Inleiding Pedagogiek Literatuur
De genetica van opvoeding – Kretschmer & Vrijen (2019)
A: effecten van de opvoeding op het kind.
B: invloed van genetische factoren op het kind.
C: genen van de ouders die via conceptie
worden doorgegeven aan het kind.
D: gen-omgevingscorrelatie, de genen van de
ouders correleren met hun gedrag.
E: de opvoeding wordt beïnvloed door de genen
van het kind.
Het gedrag van kinderen wordt zowel door de opvoeding als door genetische factoren beïnvloed.
Genetische factoren beïnvloeden alle psychologische factoren, maar ook omgevingen. Opvoeding en
genetica zijn beide verantwoordelijk voor gedrag (bv. agressief gedrag). Genetische overdracht verklaart
ten minste een deel van de overeenkomsten tussen probleemgedrag van ouders en hun kinderen. Gen-
omgevingscorrelaties kunnen worden onderzocht via polygenetische scores (PGS), welke de genetische
aanleg voor eigenschappen onderzoeken (bv. genetische aanleg voor opleidingsniveau als voorspeller van
opvoeding). Ten slotte zijn de genen van het kind ook van invloed op de opvoeding. Ouders reageren op
individuele karaktertrekken van het kind, welke beïnvloed worden door genetische factoren.
Om de effecten van opvoeding beter te begrijpen moet er dus rekenen gehouden worden met genetische
mechanismen. Het verband tussen opvoeding en ontwikkeling wordt niet volledig bepaald door de
omgeving, maar genetische factoren spelen ook mee. Wanneer hier rekening mee gehouden wordt,
kunnen interventies gericht op het beïnvloeden van gedrag en ontwikkeling van kinderen gerichter
worden ingezet.
Gezinsrapport 2011
Hoofdstuk 7: Opvoeden in Nederland – Freek Bucx en Simone de Roos
7.1 De opvoedingspraktijk: doelen, beleving en strategieën van ouders
Opvoeden: ouders begeleiden het kind bij de ontwikkeling tot een zelfstandig participerend lid
van de samenleving.
o Door een verzorgende en beschermende omgeving en structuur te bieden en door kennis,
waarden en normen over te dragen.
Opvoeden bestaat uit drie aspecten: de cognitieve (opvoedingsdoelen en -oriëntaties), de
affectieve (hoe beleven ouders de opvoeding) en de gedragsmatige kant (concrete strategieën bij
het opvoeden).
7.2 Algemene opvoedingspatronen van ouders: vaders en moeders
Opvoedingsdoelen zijn richtlijnen die ouders aanhouden tijdens de opvoeding: wat vinden ze
belangrijk?
Opvoedingsoriëntaties zijn globaler, dit zijn algemene waarden die ouders koesteren omtrent
eigenschappen die hun kinderen kunnen hebben.
o Er zijn vijf opvoedingsoriëntaties: autonomie, assertiviteit, sociaal gevoel, conformiteit en
prestatie.
De afgelopen jaren zijn Nederlandse ouders autonomie en assertiviteit meer
gaan waarderen.
Moeders hebben een minder positieve beleving van de opvoeding dan vaders, ze hebben meer
last van opvoedingsonzekerheid.
Er zijn verschillende opvoedingsstrategieën:
o Ondersteuning: uiten van affectie en responsiviteit;
o Autoritatieve controle: inductie, uitleggen, bevorderen van autonomie;
o Autoritaire controle: belonen, straffen, negeren;
o Structuur: regelmaat en consistentie.
Pagina 1 van 35
, De combinatie van effectieve opvoedingsstrategieën (hoge mate van ondersteuning, veel
autoritatieve controlestrategieën, weinig autoritaire controlestrategieën en voldoende structuur)
heet de autoritatieve opvoedingsstijl.
7.3 Hoe hangen opvoedingsdoelen, -beleving en -strategieën met elkaar samen?
Hoe minder opvoedingsstress ouders ervaren, hoe meer ze in staat zijn effectieve
opvoedingsstrategieën te gebruiken.
Wanneer ouders een conformistische opvoedingsoriëntatie hebben, treden ze vaker autoritair op.
Bij moeders hangt het opvoedingsgedrag meer samen met hun opvoedingsoriëntaties dan bij
vaders.
7.4 Opvoeding en arbeidsparticipatie
Opvoedingsoriëntaties verschillen nauwelijks afhankelijk van de arbeidsparticipatie van ouders.
Ouders uit huishoudens waarvan beide ouders buitenshuis werken ervaren de opvoeding
positiever dan ouders uit huishoudens waar één ouders kostwinner is en de ander voor de
kinderen zorgt.
7.5 Opvoeding in kwetsbare groepen en situaties
Kwetsbare groepen en situaties omvatten eenoudergezinnen, stief- of samengestelde gezinnen,
gezinnen met laagopgeleide ouders en gezinnen met een laag inkomen.
Wanneer gezinnen zich in een kwetsbare groep bevinden heeft dit invloed op hun
opvoedingsoriëntatie:
o Hoger vs. lager opleidingsniveau: autonomie/assertiviteit/sociaal gevoel vs. conformiteit;
o Hoger vs. lager inkomen: autonomie/sociaal gevoel vs. conformiteit;
Oftewel: hoge sociaal-economische positie vs. lage sociaal-economische positie:
autonomie/assertiviteit vs. conformiteit.
Lager opleidingsniveau en lager inkomen zorgen allebei voor minder positieve ervaring van de
opvoeding.
o Dit geldt ook voor alleenstaande ouders.
Lager opleidingsniveau en lager inkomen zorgen voor meer gebruik van autoritaire strategieën.
Alleenstaande ouders zijn minder consistent.
7.6 Conclusies
Hedendaagse ouders leggen de nadruk op autonomie en assertiviteit, daarna komen conformiteit
en sociaal gevoel en ten slotte (school)prestaties.
Een kwalitatief goede opvoeding (volgens hedendaagse westerse normen) kenmerkt zich voor
een hoge mate van ondersteuning, een veelvuldig gebruik van autoritatieve controlestrategieën,
weinig gebruik van autoritaire controlestrategieën en een voldoende mate van structuur en
regelmaat.
Er zijn geen verschillen in wat vaders en moeders belangrijk vinden in de opvoeding.
Arbeidsverplichtingen van ouders hebben geen negatief effect op de kwaliteit van de opvoeding.
Met de bovenstaande maatstaven voor een goede opvoeding is de kwaliteit van de opvoeding in
kwetsbare gezinssituaties meestal minder goed.
Pagina 2 van 35
, Opvoeding en globalisering in westerse landen – Prevoo & Tamis-LeMonda (2018)
Inleiding
In de meeste westerse landen wonen mensen met verschillende
culturele en etnische achtergronden, wat invloed heeft op de
ontwikkeling van kinderen die opgroeien in een gezin met een
andere cultuur dan het land waar ze wonen.
Bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek wordt
samengevat in dit conceptueel model van processen rondom
ouder-kindinteracties in gezinnen die behoren tot een etnische
minderheid
Culturele verschillen in waarden en doelen binnen de opvoeding
Ouders uit verschillende culturen hebben andere waarden en
doelen voor de opvoeding, waardoor ze verschillen in de
interacties die ze hebben met hun kinderen.
o Individualistische waarden: eigenbelang, autonomie en onafhankelijkheid.
o Collectivistische waarden: onderlinge afhankelijkheid en aandacht voor behoeften van
anderen.
o Deze kunnen naast elkaar bestaan en het belang van de waarden verschilt in situaties en
tijd (zo zijn collectivistische waarden in Latijns-Amerika heel anders dan in China).
Verschillen in de beschikbaarheid van middelen: opleiding, inkomen en taal
Ouders uit een etnische minderheid hebben vaak een lagere sociaal-economische status (SES) dan
ouders uit een etnische meerderheid.
o SES wordt mede bepaald door opleiding en inkomen van de ouders.
Een lage SES kan de opvoeding direct of indirect beïnvloeden.
o Direct: bv. beperkte toegang tot educatie.
o Indirect: bv. stress bij ouders.
Etnische minderheden en meerderheid verschillen in het taalaanbod dat ze hun kinderen kunnen
bieden, wat gevolgen kan hebben voor de taalontwikkeling.
o Ouders uit een etnische minderheid hebben vaak als eerste taal de etnische taal en niet
de meerderheidstaal.
Moeders met lage SES spreken vaak de etnische taal met hun kinderen,
waardoor de ontwikkeling van de etnische taal wordt ondersteund.
Taalvaardigheid in de etnische taal kan de taalontwikkeling in de
meerderheidstaal ondersteunen.
Verschillen in opvoedgedrag
Sensitiviteit
Ouderlijke sensitiviteit: het vermogen van ouders om signalen van het kind te interpreteren en er
op te reageren.
o Dit verschilt tussen ouders uit verschillende culturele gemeenschappen.
Ouderlijke sensitiviteit is positief gerelateerd aan taal-, cognitieve en sociaalemotionele
vaardigheden van het kind.
Controle en disclipline
Controle: het stellen van grenzen en regels.
Discipline: ingrijpen wanneer de regels overschreven worden en wanneer een kind zich niet aan
bepaalde gedragsregels houdt.
Autoritaire discipline: kinderen moeten gedragsregels volgen zonder vragen te stellen.
o Meer gebruikt door ouders uit een etnische minderheid.
Autoritatieve discipline: ouders leggen regels uit en stimuleren kinderen om input te geven.
o Meer gebruikt door ouders uit de etnische meerderheid.
Pagina 3 van 35