Samenvatting Juridische Vaardigheden
Hoofdstuk 1 Het hanteren van wetten, regelingen en wettenbundels
1.1 Verdeling rechtsgbieden
Wet in formele zin: Wetten gemaakt door de regering en Staten-Generaal.
1.2 Structuur van wetten en regelingen
Opschrift: Hierin staat de officiële naam van een wet of regeling. Ook staat hier informatie over
de datum van ondertekening en het onderwerp. Achter het opschrift wordt vaak informatie
geplaatst over de laatste wijzigingen van de betreffende wet of regeling. Deze informatie
behoort officieel niet tot het opschrift.
Citeertitel: Hierin staat de officiële naam van een wet of regeling.
Aanhef: De aanhef volgt na het opschrift en gaat vooraf aan de inhoud van de wet of regeling.
Hieruit kun je het wetgevingsproces van de betreffende wet of regeling afleiden.
Considerans: Het doel of de reden van het opstellen van de wet of regeling. Deze staat in de
aanhef.
Corpus/lichaam van een wet of regeling: De kern van een wet of regeling die wordt gevormd
door de wetsartikelen.
Wetten zijn opgedeeld in:
1. Boeken
2. Titels en hoofdstukken
3. Afdelingen en paragrafen
4. Wetsartikelen
5. Verwijzingsartikelen. Achter de wetsartikelen staan dikwijls tussen haakjes andere
wetsartikelen genoemd.
6. Gelaagde structuur. Wetten en regelingen zijn opgebouwd in lagen die van algemeen naar
bijzonder gaan. De bijzondere regeling (lex specialis) gaat voor de algemene regeling (lex
generalis).
7. Schakelbepalingen (= wetsartikel dat andere wetsartikelen buiten bijvoorbeeld een boek,
titel, hoofdstuk, afdeling of paragraaf van toepassing verklaart).
Wetsartikelen citeren:
In het BW
1. Boek 1, titel 4 van het BW noteer je als: titel 1.4 BW
2. Boek 10, titel 3, afdeling 1 van het BW noteer je als: afdeling 10.3.1 BW
3. Boek 4, titel 3, afdeling 1, artikel 13, lid 3, sub a van het BW noteer je als: artikel 4: 13, lid
3, sub a BW
, In het Awb
1. Hoofdstuk 4, titel 4.1, Awb noteer je als: titel 4.1 Awb
2. Hoofdstuk 5, titel 5.4, afdeling 5.4.2 noteer je als: afdeling 5.4.2 Awb
3. Hoofstuk 8, artikel 69, lid 1, Awb noteer je als: artikel 69, lid 1 Awb
In het Sr
1. Tweede Boek, titel II Sr noteer je als: titel II, Tweede Boek Sr
2. Eerste Boek, titel IIA, Tweede afdeling Sr noteer je als: Tweede afdeling, titel IIA, Eerste
Boek Sr
3. Derde Boek, titel XIV, artikel 240 Sr noteer je als: artikel 240 Sr
1.3 Zoekmethoden
In de alfabetische inhoudsopgave voorin je wettenbundel, staan alle wetten en regelingen die door
de uitgever zijn geselecteerd in alfabetische volgorde. In het trefwoordenregister/alfabetisch register
achterin je wettenbundel, staan veelvoorkomende trefwoorden die het makkelijker maken om niet
alleen een wet of regeling, maar ook een wetsartikel te vinden.
Registermethode: Met behulp van het register ga je op zoek naar het juiste artikel.
Systematische methode: Aan de hand van de structuur of de opbouw van een wet of regeling
ga je op zoek naar het juiste artikel.
Hoofdstuk 2 Het ontleden van wetsartikelen
2.1 Structuur van wetsartikelen
Lid: Een stuk tekst in een wetsartikel dat zelfstandig gelezen kan worden. Deze wordt
aangegeven met een cijfer.
Sub: Een stuk tekst in een wetsartikel dat niet zelfstandig leesbaar is. Het vormt een onderdeel
van een opsomming en heeft een ander stuk tekst nodig om begrepen te worden. Subs worden
aangeduid met letters.
Vb. Artikel 37d Sr
o (lid) Ter beschikking gestelden kunnen worden verpleegd in door de Minister van Justitie
aangewezen:
a. (sub) particuliere inrichtingen, in beheer bij een in Nederland gevestigde rechtspersoon;
b. (sub) rijksinrichtingen
o (lid) De verpleging geschiedt bij voorkeur in een particuliere inrichting.
Subleden: Soms zelfstandig en soms niet zelfstandig te lezen stukken tekst. Ze worden
aangeduid met een cijfer gevolgd door een bolletje.