College 1
Introductie
• Hoeveel procent van de kinderen heeft een psychologische stoornis? -> ongeveer 10
procent (iets minder dan 10 procent)
• Is de prevalentie hoger tijdens de vroege- & midden-kindertijd of tijdens adolescentie?
-> in adolescentie iets hoger omdat sommige vooral tijdens adolescentie ontstaan.
Late kindertijd ongeveer 11/12 procent en vroege kindertijd ongeveer 8 procent
• Komt het vaker voor bij jongens of meisjes? -> jongens
Psychopathologie
Bij angststoornissen is de prevalentie
ongeveer 30 procent. Terwijl
ongeveer 10 procent een
psychologische stoornis heeft. Een
verklaring is dat dit gaat over lifetime
prevalentie: hoeveel jongeren het
ooit wel eens heeft gehad. Vaak
hebben mensen met een stoornis ook
een tweede stoornis. Een derde
verklaring is dat de definitie voor
stoornis in dit onderzoek relatief
soepel was. Een andere verklaring kan
zijn dat die 10 procent een
onderschatting is. In dit onderzoek
zijn de jongeren zelf ondervraagt en
niet meerdere informanten.
Boodschap: onderzoeken verschillen in resultaten in prevalentie, deels op basis van definitie
en deels omdat het verschillende onderzoeken zijn. De tweede boodschap is dat dit
onderzoek extreem is in prevalentie. Grofweg is het bij ander onderzoek de helft. Het klopt
wel dat angststoornissen het meest voorkomen, alleen ODD lijkt overschat.
Ontwikkelingsperspectief – normale ontwikkeling
Je moet je bewust zijn van de normale ontwikkeling om te weten wat psychopathologisch is.
Vroege kindertijd: normaal = bedplassen, driftbuien, seperatie-angst
Midden kindertijd: normaal = bang in het donker, beweeglijk
Adolescentie: normaal = experimenteren, grenzen verkennen, stemmingswisselingen
Ontwikkelingsperspectief – psychopathologie
Vroege kindertijd: pervasieve ontwikkelingsstoornissen, ernstige leerproblemen,
encopresis/enuresis, slaapproblemen
Midden kindertijd: ADHD, OCC/CD, ticstoornissen, angststoornissen, somatische problemen
,Adolescentie: stemmingsstoornissen, eetstoornissen, schizofrenie, drugsverslaving, obsessief-
compulsieve stoornis, agorafobie
Ontwikkelingsstoornis – expressie van stoornis
Bijvoorbeeld: depressieve stoornis
Vroege kindertijd: ontroostbaar huilen, slaapproblemen, groeiachterstand, prikkelbaar
Midden kindertijd: prikkelbaar, verminderd plezier, aandachtsproblemen, somatische
klachten, lage zelfwaardering
Adolescentie: somberheid, sociale isolatie, negatieve cognities, lage zelfwaardering, gevoelig
voor afwijzing, suïcidale gedachten
Wanneer sprake van (ontwikkelings)psychopathologie?
- Als er klachten zijn. Die kunnen zich op verschillende manieren uiten:
o Lichamelijk functioneren
o Gedrag
o Emoties
o Cognities: gedachten
o Relaties: persoonlijk contact
- Wanneer klachten:
o Niet passen bij de leeftijd
o Niet/zeer moeilijk te corrigeren zijn
o Het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden
o Het kind zelf en/of de omgeving doen lijden
o Uiteindelijk mogelijk ontwikkeling doen stagneren
➔ Betekent niet direct dat er een stoornis is.
Stoornis is afhankelijk van de criteria in de classificatiesystemen maar of je er hinder van gaat
ondervinden is óok deels afhankelijk van de sociaal-culturele context. Bijvoorbeeld sociale
angst, zoals het moeilijk vinden om voor publiek te moeten staan. Dit is sneller hinderlijk in
een individualistische context dan een collectivistische context.
Classificatiesystemen
Makkelijker om belangrijke informatie dikgedrukt te maken. Nog efficiënter is om een
classificatiesysteem te geruiken. Bij de DSM-IV wordt het op deze manier gediagnosticeerd,
via assen.
Er zijn twee veelgebruikte classificatiesystemen:
1. International Classification of Diseases = ICD
a. WHO = World Health Organization
2. Diagnostic and Statistical Manual of the Mental disorders (DSM)
a. APA = American Psychiatric Association
- Tot stand gekomen op basis van consensus experts
- Kunnen worden ‘vertaald’ naar elkaar en gaan steeds meer op elkaar lijken
,Voordelen
- Internationale eenduidigheid over classificeren van stoornissen. Belangrijk voor
onderzoek, onderwijs, beleid en communicatie.
- Duidelijke beschrijving van de kern van problematiek
- Classificatie is richtinggevend voor behandeling.
Nadelen
- Informatie mogelijk te sterk gereduceerd. Hangt een beetje af van het doel. Er is
nadruk op de kernklachten en minder op de context.
- Categoriale indeling, soort ja/nee beslissing. Komt niet echt overeen met de
werkelijkheid.
- Suboptimale basis voor behandeling. Altijd extra onderzoek nodig om tot
behandeladvies te komen. Niet denken dat je met een classificatie er bent voor een
behandeling.
Historisch overzicht ICD
- ICD-6 (1948)
- ICD-7 (1955)
- ICD-8 (1965)
- ICD-9 (1977)
- ICD-10 (1992 – assen toegevoegd)
- ICD-11 (2018 – assen vervallen)
ICD-11
Classificatiesysteem voor alle ziektes, niet alleen psychische stoornissen. Het is een veel
breder systeem.
Historisch overzicht DSM
- DSM-I (1952)
- DSM-II (1968)
- DSM-III (1980)
- DSM-III-R (1987)
- DSM-IV (1994)
- DSM-IV-TR (2000)
- DSM-5 (2013 Engels/ 2014 Nederlands)
Tot standkomen DSM-5
- Start in 1999
- Conferenties voor onderzoeksplannen
- 162 experts in werkgroepen en ‘task forces’ sinds 2007
- 300 adviseurs – internationaal
- Gericht onderzoek rond discussiepunten sinds 2005
- Presentaties op congressen
- Inspraakrondes met patiënten vereniginegn
, - Feedback geven mogelijk via de website van DSM
DSM-IV
As I: klinische diagnose. Verschillende kenmerken van problematiek. Je geeft de acute
klinische diagnose, zoals ADHD.
As II: persoonlijkheidsstoornissen en mentale retardatie. Idee hierachter is dat je op as I de
stoornissen geeft die vergankelijk zijn (kan ook weer weg gaan), op as II geef je de
condities/kenmerken aan die wat stabieler zijn.
As III: somatische aandoening (zoals diabetes)
As IV: psychosociale en omgevingsfactoren (bijvoorbeeld V10, relatieproblemen ouders)
As V: global assessment of functioning (GAF)
DSM-5
- Alle stoornissen (geen hiërarchisch onderscheid mbv assen I-III)
- Uitgebreid specificaties en stressoren (V en Z-codes)
- Ernst: per stoornis ernst
- Niveau van functioneren:
o WHO DAS
▪ 36 items over zes domeinen (communicatie, mobiliteit, zelfzorg, sociale
omgang, activiteiten, deelname aan de gemeenschap)
▪ Score van 100% is volledig afhankelijk, score van 0% is goed
functionerend
DC: 0-5 (2016): Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders in
Infancy and Early Childhood, Zero to Five.
- As I: stoornis
- As II: relationele context (gedrag, affect, betrokkenheid)
- As III: medische en ontwikkelingsstoornis en conditie
- As IV: psychosociale stressoren
- As V: niveau van ontwikkeling
Historisch overzicht versies DC
- DC: 0-3 (1999)
- DC: 0-3R (2005)
- DC: 0-5 (2016)
Casus
Sophie (6 jaar) wordt aangemeld bij een GGZ-instelling. Sinds Sophie in groep 3 zit, durft ze
niet meer alleen te slapen. Een van hen moet ’s avonds naast haar bed zitten tot ze in slaap
valt. Als zij dit niet doen, raakt Sophie in paniek, durft ze haar ogen niet te sluiten en krijgen ze
ruzie.
Ze klaagt veel over buikpijn als ze naar school moet, vaak de avond ervoor al. op school blijft
Sophies moeder vaak tot na de bel in de klas bij Sophie omdat ze steeds moet huilen als de
moeder weg wil gaan.