Hoofdstuk 1: Persoonlijkheid
Persoonlijkheidsleer: psychologie van de persoonlijkheidsleer. De kennis van de persoonlijkheidsleer
word samengevat in een theoretisch model. Dit model is een herleiding/afleiding van de
werkelijkheid. Theorieën geven een deelverklaring aan menselijk gedrag in bepaalde situaties.
Het begrip persoonlijkheid
Persona: masker (hoe iemand door de buitenwereld word gezien, niet hoe hij echt is) of personage
(de rol die iemand vervult). Persoonlijkheid: individu met een karakter, bepaalde eigenschappen.
Gedragskenmerken: zorgen ervoor dat we iemand steeds herkennen als dezelfde.
Wetenschappelijke uitspraken dienen expliciet (exact) en toetsbaar te zijn. Werkwijze
wetenschappelijke methode: gegevens ordenen en definiëren, gebruik van gestandaardiseerde
methodes om gegevens te verzamelen, gebruik van theorieën om gegevens te interpreteren en
hypothese te stellen voor verder onderzoek.
Definiëren van het begrip persoonlijkheid
Visie: veronderstellingen die de wetenschapper door beredenering aanneemt. Redeneren is een
gedachtegang ontwikkelen.
Plaats van de persoonlijkheid
De persoonlijkheidsleer kent een aantal studieobjecten:
- De mens als persoon in zijn algemeenheid
- Alle leeftijdsfasen
- De psychisch gezonde/zieke mens
- Het menselijk denken, voelen, willen als lichaam en geest.
Klinische psychologie: gericht op de psychisch zieke mens. Persoonlijkheidspsychologie: gezonde +
zieke mens. Psychometrie: het meten van de psychologie d.m.v. tests. Persoonlijkheidstheorieën
zijn bruikbaar voor arbeid, sport, recreatie, politiek en rechtspraak.
Methoden ter bestudering van de persoonlijkheid
Uitgangspunt persoonlijkheidspsycholoog: de persoon in zijn totaliteit begrijpen. Werkterrein
persoonlijkheidspsycholoog: theorievorming (theorieën die aansluiten bij de hedendaagse manier
van denken), diagnosestelling (onderscheiding, bepalen van een toestand), psychotherapie
(behandelingsvorm die een genezend effect heeft op een mentale, emotionele of gedragsstoornis),
research (idiografische benadering het unieke, individuele. Nomothetische benadering het
algemene, universele).
Methoden om persoonlijkheidsleer te beschrijven:
- Introspectie: zelfwaarneming, de systematische studie van onze eigen psychische processen.
- Retrospectie: observeren we de herinnering van het verschijnsel.
- Extrospectie: de observatie van het gedrag door een observator.
Gedragsobservatie: gestructureerd laboratorium, observatiekamer. Ongestructureerd
onderzoeker noteert zijn eigen eerste indrukken. Semigestructureerd notities maken n.a.v.
aandachtspunten.
Verbaal gedrag: inhoudelijk niveau (letterlijke boodschap), betrekkingsniveau ( manier waarop de
boodschap wordt opgevat). Non-verbaal gedrag: zichtbare factoren en hoorbare factoren.
Fenomenologische methode: verschijnselen te zien zoals zij zichzelf laten zien, onbevooroordeeld
waarnemen.
Experimentele methode: experimenteren om veranderingen te identificeren om zo oorzaak, gevolg
of relaties op te sporen. Methoden: inprentings- of prikkelmethode een prikkel op de persoon
1
,laten inwerken en het daarop volgende verschijnsel bestuderen. De uitdrukkingsmethode een
prikkel op de persoon laten inwerken en het spontane uitdrukkingsverschijnsel bestuderen.
Reactiemethode reactiesnelheid meten.
Enquête: direct (persoon verstrekt gegevens over zichzelf), indirect (persoon verstrekt gegevens over
een ander). Test: geeft inzicht in de psyché van de persoon. Men onderscheid test naar: functie,
aantal proefpersonen, wijze van beantwoording, wijze van waardering.
Psychometrische benadering: intelligentietest. Interview: vraaggesprek met een specifiek doel.
Klinische methode: combinatie van experiment en observatie. Klinische casestudie: beschrijving van
individuele therapieën. Psychodrama: vrij acteren, rollenspel.
Projectiemethode: coverte onzichtbare, niet waarneembare. Overte: voor iedereen
waarneembaar. Coverte en overte zijn even belangrijk.
Correlationele methode: welke kenmerken met elkaar samenhangen en in welke mate,
verwantschap tussen reeksen waarnemingen.
2
, Hoofdstuk 2: Historie
Voorwetenschappelijke indeling van de persoonlijkheid
Voorfase: magisch of mythisch denken.
Eerste periode: natuurfilosofen de wereld verklaren vanuit natuurlijke oorzaken oerstof.
Tweede periode: filosofie ontstaan van de logica, menselijke verschillen door aanleg en
erfelijkheid. Derde periode: mens en de ethiek.
21ste eeuw: biologische psychologie psychische verschijnselen hebben een lichamelijke,
fysiologische basis.
Temperament: aard, gemoed, natuur. Juiste verhouding bij het mengen dat bepalend is voor de
gezondheid. Volgens Empedocles is de mens opgebouwd uit vier oerelementen vuur, lucht, water
en aarde. Eerst ontstaan de lagere, dan de hogere organismen. Temparamentverschillen: verschillen
in de mengverhouding.
Hippocrates verklaart het verschil tussen mensen vanuit vier lichaamssappen bloed, slijm, zwarte
gal en gele gal. Bij de overheersing van elke stof hoort een bepaald menstype temparamenttype.
Galenus deelt mensen in naar lichaamskwaliteiten warm, koud, vochtig en droog. Verschillende
verhoudingen bepalen iemand gezondheidstoestand. Galenus combineert 4 lichaamskwaliteiten + 4
lichaamssappen + 4 oerelementen = 9 temparamenttypen.
Vroeg wetenschappelijke modellen
Frenologie: schedelleer, eigenschappen van de mens zijn af te lezen aan de knobbeltjes op de
scheden. Door Spurzheim en Gall.
Karakterologie: verouderde term voor persoonlijkheidsleer. Karaktertrek: eigenschap.
Temperament: manier van reageren, aangeboren reactiepatroon.
Constitutionele theorie: erfelijke en organische kenmerken gekoppeld aan gedragskenmerken die
betekenis geven aan de lichamelijke gesteldheid van een organisme.
Kretschmer beschrijft in zijn boek het verband tussen lichaamsbouw en persoonlijkheid.
- 65% manisch-depressief pyknisch kort en gedrongen
- 50% schizofreen leptosoom teer, lang en dun
- 29% epileptisch atletisch breed en gespierd. Dysplastisch ongeproportioneerd
Sheldon komt met een indeling van lichaamstypen. Er zijn drie grondvormen omdat het embryo zich
ontwikkeld vanuit drie huidlagen, de kiembladen. Hieruit ontwikkelen drie soorten weefsels die de
spijsverteringsstelsel vormen, beendergestel, bind- en spierweefsel vormt en het zenuwstelsel
opgebouwd.
- Viscera ingewanden
- Soma lichaam/lijf
- Cerebrum hersenen
Leeftijd, voeding, leef- en verwachtingspatroon spelen naast het economisch milieu een rol bij de
lichaamsbouw. Heymans doet een groot persoonlijkheidsonderzoek in Nederland. Hij doet
onderzoek naar de (medische) erfelijkheid psychische kenmerken. Heymans onderscheid drie
gronddimensies die gezamenlijk de reactiewijze bepalen. Namelijk:
emotionaliteit/onaandoenlijkheid, activiteit/passiviteit, primaire functie/ secundaire functie
verleden heeft invloed op het nu.
Typologie: een categorieënsysteem waarbij de mens wordt ingedeeld volgens 1 criterium. De
omgeving heeft geen invloed op de persoonlijkheid.
Determinisme: leer van de onvrije wil. Klassieke mechanica: een positie in de toekomst, is te
bepalen. Fysische determinisme: gedrag wordt bepaald door fysische omgeving.
3