Manon, Floor en Bo
HRN-E02
Rechtsvinding en ethiek
Er zijn 3 varianten van ethiek en recht:
- Ethiek buiten het recht
Voorbeeld: een deel van het leven is niet juridisch geïntegreerd. Je hebt ook onuitgesproken
of ongeschreven regels.
- Ethiek binnen het recht, maar geen strijd met het recht
Voorbeeld: je woont naast een huis waar veel feestjes zijn met hard geluid. Je kan de politie
bellen, aangifte doen, civielrechtelijk kort geding. Maar hoe beslis je welk instrument
je inzet? Of doe je niks of ga je eerst praten? Dat hangt van een aantal factoren af.
Je hebt een keuze, dus het is een ethische vraag. Je handelt niet in strijd met het
recht, maar moet een juridische keuze maken.
Je hebt een vordering van 800.000 EU op een bedrijf. Je kan schikken of naar de burgerlijke
rechter?
- Ethiek binnen het recht, maar met strijd met het recht
Je handelt in strijd met het recht. Je maakt je eigen afweging, maar in hoofdlijnen zijn alle
afwegingen hetzelfde.
Voorbeeld: de film
Week 1
Hoofdstuk 2
Het beoefenen van de rechtsgeleerdheid is de kunst van ‘ars aequi et bono’ oftewel
het redelijke (eerlijke) en billijke (aanvaardbare).
Het klassiek natuurrecht handelt over het goddelijke recht en bestaat onafhankelijk
van de rechtsregels die door mensen gemaakt zijn, klassiek natuurrecht wordt ook
aangeduid met goddelijk recht. Goddelijk recht kan antwoord geven op ethische
vragen. Denk hierbij aan de tien geboden.
Ieder mens definieert zijn eigen geluk en eenieder mag dit recht op geluk nastreven.
De staat is neutraal, dat wil zeggen dat religieuzen hun godsdienst in de praktijk
mogen toepassen. Het geloof is een keuze die in een onaantastbare vrijheid
gemaakt moet kunnen worden, dit is de basis voor de vrijheid van godsdienst art. 6
GW.
In tegenstelling tot een godsdienst hoeft bij een levensovertuiging geen relatie te
bestaan met een god. Het omvat een samenhangend geheel van ideeën die de
gehele levensopvattingen doortrekt en die samenhangt met het geweten.
Iedere godsdienst en levensovertuiging wordt in Nederland. Gelijk behandeld art. 1
GW.
Het natuurrecht werd in Nederland in de 18 e eeuw vastgesteld, door de menselijke
rede, het menselijk verstand. Hierbij is van belang dat er in het Nederlandse recht
geen band is tussen enerzijds religie of kerk en anderzijds de staat. Deze mening
over de ratio vooronderstelt dat ieder mens ongeacht tijd en plaats gelijk is en door
zijn verstand een aangeboren gevoel heeft te bepalen om het goede te doen en het
kwade te laten.
Hoofdstuk 3
Ethiek is nadenken, praten, wikken en wegen, maar kan ook een oplossing bieden. Normen,
regels over goed en kwaad gedrag en waarden spelen een belangrijke rol.
Wijsheid ontstaat volgens Kees Boele door logica (goed nadenken) en door welsprekendheid
(in woord en geschrift), maar ook de ethiek is van belang voor wijsheid.
, Manon, Floor en Bo
HRN-E02
Volgens de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v. Chr.) is het persoonlijk geluk het hoogste
goed in het menselijk leven. Geluk betekent o.a. het vrij zijn van lichamelijke en geestelijke
pijn.
Filosofie = wijsbegeerte
Filosofie bestaat uit 2 woorden: philein en sofos = liefhebben van de wijsheid.
Filosoferen is een intellectuele activiteit waarin men de problemen overdenkt waarmee de
mens in de samenleving wordt geconfronteerd. Uit deze activiteiten ontstaan inzichten, visies
en theorieën.
Ethische aspecten:
Griekse wijsgeer Socrates (470-399 v. Chr.)
Hij is de eerste die kennis over het denken, met name de ethiek, onderzocht. Hij onderzocht
gesprekken met deelnemers. Hij stelde de wat-is vragen, waarom-vragen en de doorvragen
(socratische methode). Socrates liet zijn gespreksdeelnemer eerst een ethisch onderwerp
beschrijven. Daarna werd deze omschrijving door hem bekritiseerd door het
tegenovergestelde te betogen. Uiteindelijk ontstond er in de dialoog een patstelling, waarin
de leerling niks anders kon dan erkennen dat hij slechts denkt iets te weten.
De dialogen hadden een protrepische functie, dat wil zeggen dat de dialoog waarin
Socrates zich concentreerde op de logische weerlegging, die moest leiden tot een
filosofische levenshouding waarin men niet tevreden is met snelle oplossingen of
antwoorden. De zoektocht moest leiden tot deskundigheid over een concreet onderwerp.
Uitspraak 🡪 Het is onmogelijk om het goede niet te doen als je het eenmaal kent.
In de dialogen gebruikte Socrates de kunde van de vroedvrouw (maieutiek). Via de logische
weerlegging (met ironie) maakte Socrates de geest van zijn leerlingen vrij van
veronderstelde kennis. De leerling dacht kennis te hebben, maar door het stellen van vragen
werd de geest vrij gemaakt. Als de geest schoon gemaakt was, probeerde Socrates de
deelnemer in contact te brengen met de ware kennis. De ware kennis is al in de geest, maar
het verkeerd nog in een sluimertoestand. Hij is zich nog niet bewust van zijn ware kennis. Hij
leerde zijn leerling bewust te worden van de waarde van de werkelijk kennis. Dit alles weten
wij door boeken van zijn leerling Plato (427-347 v.Chr. ). Socrates werd beschuldigd van het
verpesten van de jeugd en het ontkennen van het bestaan van goden. Hij kreeg de
doodstraf: drinken van en gifbeker. De eerste slok offerde hij aan de goden.
- Filosofen kunnen verschillende oplossingen geven.
Ieder mens definieert zijn eigen geluk en ieder mens mag dit geluk nastreven. Dat recht heeft
ieder mens. De Staat bepaalt dus niet wat zijn onderdanen (burgers) gelukkig maakt.
Aristoteles 🡪 Hij is dus geen egoïst. Wat verstaat Aristoteles onder geluk? Bedoelde hij
hiermee zintuigelijk genot? Het verkrijgen van een subjectieve toestand van
welbevinden? Doorzien, horen, voelen, ruiken en proeven. Aristoteles oordeelde dat
de zintuigen van een mens een sterk subjectief positief voelende emotionele ervaring
bieden. Dan moet je denken aan blijdschap, lust, voldoening en euforie. Maar
zintuigelijke genot biedt volgens hem geluk voor grazend vee, maar niet voor de
mens. Onder geluk wordt door Aristoteles dus niet verstaan de spontane bevrediging
van menselijke verlangens en begeerten. Bedoelde hij met geluk de levensvorm die
alleen gericht is op het verdienen van geld? Nee. Men wint of vergaart veel geld en
bijv een jaar later is men diep ongelukkig (denk aan inflatie of verveling omdat je niet
meer hoeft te werken). Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat materialisme veelal
leidt tot een neiging om obsessief zaken te kopen als vorm van een medicijn tegen
nare, vervelende gevoelens. Het verband tussen welzijn en materialisme is vaak
negatief. In deze levensvorm verkrijgt de mens dus niet het geluk.
- Deel 3
De deugdethiek van Aristoteles (384-322 v.Chr. )