Samenvatting duurzame ontwikkeling deel 2
Hoofdstuk 5: Species, interactions, ecological succesion and population control
De zuidelijke zeeotters zijn een belangrijke soort en er zijn drie redenen voor het willen beschermen van deze soort:
Ethische reden mensen vinden het slecht dat menselijke activiteiten zorgen voor de uitsterving van de
diersoort
Mensen kijken er graag naar en zorgt daarom voor toerisme
Het is een ‘keystone specie’ de otter helpt de omgeving behouden en hierdoor blijft ook de
biodiversiteit behouden.
5.1 How do species interact?
Competition for resources
Er zijn vijf type van interacties tussen soorten en deze hebben allen invloed op de populatie grootte van de soorten
in een ecosysteem en hun gebruik van hulpbronnen:
Competititon de meest gebruikelijke interactie tussen soorten. Het gebeurt wanneer leden van een of
meerdere soorten interacteren om gebruik te maken van hetzelfde beperkte hulpbron.
o Interspecific competition strijd tussen verschillende soorten. Deze is vaker.
Hoe groter het overlap is, hoe meer ze strijden
o Intraspecific competition strijd tussen leden van dezelfde soort.
o Door natuurlijke selectie kunnen populatie op zo’n manier ontwikkelen en aanpassen dat de strijd
tussen diersoorten verminderd.
Een voorbeeld is resource partitioning verschillende soorten strijden voor dezelfde
bron maar kunnen evolueren op zo’n manier dat ze kenmerken krijgen waarmee ze de
bron kunnen delen. Ze gebruiken de bron dan op verschillende tijden of verschillende
onderdelen bijv.
Predation
Parasitism
Mutualism
Commensalism
Predation
Predation een lid van een soort is een predator die zich voedt op een ander lid van een andere soort, de
prey.
o Ze zijn in een predator-prey relationship
o Het heeft een sterk effect op de grootte van populaties en andere factoren in het ecosysteem.
o Ze gebruiken verschillende manieren om hun prey te kunnen vangen:
Herbivores kunnen lopen, zwemmen of vliegen
Carnivores kunnen snelheid gebruiken
Camouflage om te verstoppen voor de prey en prey te verrassen
Chemical warfare gif maken om hun prey te verlammen bijvoorbeeld
o Prey species hebben ook weer manier ontwikkeld om hun predator te kunnen ontlopen
Ze kunnen soms sneller rennen, zwemmen en vliegen en hebben goede zintuigen
ontwikkeld
Ze hebben beschermende schilden, dikke basten en stekels
Camouflage om in de omgeving te kunnen blenden
Chemical warfare ze gebruiken giftige, irritirende, slecht ruikende en slecht smakende
onderdelen. Hiermee wordt een waarschuwingssignaal afgegeven aan de dieren.
Mimicry sommige diersoorten zoals vlinders doen meer gevaarlijke soorten na en
beschermen zichzelf hiermee.
, Behavioral strategies hiermee willen ze predation voorkomen
Bescherming door leven in grote groepen.
Twee criteria voor fel gekleurde diersoorten om hun gevaar te evalueren:
Als ze klein en erg mooi zijn zijn ze waarschijnlijk giftig
Als ze mooi zijn en makkelijk te vangen, zijn ze waarschijnlijk dodelijk.
Coevolution
Coevolution een natuurlijk selectieproces waarbij veranderingen in de genen van een soort leidt tot de
veranderingen in de genen van een andere soort. Het is een bank-and-forth aanpassing.
o Het kan een belangrijke rol spelen in het in de hand houden van de populatiegroei van predator
en prey species. Over een tijd kunnen ze beiden veranderen en zo meer competitief zijn of strijd
juist voorkomen.
o In praktijk werkt het uit omdat de predators de zwakste van de soorten doden omdat ze het
makkelijkst te vangen zijn. individuen met een betere bescherming tegen predators zullen langer
leven en hun baby’s zullen aanpassingen krijgen die hen helpen beter te overleven. Als de prey
species in de tijd betere kenmerken ontwikkelen zodat ze moeilijker te vangen zijn, moeten de
predators ook selectie hebben voor kenmerken waarbij ze makkelijker prey kunnen vangen.
Daarna moeten de prey species weer aanpassen.
o Dit is te zien bij vleermuizen en sommige soorten van motten.
Parasitism. Mutualism and commensalism
Parasitism gebeurt wanneer een soort (de parasiet) in of op een ander organisme leeft (de host). De
parasiet kan blijven leven door gebruikt te maken van de voedingsstoffen van de host en doodt de hoost
daarom ook bijna nooit, maar verzwakt de host wel.
Mutualism twee soorten interacteren in manieren dat voor beiden gunstig is door elkaar te verzorgen
met voedsel, onderdak en andere hulpbronnen.
o Bijv. honingbijen die de planten bestuiven en vlinders die op de bloem voeden door nectar.
o De dieren zijn wel allemaal in voor hun eigen overleven
Commensalism een interactie dat gunstig is voor een soort maar weinig of geen gunstige of schadelijke
effecten op de ander.
o Air plants die op andere bomen groeien in tropisch regenwoud en daarmee toegang krijgen tot
zonlicht, water en voedingsstoffen van de bomen, maar de bomen zelf hebben er geen effect van.
5.2 How do communities and ecosystems respond to changing environmental conditions?
Ecological succession creates and changes ecosystems
Ecological succession de normale graduele verandering in de samenstelling van soorten in een landgebied of
mariene systeem. De communities en ecosystemen verandering door de veranderende ecologische
omstandigheden.
Er zijn twee typen hiervan, onderscheiden door de omstandigheden aan het begin van het proces:
Primary ecological succession de graduele vorming van gemeenschappen van verschillende soorten in
een lifeless gebied. Het begint wanneer er geen bodem in een landsysteem is en geen sediment in een
mariene ecosysteem.
o Een voorbeeld is lava dat gekoeld is van een vulkanische eruptie
o Het kost honderden tot duizenden jaren omdat er vruchtbare bodem of sedimenten moet
worden gevormd om de voedingsstoffen te kunnen verzorgen.
o Soorten zoals luizen en mos kunnen het nieuwe gesteente snel koloniseren ze zijn pioneer
species. Ze hebben zaden en sporen waardoor ze snel kunnen verspreiden. Als de luizen groeien
en verspreiden, laten ze zuren vrij die het gesteente kunnen afbreken en zo de soil formation
kunnen starten. Als de bodem vormt, komen er andere kleine planten en dieren en zo komen er
steeds meer voedingsstoffen in de bodem. Met elke wave komen er nieuwe organisme die de
, omstandigheden in het milieu veranderen die meer voedingsstoffen, habitats en gunstige
ecologische omstandigheden verzorgen.
Secondary ecological succession een serie van landcommunities en ecosystemen met verschillende
soorten zich ontwikkelen in plekken waar bodem of sediment aanwezig is. Het begin in een gebied waar
een ecosysteem verstoord, verwijderd or verwoest is maar een deel van de bodem of sediment is
achtergebleven.
o Een voorbeeld is gekapt bos.
o Op land begint het proces met zaden in de grond die groeien of de wind die de zaden importeert
Ecologische succession is een belangrijke ecosysteem service die de biodiversiteit kan vergroten en ecosysteem kan
verrijken door meer soortendiversiteit en interacties tussen soorten. De primary en secondary ecological
succession zijn voorbeelden van natural ecological restoration.
Drie factoren die beïnvloeden hoe en met welke snelheid ecologische successie gebeurt:
Facilitation een set van soorten maakt een gebied geschikt voor andere soorten met verschillende ‘nich
requirements’ en dat maakt het minder geschikt voor de soort zelf. Zoals door de komst van grassen en
kruiden werden de mossen en luizen verwijderd.
Inhibition sommige soorten belemmeren de vorming en groei van andere soorten. Zoals door naalden
op de bomen van planten wordt de bodem te zuur voor veel andere planten.
Tolerance planten in de latere stages van succession kunnen overleven omdat ze niet direct in strijd zijn
met ander planten voor belangrijke resources. Zoals planten die tegen schaduw kunnen.
Is there a balance of nature?
Volgens een traditionele view werd de ecologische succession gezien als een ordelijke volgorde langs een voorspeld
pad dat leidde tot een stabiel type van ‘climax community’, waarin er gedacht wordt dat het in balans is met de
omgeving. Dit is een equilibrium model en was toen de balans in natuur.
Dit beeld is veranderd de laatste tijd. De succession zou leiden tot meer complexe, diverse en meer weerstandige
ecosystemen die veranderingen in de omgeving aan kunnen zolang ze niet te groot zijn. We kunnen het pad van
succession niet voorspellen en het laat een continue struggle zien voor verschillende soorten om hulpbronnen dat
niet leidt tot een ideaal climax community.
Living systems are sustained through constant change
Alle levende systemin passen zich aan aan de veranderende omstandigheden. Het zijn complexe processen om een
mate van stabiliteit of duurzaamheid te behouden. De stabiliteit capaciteit om externe druk en verstoring tegen
te gaan is behouden door de constante verandering in antwoord op de veranderende ecologische omstandigheden.
Een bos past zich aan maar blijft een bos.
Twee aspecten van stabiliteit:
1. Inertia / persistance de mogelijkheid van een ecosysteem om gemiddelde verstoringen te overleven
2. Resilience de mogelijkheid van een ecosysteem om te herstellen door middel van een secondary
ecological succession
Onderzoek heeft aangetoond dat ecosystemen vaak maar een van deze eigenschappen hebben en niet de ander.
Tropsich regenwoud heeft bijv. wel de eerste maar kan zich niet goed meer aanpassen bij een zware verstoring. Er
wordt dan een tipping point bereikt waar niet meer terug kan worden gegaan. Dit komt voornamelijk omdat de
meeste voedingsstoffen in de bomen zelf zitten en niet de bodem.
Grasland daarentegen heeft de tweede functie meer, omdat het weinig biodiversiteit heeft om zich aan kleine
veranderingen te kunnen aanpassen. Dit heeft tropisch regenwoud weer wel. De voedingsstoffen zitten echter wel
diep in de bodem.
5.3 What limits the growth of populations?
Populations can grow, shrink or remain stable
, Population een groep van interbreeding individuen van hetzelfde soort. De population size is de hoeveelheid van
individuele organisme in een populatie op een gegeven tijd. Dit kan veranderen of hetzelfde blijven.
Wetenschappers gebruiken ‘sampling techniques’ om het aantal soorten te kunnen schatten in een gebied die
lastig te tellen zijn. Ze tellen ze dan op een of meerdere kleine gebieden en gebruiken de informatie om het aantal
in een groter gebied te bepalen.
Populations van verschillende soorten verschillen in hun verspreiding over de habitats, ook wel dispersion. De
meeste leven in groepen bij elkaar. Organisme kunnen dan clusteren waar de hulpbronnen beschikbaar zijn en het
kan bescherming bieden.
Vier variabelen; geboorte, dood, immigratie en emigratie bepalen de veranderingen in de grootte.
Several factors can limit population size
Elke populatie in een ecosysteem heeft een ‘range of tolerance’ een range van variaties in de fysieke en
chemische milieu waar het nog in kan overleven. Er is een optimum level.
Individuen binnen een populatie kunnen verschillende tolerance ranges hebben omdat er kleine verschillen
bestaan in de genen van dieren. Zulke verschillen laat evolutie door natuurlijke selectie plaatsvinden, met de
individuen die de geschikte eigenschappen hebben overleven.
Factoren kunnen bepalen hoe snel en groot een populatie kan worden. Soms zijn er een of meerdere factoren, de
limiting factors, die de groei, overvloed en verspreiding van een populatie kan beperken:
Op het land is verdamping een limiting factor weinig plantengroei en daardoor ook minder dieren
Voor mariene systemen is het watertemperatuur, waterdiepte, waterhelderheid en andere zoals de
beschikbaarheid van voedingsstoffen, zuurheid, zoutheid en het level van zuurstof in het water
Population density kan de grootte beperken het is het aantal individuen in een populatie binnen een
gebied of volume.
o Density-dependent factos variabele die meer belangrijk worden als de dichtheid toeneemt. Dit
is bijv. dat ziekte makkelijker kunnen verspreiden of bijv. dat dieren sneller hun partner vinden
o Density-independent factors factoren waarbij het effect niet gerelateerd is aan de dichtheid
van de populatie, zoals overstromingen
No population can grow indenfinitely: J-curves and S-curves
Sommige soorten kunnen hun nummers snel verhogen en groeien exponentieel. De soorten kunnen zich vroeg
reproduceren en met korte tijd ertussen. Bacteriën en andere insectensoorten zijn hier een voorbeeld van. In de
natuur gebeurt dit wanneer soorten weinig predactors hebben, genoeg voedsel en andere bronnen en weinig strijd
met andere soorten om hulpbronnen.
Echter, er zijn altijd limieten aan de groei van populaties in de natuur door limiting factors. Environmental
resistance de som van alle factoren in een habitat die zorgen voor een limiet van de populatiegroei, zoals water,
temperatuur en ruimte. De limiting factors liggen aan de carrying capacity van een gebied de maximum
populatie van een gegeven soort in een bepaalde habitat kan onderhouden voor lange tijd. Dit is niet vast door
veranderende omstandigheden.
Als de populatie de carrying capacity benaderd wordt de J-curve een S-curve van ‘logistic growth’ groei die
fluctueert rond de carrying capacity.