Relevante stukken 'Ruimtelijk Beleid'
WAAR: De stad, de burgers en de plannen ( 2.1 )
MORFOLOGIE: DE VERSCHIJNINGSVORM VAN DE STAD ( 2.1.1 )
Morfologie = Vorm. ( fysieke vorm van steden )
AFBAKENING
Afbakening = Grenzen aangeven ( van een stad ).
Door automobiliteit steeds lastiger.
o Rand van steden vaan rommelig ( opslagloodsen, volkstuintjes, ect. Afgewisseld met
braakliggende gronden )
Rafelranden = Rand van de stad waar alles gebeurt wat niet past binnen de
normen en waarden van de mensen.
o Steden die zo dicht op elkaar gegroeid zijn dat er nauwelijks nog sprake is van een
landelijk landschap hebben een inversielandschap ( omgekeerd landschap ) ( Rotterdam-
Den Haag )
Doordat het afbakenen steeds moeilijker gaat, zijn er in de jaren 60 al gebieden aangewezen waar
verstedelijking vermeden moest worden; Groene Bufferzones.
Hierdoor zijn mensen meer georiënteerd in welke stad ze zich op dat moment bevinden.
Planologen gebruiken bufferzones ook om de afbakening tussen land en stad beter te maken.
MORFOLOGIE OF VORM
Veel Europese steden = Concentrische vorm ( ongeveer rond
met rafelige amorfe randen ) ( Breda bijvoorbeeld )
Ontstond doordat in Europese steden gewerkt werd
met radialen. ( Verbindingen die vanuit het centrum recht
naar buiten liepen )
Maar omdat de mensen aan de buitenrand steeds verder van de
stedelingen af kwamen te liggen, ontstonden er satellieten
( groeikernen )
Satellietsteden = Steden, vlak buiten een belangrijke
grote stad, die in de regel een eigen stads(deel)bestuur
heeft, maar toch tot het stedelijke gebied van de centrale
stad gerekend wordt.
Amerikaanse steden meestal een minder uitgesproken vorm.
Los Angeles = Later gaan groeien, dus werkten
ze al meer met auto's ==> raster/grid-structuur. (
flexibele structuur ) ( de grids kan je zien aan het
licht. ( Los Angeles ) )
GROOTTE
Inwonersaantallen is een belangrijk begrip of
iets nou wel of niet een stad genoemd mag worden. Agglomeratievoordelen spelen ook een
belangrijke rol.
, Relevante stukken 'Ruimtelijk Beleid'
Grootte stad is bepalend voor de economische kracht.
Hoe meer mensen, des te meer meer % een persoon bijdraagt aan het BNP.
Lonen zijn hoger in een grotere stad, dus ook de bankrekeningen en economische kansen.
Hoe groter de stad, des te meer infrastructuur er nodig is ( kan niet altijd, dus gaat de stad optimaal
om met de infrastructuur )
STRUCTUURANALYSE ( 2.1.2 )
Eigen beeld stad, dorp, ect. = Mental map. ( verschilt dus voor iedereen )
Toch hebben veel mensen hetzelfde beeld. Het is dus belangrijk dat een stad, naast de
individuele gebouwen, zich makkelijk laat lezen, hierdoor is er een makkelijkere houvast en dus
vinden mensen het mooier.
Mensen nemen visueel een stad waar door beeldelementen. ( Methode Lynch )
1. Routes ( paths )
1. ( Lineaire elementen ) = Wegen, kanalen, ect. ( makkelijke oriëntatie =
aantrekkelijker ) ( Arc de Triomphe die de radiaal laat dienen als zichtlijn )
2. Grenzen of randen ( edges )
( Overgang twee gebieden ) ( Soms barrière = Moeilijk overbrugbare grens. ( Kan
natuurlijk = rivieren ) ( Kan infrastructuur zijn = Treinspoor ) )
3. Gebieden of districten ( districts )
Gedeelten van een stad die op basis van bepaalde eigenschappen een eenheid vormen
( Jarenzestigwijk met veel hoogbouw, VINEX-wijken, groot park, ect )
4. Knooppunten ( nodes )
( Plekken met veel activiteit ) = Bijvoorbeeld een marktplein. ( Stations ook = Min of meer
zakelijke ontmoetingsplekken )
5. Herkenningspunten ( landmarks )
Opvallende oriëntatiepunten in een stad = Kerktorens, hoge gebouwen, ect.
Hoeven niet mooi te zijn! Het gaat om herkenning.
HISTORISCHE ANALYSE ( 2.1.3 )
Historie geeft een plek identiteit. = Versterkt de genius loci ( unieke waarde ) van de plek.
Restauratie is daarom belangrijk.
Gemeenten hebben historische kaarten waarmee oude objecten te traceren zijn. Toch komen
grondwerkers dingen tegen ( archeologische vondsten ) die de tijd van het bouwen vertragen =
nadeel.
14e en 15e eeuw = bevolking Nederland stagneerde of kromp zelfs soms.
ECONOMISCH GEOGRAFISCHE INVALSHOEK: DE AGGLOMERATIEFACTOREN ( 2.1.4 )
Steden = Aantrekkingskracht op verschillende activiteiten. ( Industrie, handel, onderzoek, scholing,
ect )
Grote steden trekken veel mensen aan ( massa trekt massa aan )