Samenvatting Mediapsychologie
Mediapsychologie samenvatting
Hoofdstuk 1 – Wat is mediapsychologie
Psychologie: bestudeert het menselijk gedrag dat vertoond wordt in een bepaalde sociale omgeving
Mediapsychologie: het systematisch meten van de effecten van media op hoe mensen denken
(cognities), wat ze voelen (emoties) en wat ze doen (gedragingen)
Gedrag: waarneembaar (zichtbaar voor anderen: handelingen/spraak/ gezichtsuitdrukkingen) en niet
waarneembaar (niet zichtbaar voor anderen: gevoelens, gedachtes)
Basisvakken van de psychologie (Heuvelman & Gutteling):
1. De functieleer: onderzoek naar waarnemen, leren, geheugen en gevoelens
2. De ontwikkelingsleer: levensloop van mensen in fasen
3. De persoonlijkheidsleer: verschillende kenmerken tussen mensen
4. De sociale psychologie: invloed van sociale context op individuen
Hoofdstuk 2 – De psychologische benadering van media-effecten
Correlatie: verband – verandering in de ene variabele gaat gepaard met verandering in de andere
variabele
Positieve correlatie: als het ene stijgt/daalt (variabele 1), stijgt/daalt het andere ook
(variabele 2) (zelfde kant op)
vb: Temperatuur stijgt, de verkoop van ijsjes ook
Negatieve correlatie: als het ene daalt (variabele 1), stijgt het andere (variabele 2) (andere
kant op, kan dus ook dat het ene stijgt, daalt het andere)
vb: Temperatuur daalt, de verkoop van chocomel stijgt
Causaliteit: oorzaak-gevolg – er is sprake van causaliteit ALS:
1. Er een correlatie bestaat tussen variabele A en B (mag zowel positief als negatief zijn)
2. Variabele A invloed heeft op B, maar NIET omgekeerd
3. Er mogen geen alternatieve verklaringen bestaan voor de relatie tussen A en B
Variabele: een verschijnsel, een fenomeen. Eén eis: het moet kunnen variëren.
1 Afhankelijke variabelen: gevolgvariabelen – hun hoedanigheid hangt af van de invloed van andere
factoren (onafhankelijke variabelen)
Cognitieve responsen: opvattingen, meningen, gedachten, attitudes, voorkeuren en intenties
met betrekking tot datgene wat we zien en horen van de media.
Affectieve responsen: gevoelens en emoties die ontstaan naar aanleiding van mediagebruik.
Gedragsmatige responsen: alle vormen van gedrag die kunnen voortkomen uit mediagebruik
(televisiekijkgedrag, aankoopgedrag, stemgedrag, surfgedrag op internet, etc.)
2 Onafhankelijke variabelen: oorzakelijke variabelen – beïnvloeden afhankelijke variabelen
Persoonsvariabelen: alle eigenschappen en kenmerken waarop mensen van elkaar kunnen
verschillen (intelligentie, hobby’s, meningen, voorkeuren, persoonlijkheidskenmerken, etc.)
Situationele variabelen: alle kenmerken die niet als eigenschap van mensen moeten worden
beschouwd, maar die onderdeel uitmaken van de externe omgeving waarin individuen zich
1
, Samenvatting Mediapsychologie
bevinden. Variëren altijd over externe omstandigheden, maar nooit over personen. (tijd van
de dag waarop mensen media gebruiken, programmering op televisie, etc.)
Onderzoekstypen in de mediapscyhologie:
Experiment
Een onafhankelijke variabele wordt systematisch gemanipuleerd (gevarieerd) om het effect
ervan op een afhankelijke variabele vast te stellen.
Tussen- en binnenproefpersonenontwerpen
Maakt het mogelijk om ook interactie-effecten tussen de onafhankelijke variabelen op één of
meer afhankelijke variabelen vast te stellen.
o 2 x 2 tussenproefpersonenontwerp
Uitleg/voorbeeld: een 2 (muzieksoort: gewelddadig/neutraal) x 2 (geluidsterkte
hard/zacht) tussenproefpersonenontwerp. Dan wordt het mogelijk om vier
verschillende versies te creëren op basis van twee factoren. Ieder proefpersoon krijgt
maar één van de vier muziekstukken te horen, dus bijv. neutraal en hard.
o Binnenproefpersonenontwerp
Ieder proefpersoon krijgt alle muziekstukken te horen
Variantie-analyse
Inferentiële statistiek: een manier om te bepalen of een bepaald resultaat een toevalstreffer
is of inderdaad het gevolg van manipulatie van één onafhankelijke variabele(n).
Als uit deze analyse blijkt dat de kans klein is dat we het verschil op grond van toeval zouden
kunnen vinden (bijv. slechts 5%) , dan wordt gezegd dat het effect significant is.
Survey en inhoudsanalyse
o Survey
Een groep mensen (steekproef) wordt een (aanzienlijk) aantal vragen gesteld over
een of meer variabelen, bijv. op het gebied van mediagebruik.
o Inhoudsanalyse
Om bijv. te achterhalen welke invloed media hebben op mensen, door inzicht te
verkrijgen in wat de media feitelijk aan inhoud aanbieden. Een specifiek deel van het
media-aanbod wordt geselecteerd, geobserveerd en gecodeerd.
Hoofdstuk 3 – Een model van media-informatieverwerking
Eenvoudig model van informatieverwerking:
Een boodschap (een bericht/advertentie) wordt verpakt in een medium (krant, radio, televisie) en die
boodschap heeft een zekere invloed op een ontvanger (lezer, luisteraar, kijker) die van dat medium
gebruikmaakt, met als gevolg een bepaald effect bij die ontvanger.
Maar: er moet rekening gehouden worden met de manier waarop het medium met het bericht
omgaat en hoe de ontvanger de boodschap selecteert. Daarom kan er een ander model gemaakt
worden waar boodschap en medium onderscheiden worden, maar wel in relatie tot elkaar staan.
In dit model betekent het dan ook dat persoonskenmerken niet alleen van invloed zijn op de selectie
van boodschappen, maar ook invloed kunnen hebben op het effect van de boodschap.
2
, Samenvatting Mediapsychologie
Model van informatieverwerking:
De onafhankelijke variabelen (medium, boodschap, ontvanger) en de afhankelijke variabelen
(effecten) zijn onderverdeeld in deelvariabelen en deeleffecten. In dit model staat de ontvanger
centraal.
Boodschapkenmerken
Deze aspecten kúnnen invloed hebben, maar dat geldt alleen onder bepaalde voorwaarden.
Inhoud: argumentatie, emotionele impact, voorbeeldgedrag
Bron: organisatie, uitvoerende
Strategie: herhaling, samenvatting, kader
Genre: informatie, entertainment, etc.
1 Inhoud - argumentatie
De inhoud staat in relatie tot het uiteindelijke doel dat de afzender beoogt. Drie aspecten van de
inhoud die van invloed zijn op de ontvanger:
Cognitieve structuur/argumentatie: blijkt invloed te hebben op zowel het onthouden van de
boodschap als het waarderen van de boodschap (bijv. op chronologische volgorde iets vertellen)
Emotionele inhoud: inhoud die emoties bij de ontvanger oproept, blijkt van invloed op zowel het
onthouden als het waarderen van de boodschap (nieuwsberichten met menselijk leed)
Voorbeeld gedrag: berichten die indirecte beïnvloeding van meningen van ontvangers veroorzaken.
2 Bron – wie zit erachter
Diegenen die de boodschap in woord, geluid en beeld uitdragen.
Van de volgende aspecten van de bron van een boodschap zijn effecten op de informatieverwerking
van ontvangers bekend:
Uitvoerende: richt zich op de geloofwaardigheid en deskundigheid van mensen die in advertenties en
commercials producten aanprijzen.
Organisatie: het imago van de organisatie als afzender van de boodschap blijkt van invloed te zijn op
de effecten van de boodschap (bijv. als een nieuwslezer niet geloofwaardig over komt, gelooft het
publiek deze ook niet snel, terwijl diegene alleen maar de boodschap voorleest)
3 Strategie – op welke wijze
De afzender zal trachten de boodschap op een zodanige manier aan te bieden, dat de kans op het
beoogde effect zo groot mogelijk wordt, bijv. met herhaling als strategie of het verhaal openen met
de belangrijkste punten.
4 Genre – welk genre
De verschillende doelen van de media-uitingen: informatie, nieuwvoorziening, amusement, reclame,
3