: zou arbeidersmoeders aanzetten om zich van hun moederlijke
plicht te ontdoen
• Crèches zijn een private aangelegenheid
- Creches zaak van liefdadigheid (private verantwoordelijkheid van opvoeding)
• Arbeidersvrouwen normaliseren




4

, 2) Elise Plasky
 1ste vrouwelijke arbeidsinspectrice
 Inspectrice crèches
 Komt op de werkvloer en interviewde arbeidersvrouwen
 Verdedigde het recht op arbeid voor de vrouwen
 Publiceert over crèches, alcoholisme, kinderbescherming, vrouwenarbeid, …
• Investeren in crèches
- kinderopvangen nodig als de logische voorloper van de kleuterschool,
raadpleging is niet eens open aangezien vrouwen op die uren werken
• kinderopvangen zijn er voor de opvoeding
- Kinderopvang moet een recht zijn voor elke moeder
• Kinderopvangen zijn een recht voor het gezin
• Crèches zijn een publieke aangelegenheid
- Crèches zouden een recht moeten zijn (publieke verantwoordelijkheid van
opvoeding)
• Arbeidersvrouwen emanciperen

2. De twee wereldoorlogen
➢ Verschillende lezingen van deze periode:
1) Latentieperiode : periode waarin bitter weinig gebeurt
- Stagnatie van het aantal kindplaatsen in de kinderopvang
- Kinderopvang als noodzakelijk kwaad
- Visie van vrouw aan de haard (<-> Plasky)
- Volgens typologie van Esping-Anderse: concept van de liberale welvaartstaat: Kinderopvang is
van bijkomende, residuele aard en georganiseerd volgens een bijstandconcept
2) Periode als breuk, scharnierfase in de ontwikkeling van de kinderopvang
- Wet van 1919 : Nationaal Werk voor Kinderwelzijn
- Periode voor en na WOI: legalisering en verstaatsing van de kinderopvang
- Wetten ivm vrouwenarbeid en kinderzorg dringen de vrouw terug ih huishouden
- Periode waarin de kinderopvang voor het eerst gesubsidieerd, gereglementeerd en
geïnspecteerd wordt door de overheid
3) Relatie tss kinderopvang en ouders, de maatschappelijke functie ervan en het
discours dat de kinderopvang construeert
- Popkewits: De historisch verworven gedachte dat pedagogiek er is om het kind te
redden voor de samenleving en de samenleving te redden door het kind
- 1e helft 20e eeuw: centrale bezorgdheid = kindersterfte
▪ Strijd hiertegen = afhankelijk van de visie op moeders en kinderen
▪ Kinderen: frêle, tabula rasa, nood aan zorg
▪ Moeders: slachtoffers en daders
- Dit wantrouwen legitimeert de inmenging van de overheid bij de opvoeding van het kind
- Actie = overnemen van de opvoeding en controle
 Eigen aan deze periode is niet het discours over kinderen en gezinnen, maar wel de
omvang van de overheidsinterventie.

➢ Armoede blijft:
• 1 dagloon = 1,2 Kg vlees
• 1 dagloon = 7,5 Kg brood
➢ 1911: wet die vrouwenarbeid beperkt
• Beperking van recht op werkloosheidsuitkering en loon
• Kinderopvang werd gesubsidieerd, gereglementeerd en geïnspireerd door de overheid



5

, ➢ 1919: Relief for the Belgian children (door de oprichters van het nationaal werk voor kinderwelzijn: NWK
→ nationale koepel van liefdadigheid)
• Gesubsidieerde vrijheid (dubbele vrijheid)
- Vrijheid van het private initiatieven (om zichzelf op te richten)
- Vrijheid van het NWK om te handelen zoals zij wensen te handelen
• Ode aan private initiatief
• Staat subsidieert niet rechtstreeks, maar via autonoom organisme
• Waarvan het het bestuur niet bepaalt, noch de regels
• Subsidie is recht van private organisatie
• Geen programmering
• Overheid steeds subsidiair (tweede instantie)
➢ 1934: geen vrouwen in openbare diensten
➢ 1939: versoepeling
➢ 1945+: opnieuw verstrenging

➢ Het frêle kind:
• Het kind als kapitaal
• Het kind als investering
 De verantwoordelijke moeder → op 2 manieren
1. Als slachtoffer (van de armoede, van gebroken gezinnen, van de slechte zeden, …)
2. Als daders (van verwaarlozing) → slachtoffers van hun daden niet alleen kind, maar
de hele gemeenschap
 Een “machine” gebaseerd op filantropie en caritas (gunst ipv recht)
 Kinderopvang als noodzakelijk kwaad en onthaalouders zijn verdacht (afkeer tov van hen)
 Microphysique du pouvoir: een bepaalde wijze van politieke en gedetailleerde
investering in het lichaam
- Verschil tussen de kwantitatieve middelen die in deze periode toenemen en
anderzijds het dwingend karakter van de opvoedingsondersteuning

3. De jaren 50tig en 60tig
➢ Kindersterfte daalt
• Makkelijker investeren in kinderen
➢ Legitimering?
• legitimering van NWK verdwijnt: gaat op zoek naar nieuwe legitimeringen (geestelijke gezondheid)
➢ Emotionele en psychologische investering in het kind wordt mogelijk
• Gezin wordt een koesteringsinstituut en heeft een therapeutische waarde
• Psychologisch discours hecht weinig waarde aan de beleving van het gezin zelf → de
gezinsmoraal van de bourgeoisie wordt opgedrongen
• Opkomst vd psychologie wordt vaak gezien als een trendbreuk in de geschiedenis vd
kinderzorg, omdat zij breekt met de medisch-hygiënische traditie
➢ Ontwikkelingspsychologie
• Kind geen waarde op zich
• Ontwikkelingsstadia als staving van universele noden en behoeften van kinderen
→ gaat om wat kinderen NU moeten doen om LATER iets te worden
• Kritiek Erica Burman:
- decontextualisering van de kinderen en moeders
- illusie van universalisme
- Onderzoek op blanke middenklassengezinnen, maar resultaten veralgemenen naar iedereen
➢ Attachment
• Gehechtheidstheorieën worden ook onder vuur genomen
➢ Zoo Humane (wereldtentoonstelling) → soort menselijke dierentuin
• Toont sfeer van de tijd (jaren 50tig en 60tig) → periode van optimisme
• Sociaal pact, de lonen stijgen, vakbonden opgericht, periode van babyboom,
kindersterfte daalt
6

, ➢ Behoefteconcept
• Concept dat kind objectiveert en zo ouder uitsluit van de dialoog over een
pedagogiek voor de voorschoolse voorzieningen
• Toeschrijven van behoeften heeft (volgens Woodhead) het effect dat de
opvoedingstaak gereduceerd wordt tot een empirische taak
• Behoeften verbinden met universele eigenschappen → resultaat van wetenschappelijk
onderzoek als basis voor een sociale en opvoedkundige politiek of praktijk
• Behoeften verbinden met culturele constructies → persoonlijke waarden en culturele ideologieën
veel grotere invloed dan de autoriteit van het beleid en de professionele praktijkman
➢ Psychologisering
• Versterkt dubbele verantwoordelijkheid en legitimeert het ingrijpen van de samenleving
- Verantwoordelijkheid emotioneel welzijn van het kind
- Verantwoording verschuldigd aan samenleving over hoe moeder zorg draagt voor het
welbevinden van het kind
➢ Het cellulaire kind
• Parallel tussen psychologische en medische (hygiënische) discours
- Geen contacten binnen-buiten (vb. leeftijdgroepen, individuele ‘boxen’, Les institutions
complètes et austrères (Foucault), …)
- Geen contacten tussen kinderen
- Argwaan tegenover ouders
- Kinderopvang blijft noodzakelijk kwaad
- Decontextualisering

p.64 - kinderdagverblijven (blijven op relatief laag pitje, maar aan
het einde van de jaren 60 ander verhaal → 2de feministische
golf (recht op arbeid voor vrouwen) )

- peutertuinen: 18 maan tot 3 jaar → kleine
kinderdagverblijven die gekoppeld aan kleuterscholen

- kinderdag- en nacht verblijven (geen toekomst)

- kleintjesorden stagneren/dalen, onder invloed van de
gehechtheidstheorie

- Publiek stagneert langzaam


4. De jaren 70tig
➢ Het uitbouwen van de welvaartsstaat
• Grote uitbreiding van de kinderopvangen en versterkt daarin de stem van de politiek
- Overheid geen aanbieder van dienstverlening, overheid financier
- Autonomie zuilen
- Belangengroepen buiten de zuilen die zich mengen in het debat
➢ Gunstige economische situatie
• Vrouwelijke tewerkstelling stijgt van 26 naar 60% in 10 jaar en verandert ook (gaat niet om
overleven, maar over hoger gestudeerde vrouwen die werken omdat ze dat willen)

4.1 Uitsluiting
➢ Sterke veranderingen van de kinderopvang
1. Aanbod is sterk toegenomen
- Door de politieke wil van de ministers van Volksgezondheid en Begroting,
onder meer onder invloed van de feministische beweging.
- Welvaartsvoorziening: liberaal concept → concept van het conservatief-
corporatistisch type (= sociale voorziening: daardoor blijven de sociale
verschillen tussen gezinstoestanden bestaan)
- Pas rond 20e eeuw: sociaal democratische type (= kinderopvang is een
basisvoorziening voor iedereen)

7

, 2. Dominante rechtvaardiging van de investeringen in de kinderopvang
- de vrouwelijke arbeidsparticipatie
- de nood aan collectieve voorzieningen binnen een gelijkekansenbeleid
- Kinderopvang blijft een tewerkstellingsinstrument en geen pedagogisch milieu
- Hogere socio-economische doelgroep
- Tendens uit de jaren 50-60 tot gelijkschakeling stopt door de economische
crisis van midden jaren 70
 Maatschappelijke ongelijkheid neemt opnieuw toe
▪ Dubbele functie kinderopvang:
1. Werkgelegenheid voor hoger opgeleide vrouwen
2. Compensatie voor arbeiderskinderen
 Matheüs effect:
▪ Jaren 60 : Mentaliteitswijziging
▪ Jaren 70 : Aangepaste regelgeving
▪ Jaren 80 : Bezuinigingspolitiek

4.2 Pedagogisering en massamedia
➢ Belangrijke evoluties op wetenschappelijk vlak = Psychologie
• Opvoeding van het jonge kind krijgt steeds meer aandacht
• Nadruk steeds meer op het gezin als opvoedingsmilieu en op de voorschoolse leeftijd
➢ Massale vulgarisering van de psychologie en de pedagogie van het jonge kind
• Dit heeft de kindbeelden, de moeder- en vaderbeelden en de beeldvorming over
kinderopvang grondig beïnvloed

4.3 De Olympische Spelen van de ontwikkeling en de therapeutische ouder
➢ Kindbeeld ‘psychologische kind’ van de jaren 60 wordt versterkt
➢ Voorspelbare kind
• Door vooruitgang in de medische en kwantitatieve Ontwikkelingspsychologie
➢ Ontwikkelingen in de psychologie zijn divergent aan de neo piagetianen, neo
Bowlbyanen, en neo Lacanianen:
• Accent op eerste levensjaren
• Gezin als primair opvoedingsmilieu
• Kind als actief individu
• Kind dient individueel aangepakt te worden
➢ Verder psychologiseren van het kind zorgde voor:
• Een kritischere kijk naar kinderopvangen
• Vragen stellen bij hygiënische aanpak
➢ De ‘Child centered pedagogy’:
• Ouder moet kijken naar de behoeften van het kind, rekening houdend met zijn
ontwikkelingspeil, en dus zullen ook het kind en zijn ouders een blaam krijgen als de
ontwikkeling het vereiste peil niet raakt
• Raadgevingen steeds gebaseerd op observaties van kinderen in de midden- en
hogere klassen → de norm
➢ Tijdens de post ’68-beweging en hun democratiseringsgedachte → toenemende zorg voor
de zelfexpressie van kinderen, getheoriseerd in de emancipatorische aanpak
• Zelfexpressie (sinds jaren 70 belangrijk):
- Zelfcontrole als een vorm van zelfinquisitie
- waarde zelfexpressie is cultureel bepaald
- niet per se expressie van het eigen individu, maar steeds via thuis aangeleerde
conventies loopt, waardoor deze verschillen zichtbaar tussen zelfexpressie
• Universeel concept van expressie:
- door de klasse-, gender- en cultuurverschillen niet te onderkennen wordt dit
geconstrueerd
8

, ➢ Kritiek op de zelfexpressie
• Moeder-kindinteracties die in middenklasse bevorderend zijn, zijn niet meteen
ontwikkeling bevorderend in andere maatschappelijke groepen = culturele variaties
• Zetten individu in centrum van de actie, waardoor de aandacht voor de relatie tussen
de kinderen volledig verdwijnt = volledige aandacht voor interactie volwassene-kind
• De ouder wordt speltherapeut die de assimilatie of de verwerking van ervaringen mogelijk zal maken
4.4 Pedagogisering
➢ 2 gedachten in de jaren 70tig:
1. De hygiënische bezorgdheid
2. Pedagogisering
1. NWK verliest monopolie over het beleid → zal zich op een andere terrein profileren:
• Dat van de regelgeving over de interne werking van de opvangsinstellingen
- Vergaande regulering gebeurd op hygiënische gronden, maar zonder in
tegenspraak te zijn met de toen dominante ontwikkelingspsychologie
- Althans op niveau van beleid, op niveau van terrein is er meer polemiek
2. Regelgeving: compartimentering in tijd en ruimte:
• Tijd: kinderen worden volgens hun geboortedatum van elkaar gescheiden en als
aparte groep behandeld. Gestaafd door aparte behoeften
• Ruimte: kinderen worden in afzonderlijke compartimenten opgevangen die relaties
tussen kinderen bemoeilijken. → panoptisch model: sluit elke interactie uit!
 Elk kind wordt nog eens gecompartimenteerd in een motorische ontwikkeling,
een sociale, een emotionele en een taalontwikkeling → illusie van de disciplinaire
functie van het panoptisch model

3. De ontwikkelingspsychologie die opgang kwam heeft de kritiek op de strikte regelgeving
doen toenemen
• Pleit voor verschillende zaken:
- Pleiten voor een verbeterde relatie met de ouders
- Beter opleiding voor het personeel
- Gemengde leeftijdsgroepen, …
• Taak kinderverzorgster: van zorgende aard
- Dominante psychologen mogen niet in concurrentie treden met de moeder
• Weten wat goed is voor ‘het kind’
- Door pedagogisering zal functieprofiel wijzigen in een technicus van de ontwikkeling
- Door gebruik van observatieschalen en soortgelijke instrumenten zal men beter gewapend
moeten worden om de behoeften van kinderen te bepalen en daarop gepast te reageren
4.5 Institutionalisering
➢ Nieuwe subsidiëringsvormen → strengere eisen van de overheid over de uitzicht
van de kinderopvang
• Op intern vlak: regelgeving bijzonder gedetailleerd
- Leggen vast welke diploma’s het personeel moet hebben
- Hoeveel vierkante meter elk kind en elk personeelslid ter beschikking heeft
 Hangt samen met de 100%-subsidiëring van de werkingskosten
 Overheid bepaalt welke vormen van kinderopvang volledig gesubsidieerd worden
 Opkomst van het “alles of niets systeem” → vorm van centralisatie
 Statische kinderopvang die het moeilijk heeft om in te spelen op
veranderingen, wat betreft lokale verschillen of evoluties in de tijd
• Op extern vlak: ontbreekt
- De representatieve aard van de raad van bestuur
- De inspraak van de ouders of de lokale samenleving
- De samenwerking in het middenveld
- De opnamepolitiek
- Het sociale programma
9

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lotteblondeel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,56. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 71498 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,56
  • (0)
  Kopen