Hoorcollege 1
De aantrekkelijke stad
Geschiedenis
In Mesopotamië ontstond de eerste stad, 3000 v.Chr., waarbij er ook een economie ontstond.
Waarom deden ze dit? Op een plek vestigen, zodat ze vanuit die plek kunnen investeren in
landbouw, specialiseren in beroepen, handelen en hierdoor dus ook meer specialisatie. Hierdoor
ontstond er ook plek voor wetenschap, literatuur enzo, de echte specialisatie.
Een muur om een stad was niet ter beveiliging, maar meer voor het behouden van de mensen en
belastingen te laten betalen. Hoe groter de stad, hoe meer macht er kon ontstaan. Hier ontstond dus
ook de hele economie omheen.
Wat is een stad? Een definitie alleen met omvang heeft niet veel nut. Dit is heel cultuurbepalend,
voor het ene land is een stad van 10.000 veel en voor een ander pas vanaf 500.000 inwoners.
Een plek waar je veel mensen weinig ziet.
Een dorp daarentegen is een plek waar je weinig mensen juist veel ziet.
De meeste grootste steden uit de wereld zijn vooral in Azië, en ook in Afrika. Europa hoort hier
helemaal niet echt bij, Europa krimpt. Het geboortecijfer in de ontwikkelingslanden ligt ook hoog.
Een stedelijk netwerk zorgde ervoor dat er economie kon ontstaan. Hierdoor ontstonden er ook
munten en vooral handel.
Niet elke stad heeft evenveel potentie als de ander. Bv waarom is Woerden minder dynamisch dan
Rotterdam?
Mattheüs-effect: Waar het al goed gaat, gaat het vaak beter. Waar er nog niks is, gaat het
ook niet snel ineens kei veel worden. De rijken worden rijker en de armen worden armer.
De blauwe banaan is een gebied waar veel grote steden in Europa liggen waar het goed gaat.
Manchester tot Rome zie je heel veel dichtheid qua steden.
De blauwe banaan tegenwoordig minder dringend: steeds meer grote steden ook naast dit gebied. In
Duitsland veel grote steden, maar ook bv steden als Valencia, Marseille, Barcelona. Ook in
Scandinavië zijn er veel ontwikkelde steden al, Kopenhagen, Riga, Praag etc.
In Nederland niet meer alleen de Randstad, maar ook de Handstad. De Randstad heeft voortaan
vingers gekregen, naar Eindhoven en naar Zwolle.
,Marketing in dit vak: Stedenstrijd op Europese schaal. Elke stad doet zo zijn marketing om toeristen
te trekken, bv I AMsterdam.
Strijd, identiteit en beleid
Strijd tussen steden om de 4 B’s:
- Bewoners
- Bedrijven
- Bezoekers
- Bollebozen: talenten, jongeren. Die voor innovatie, vernieuwing zorgen.
Opkomst van de vijfde B: Bestuurders (lobby).
Het doel van een stad is om de huidige B’s te behouden en nieuwe trekken. Elke stad wil groeien,
geen een stad wil krimpen.
Het kopiëren van het succes van een stad is niet altijd ook succesvol. Het heeft niet dezelfde look and
feel, maar ook op het gebied van de economie en ook de sociale kant.
Identiteit en beleid in de stedenstrijd
Het lokaal DNA beïnvloedt ontwikkelingskansen, bv Brainport Eindhoven.
Er is een fysieke, economische en sociale identiteit te koppelen aan een stad.
Er is tegenwoordig de populariteit van lijstjes., bv de beste gemeenten van 2019. Dit is niet bepalend.
Een stad is pas prettig wonen voor iemand: steden doen wat de mensen willen. Men wil zijn familie,
werk, groen maar ook genoeg winkels en bedrijvigheid dichtbij hebben.
Het Sillicon Valley-syndroom.
Het kopiëren van succes kan niet bij steden.
Het is heel succesvol, maar het is niet maker. Een stad zoals deze is niet maakbaar, maar het moet
gebeuren door verschillende bij elkaar komende gebeurtenissen Geluk overkomt je alleen als je erop
voorbereid bent. Kansen moet je altijd grijpen.
Is stedelijk succes maakbaar?
Het Bilbao-effect/Guggenheim-effect. De stad kwam maar niet echt vooruit, maar toen is er een
architect gevraagd om een mooi en aantrekkelijk gebouw te maken. Hierdoor is de stad echt
booming gegaan.
,De basis: locatietheorieën
De klassieke locatietheorieën gaan uit van
o Aanwezigheid grondstoffen
o Aanwezigheid arbeidskrachten
o Transportkosten
o Nabijheid afzetmarkt
Dit geldt toch niet voor elke stad. Elke stad is anders en er is soms gewoon geen expliciete
verklaring voor.
Maar toch: de fysieke geografie blijft cruciaal. Máár geografische gegevenheden bieden geen
verklaring voor groeiverschillen tussen steden. Welke factoren wél de verklaring hiervoor zijn, komen
nu.
1. Klassieke schaalvoordelen
- Marshall: economies of scale.
Voordelen voor bedrijven van ruimtelijke concentratie in steden, waardoor je gebruik kunt
maken van schaalvoordelen
o Input sharing: meer (keuze uit) leveranciers
o Labor market pooling: meer (keuze uit) werknemers
- Steden: specialisatie of diversiteit
o Lokalisatie-effecten: meer van hetzelfde (Marshall)
o Urbanisatie-effecten: kruisbestuiving tussen diverse sectoren, adding new work to
old (Jacobs). Philips in samenwerking met Douwe Egberts. Diversiteit leidt tot nieuwe
combinaties en samenwerkingen wat tot vernieuwing en dynamiek zorgt.
- Empirie: Jacobs lijkt gelijk te hebben. Je hebt nu zo veel sectoren om op terug te vallen, als
het met de ene sector eventjes niet zo goed gaat. Rotterdam merkt het als de Haven minder
goed doet, maar de diversiteit van de stad zorgt ervoor dat er altijd wel iets goed blijft doen.
2. Moderne schaalvoordelen
- Veel aandacht voor huishoudens, mensen die ergens daadwerkelijk gaan wonen. Dit komt
omdat deze van groot belang zijn van de economie van dat gebied.
- Kennisspillovers: Diversiteit leidt tot kennisoverdracht/spillover.
o productieve werknemers
- Consumptievoordelen
o Amenities (attracties) die het leven leuk maken, woonattracties. Zijn er verschillende
soorten restaurants in een stad te vinden? De gedachte dat je alle keuzes van de
wereld hebt, en keuze hebt uit 1000 restaurants is al genoeg.
- Thuismarkteffect
o Meer klanten
o Meer (keuze uit) producten/diensten
o Hogere lonen. Tegen elkaar opbieden om werknemers bij jouw bedrijf en jouw stad
te hebben.
Schaalnadelen
Zijn er grenzen aan stedelijke groei? Een stad kan maar niet blijven groeien en groeien, op een
gegeven moment wordt een stad voor veel mensen te duur of te onleefbaar voor met kinderen enzo.
Congestion forces: (Congestie)
- Hoge grond- en kantoorprijzen
- Hoge lonen voor werkgevers
- Hoge huurprijzen
, - Files en drukte in het OV
- Milieuvervuiling
Ook zijn er disamenities te vinden in een stad dan: leefbaarheidsproblemen.
Er is een soort natuurlijk optimum waardoor een stad niet verder blijft groeien.
Wat maakt een stad een stad?
Er zijn verschillende maten voor stedelijkheid
Sociaal-ruimtelijk criterium
Bestuurlijk-juridisch criterium: stadsrechten.
Omgang: bv 60.000 inwoners. Wat nou als je 60.001 hebt, wat ben je dan meer? In NL is een
stad vanaf 100.000 groot en vanaf 60.000 middel.
Dichtheid: hoe veel adressen er in een gebied zijn, geeft aan hoe dicht een gebied is.
Sectorale structuur: diensten of landbouw. Landbouw is in NL kei gedigitaliseerd.
Centrumfunctie voor werk: de verhouding woon-werk stroming. In de Handstad, in de rode
gebieden veel werk te vinden.
Centrumfunctie voor consumptie
Een gemeente is niet per se een stad! De stad Breda is niet per se de gemeente Breda.
In deze tijd kijken we vaak naar agglomeratie.
- De stad in Brick and mortar-criterium: de stadsmuren, meer de toeristische weergave en
afbakening van een stad.
o Een ontmoetingsplek
Omvang
Dichtheid
Diversiteit
- De stad en ommeland (flows and linkages-criteria)
o Daily urban system
Wonen
Werken
Winkelen