1. Not magic
Regels voor argumentmappen:
1) The Golden Rule
Ieder argument moest bestaan uit 2/meerdere co-premissen.
2) The Rabbit Rule
Iedere significante term van de conclusie, moet ook voorkomen in een van de premissen. Dit
zorgt ervoor dat er een connectie is tussen de premissen en de conclusie.
3) The Holding Hands Rule
Als een term voorkomt in een van de premissen, maar niet in de conclusie, dan moet die
term ook voorkomen in de andere premisse. Dit zorgt voor een connectie tussen de co-
premissen.
,Home assignment 2:
Facione, P. (1998). Critical Thinking: What it is and why it counts.
Kritisch denken kun je niet zomaar beschrijven. Het is denken met een doel (een punt bewijzen,
interpreteren wat iets betekent, een probleem oplossen), maar het kan een collaboratief, niet
competerend streven zijn.
De cognitieve skills die hierbij horen zijn: interpretatie, analyse, evaluatie, conclusies trekken,
verklaren en zelfregulatie.
- Interpretatie: Het begrijpen en uitdrukken van een betekenis of de significantie. Hiervoor
moet je kunnen categoriseren, de significatie bepalen en de betekenis verduidelijken. Bijv.
een probleem herkennen en beschrijven zonder zijn biases.
- Analyse: Het identificeren van relaties tussen verklaringen, vragen, concepten etc. Hiervoor
moet je ideeën onderzoeken, argumenten detecteren en deze analyseren.
- Evalueren: Geloofwaardigheid van de argumenten beoordelen. Bijv. de gelijkenissen en
verschillen tussen 2 benaderingen voor de oplossing identificeren.
- Conclusies trekken/inferentie: Elementen bepalen die nodig zijn om conclusies te kunnen
trekken.
- Verklaren: Je resultaten op een overtuigende en coherente manier presenteren.
- Zelfregulatie: Hierdoor kunnen kritische denkers hun eigen denken verbeteren. Het is ook
wel meta-cognitie, brengt het denken naar een ander level. Zelfregulatie is het monitoren
van je cognitieve activiteiten.
De Delphi Research Method
Deze methode is ontwikkeld om ervoor te zorgen dat experts kunnen nadenken over iets, over grote
afstanden en tijd. Een centrale onderzoeker organiseert de groep en geeft een vraag. Deze krijgt van
iedereen reacties, en vat deze samen en stuurt ze terug naar alle leden voor reacties, antwoorden en
extra vragen.
Kritisch denken gaat erover hoe je problemen en kwesties benaderd, maar het is nooit zeker dat je
de waarheid vindt. Het is overal in je leven; pervasive.
Systemen:
- Systeem 1
Hierin steunen mensen op een aantal heuristieken, belangrijke kenmerken, ideeën en
herinneringen om snel tot een oordeel te komen. Het is vooral handig in vertrouwde situaties
waarin korte en onmiddellijke acties nodig zijn. Intuïtief, reactief, snel en hollistisch.
- Systeem 2
Meer deliberatief, reflecterend, computationeel en regelgestuurd. Het is handig bij het maken
van beslissingen in onbekende situaties en je tijd hebt om dingen uit te vogelen. Het is redeneren
op basis van wat je hebt geleerd door analyses, evaluaties, verklaringen en zelfcorrectie.
,Heuristieken:
- Systeem 1
o Availability
Persoon neigt ernaar om onnauwkeurige schattingen te maken van de kans dat iets
weer gebeurt.
o Affect
Wanneer je meteen een positieve of negatieve reactie hebt. Het kost veel actie van
systeem 2 om deze bias te overwinnen.
o Association
Wanneer een woord of idee je ergens anders aan doet denken.
o Stimulation
Wanneer je je inbeeldt hoe een gesprek zal gaan of hoe je behandeld moet worden
door een ander, of wat een ander zal zeggen.
o Similarity
Als je jezelf vergelijkt met anderen, en wanneer iets gebeurt bij deze persoon, je
denkt dat dit ook bij jou kan gebeuren.
- Systeem 2
o Satisficing
Wanneer je je alternatieven overweegt. Temporizing = bepalen dat iets goed is voor
dit moment.
o Averse to risk and loss
We maken beslissingen op basis van wat we niet willen verliezen, niet op wat we
kunnen winnen/krijgen. We willen risico en verlies vermijden.
o Anchoring with adjustment
Wanneer je vindt dat je evaluatief oordeelt.
o Illusion of control
Overschatten van het vermogen om te kunnen controleren wat er gebeurt.
o Hindsight bias
Overschatten hoeveel invloed je acties hebben op een gebeurtenis of de
verantwoordelijkheid voor zaken die mis gingen onderschatten.
Dominance structure: een theorie die suggereert dat wanneer je een bepaalde optie goed genoeg
vindt, je de neiging hebt om de positieve kanten te verbeteren en de tekortkomingen te
verminderen. Het wordt de dominante optie. Als je eenmaal een optie hebt gekozen, blijf je zeker
over deze optie.
5 stappenplan kritisch denken, problemen oplossen en beslissingen maken.
I = probleem identificeren en prioriteiten stellen
D = begrip verbeteren en relevante informatie verzamelen
E = opties opsommen en consequenties anticiperen
A = situatie beoordelen en een voorafgaande beslissing maken
S = het project van zelfcorrectie onderzoeken
, Peirce, C. S. (1877). The Fixation of Belief. Popular Science Monthly, 12, 1-15.
Redeneren is pas goed wanneer je een juiste conclusie krijgt, uit juiste premissen.
Het is bedoeld om dingen te vinden die je nog niet weet, door te beschouwen wat je wél weet.
De mind heeft wel een voorkeur voor bepaalde conclusies.
Er is een verschil tussen beliefs en doubts, dus tussen twijfelen en geloven.
- Beliefs: begeleiden onze wensen en vormen onze acties. Het is een soort indicatie van het
feit dat er gewoonten zijn die je acties bepalen. Dit effect is niet aanwezig bij doubts. Geloof
is een kalme en voldoende staat die je niet wil vermijden of veranderen.
- Twijfel : een ongemakkelijke en ontevreden staat waarin je worstelt om in de staat van
geloof te komen.
Beide hebben verschillende positieve effecten. Twijfel is minder actief, maar het stimuleert wel om
onderzoek te doen zodat een probleem opgelost kan worden. Belief zorgt niet meteen voor actie,
maar zorgt ervoor dat je je op een bepaalde manier gedraagt bij een bepaalde gebeurtenis.
De irritatie van twijfel veroorzaakt een struggle om een staat van geloof aan te nemen = struggle
inquiry. Het doel van onderzoek (inquiry) is het aannemen van een mening -> wij zoeken niet per se
naar een ware mening: zodra een geloof is bereikt zijn we geheel tevreden, ongeacht waar of niet
waar => eigenlijk zou het einde van onderzoek “bewijs” moeten zijn. Wij denken dat wat wij geloven
waar is
The four methods of fixing belief
- Method of tenacity
Vasthouden aan je eigen belief en negeren van bewijs tegen jouw belief
Het denken dat het juist is wat je gelooft, maakt ook het leven makkelijker. Bijv. mensen die
geloven naar de hemel te gaan, zullen sneller tevreden zijn in het leven als het slechter gaat
Deze methode van fixing belief = method of tenacity zal echter niet blijven in de praktijk:
mensen zullen van elkaar zien dat andere mensen ook andere dingen geloven hetgeen het
vertrouwen in eigen geloof aan het wankelen brengt, omdat je andermans meningen
beïnvloedt, wordt het probleem hoe je geloof vastzet geen individueel probleem, maar een
gemeenschapsprobleem
- Method of authority
Wanneer volledige overeenstemming niet op een andere manier bereikt kon worden, bleek
er een algemene slachting van diegene niet anders gedacht hebben een effectieve manier
om een bepaalde mening in een land neer te zetten
Gelovigen moesten een lijst met adviezen aanvaarden om ze zo radicaal mogelijk te scheiden
van de invloed van de rest van de wereld Hele effectieve methode, maar: geen enkele
institutie kan bereiken dat ieders opinie gereguleerd wordt. Deze imperfectie is geen bron
van zwakte zolang als meningen binnen een cultuur elkaar niet beïnvloeden. Er zullen echter
altijd mensen zijn die de mogelijkheid hebben om verder te kijken en naar andere culturen te
kijken dit leidt tot twijfel in minds